SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
5 octobre 2011 5 oktober 2011
________________
Question écrite n° 5-3340 Schriftelijke vraag nr. 5-3340

de Lieve Maes (N-VA)

van Lieve Maes (N-VA)

au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale

aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie
________________
Centres publics d'action sociale - Droit à l'intégration sociale - Instruments - Jeunes - Ventilation par sexe - Évolution Openbare centra voor maatschappelijk welzijn - Recht op maatschappelijke integratie - Instrumenten - Jongeren - Genderverdeling - Evolutie 
________________
intégration sociale
CPAS
revenu minimal d'existence
statistique officielle
répartition géographique
répartition par sexe
sociale integratie
OCMW
minimumbestaansinkomen
officiële statistiek
geografische spreiding
verdeling naar geslacht
________ ________
5/10/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten
5/10/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten
________ ________
Réintroduite comme : question écrite 5-4232 Réintroduite comme : question écrite 5-4232
________ ________
Question n° 5-3340 du 5 octobre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-3340 d.d. 5 oktober 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le droit au minimum de moyens d'existence a été remplacé le 1er octobre 2002 par le « droit à l'intégration sociale » (DIS). Le centre public d'action sociale (CPAS) de chaque commune est chargé de garantir le droit à l'intégration sociale aux personnes dont les moyens d'existence sont insuffisants et qui répondent aux conditions légales. Trois instruments sont prévus à cet effet : un emploi, un revenu d’intégration et/ou un projet individualisé d’intégration sociale.

Les régimes diffèrent selon que la personne a moins ou plus de 25 ans. Un individu âgé de moins de 25 ans ne peut obtenir de revenu d'intégration que dans trois cas particuliers (durant la période séparant la demande de l'entrée en service, lorsque le jeune suit un projet individualisé d’intégration sociale ou quand des raisons de santé ou d’équité l'empêchent de travailler).

Comme j'entends des récits inquiétants de plusieurs mandataires de CPAS, je souhaiterais recevoir du secrétaire d'État les informations suivantes :

1) le nombre, par région, de dossiers de DIS ouverts ces cinq dernières années ;

2) Les mêmes chiffres par commune, pour autant qu'ils soient disponibles ;

3) Le nombre de dossiers combinant plusieurs instruments ;)

4) Le nombre de dossiers concernant des personnes de moins de 25 ans ;

5) Le nombre de personnes de moins de 25 ans qui bénéficient malgré tout du revenu d'intégration (et relèvent des trois cas particuliers) ;

6) La ventilation de ces chiffres selon le genre.

 

Vanaf 1 oktober 2002 is het recht op het bestaansminimum vervangen door het "recht op maatschappelijke integratie" (RMI). Het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) van elke gemeente heeft de opdracht het recht op maatschappelijke integratie te waarborgen aan de personen die over onvoldoende bestaansmiddelen beschikken en die de voorwaarden van de wet vervullen. Drie instrumenten bestaan hiervoor : tewerkstelling, leefloon en een geïndividualiseerd project - al dan niet gecombineerd.

Er bestaan verschillende manieren van aanpak voor personen jonger en ouder dan 25 jaar. Normaal gezien komt een persoon jonger dan 25 jaar niet in aanmerking voor een leefloon, tenzij in 3 bijzondere gevallen (tijdens de periode van de aanvraag tot indiensttreding, wanneer de jongere geniet van een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie of wanneer de jongere om gezonds- of billijkheidsredenen niet kan worden tewerkgesteld).

Daar ik van een aantal OCMW mandatarissen verontrustende berichten hoor, had ik graag het volgende van de staatssecretaris vernomen :

1) Het aantal RMI dossiers per gewest dat werd opgestart gedurende de laatste 5 jaar?

2) Indien deze cijfers beschikbaar zijn per gemeente, ook graag per gemeente?

3) Hoeveel van die dossiers combineren instrumenten?

4) Hoeveel van die dossiers gaan over personen jonger dan 25 jaar?

5) Hoeveel personen jonger dan 25 jaar krijgen toch een leefloon (en vallen in de 3 voorziene bijzondere situaties)?

6) Wat is de genderverdeling van deze cijfers?