SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
16 septembre 2011 16 september 2011
________________
Question écrite n° 5-3086 Schriftelijke vraag nr. 5-3086

de Guido De Padt (Open Vld)

van Guido De Padt (Open Vld)

au secrétaire d'État aux Affaires sociales, chargé des Personnes handicapées, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'intégration sociale

aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, belast met Personen met een handicap, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie
________________
Parents de personnes handicapées - Carte de stationnement - Divorce Ouders van gehandicapten - Parkeerkaart - Echtscheiding 
________________
facilités pour handicapés
aire de stationnement
minorité civile
divorce
faciliteiten voor gehandicapten
parkeerterrein
minderjarigheid
echtscheiding
________ ________
16/9/2011Verzending vraag
3/11/2011Antwoord
16/9/2011Verzending vraag
3/11/2011Antwoord
________ ________
Question n° 5-3086 du 16 septembre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-3086 d.d. 16 september 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le fils handicapé d'un couple divorcé a droit à une carte de stationnement pour personnes handicapées. Il passe une semaine en alternance chez chacun des parents (coparentalité). L'un des deux continue toutefois à refuser de transmettre à l'autre, lors du changement de domicile, les cartes personnelles de leur fils, dont la carte de stationnement.

Un jugement du juge de paix stipule pourtant que lors du changement de domicile, les parents doivent chaque fois s'échanger toutes les cartes personnelles de l'enfant. Ce n'est cependant jamais le cas en pratique. Par conséquent, lorsqu'il séjourne chez l'un de ses parents, ce fils ne peut jamais utiliser la carte de stationnement.

Une carte de stationnement est une carte personnelle qui doit toujours être détenue par l'enfant lui-même et non par l'un des deux parents, surtout pour qu'elle ne puisse pas être dupliquée.

J'aimerais obtenir une réponse aux questions suivantes :

1) Le secrétaire d'État dispose-t-il de chiffres concernant le nombre de mineurs détenteurs d'une carte de stationnement pour personnes handicapées ? Parmi ceux-ci, combien ont-ils des parents divorcés ?

2) Le secrétaire d'État reconnaît-il qu'une carte de stationnement est personnelle et doit toujours être en possession de l'enfant ? Le secrétaire d'État peut-il confirmer que des parents divorcés ne peuvent faire dupliquer la carte ? Par conséquent, comment un parent divorcé peut-il bénéficier du droit de l'enfant sans être en possession de la carte de stationnement ? Le secrétaire d'État juge-t-il d'éventuelles mesures nécessaires à cet égard ? Dans l'affirmative, lesquelles ?

 

Een gescheiden koppel heeft uit hun vorig huwelijk een gehandicapte zoon. Die heeft recht op een parkeerkaart voor personen met een handicap. Hij verblijft wel beurtelings een week bij één van zijn ouders (co-ouderschap). Eén van beide blijft echter weigeren om de persoonlijke kaarten van hun zoon door te geven bij een verblijfswissel, waaronder de parkeerkaart.

In een vonnis van de jeugdrechter staat dat nochtans dat de ouders steeds alle persoonlijke kaarten van het kind bij een verblijfswissel dienen door te geven aan de andere ouder. In de praktijk gebeurt dit echter nooit. Het gevolg is dat de zoon tijdens zijn verblijf bij één van zijn ouders nooit gebruik kan maken van de parkeerkaart.

Een parkeerkaart is een persoonsgebonden kaart die steeds in het bezit zou moeten zijn van het kind zelf, niet van één van beide ouders. Zeker omdat een duplicaat van de parkeerkaart laten maken niet mogelijk zou zijn.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Beschikt de staatssecretaris over cijfers betreffende het aantal minderjarigen dat in het bezit is van een parkeerkaart voor gehandicapten? Hoeveel van hen zijn kinderen van gescheiden ouders?

2) Erkent de staatssecretaris dat een parkeerkaart persoonsgebonden is en steeds in het bezit zou moeten zijn van het kind? Kan de staatssecretaris bevestigen dat een duplicaat maken van de kaart niet mogelijk is voor gescheiden ouders? Op welke wijze kan een gescheiden ouder dan gebruik maken van het recht van het kind zonder in het bezit te zijn van de parkeerkaart? Acht de staatssecretaris hier eventueel maatregelen noodzakelijk? Zo ja, dewelke?

 
Réponse reçue le 3 novembre 2011 : Antwoord ontvangen op 3 november 2011 :

J’ai l’honneur de communiquer à l’honorable membre que le nombre d’enfants de moins de 18 ans titulaires d’une carte de stationnement était, au 1er septembre 2011, de 6 605.

La Direction générale Personnes handicapées ne dispose pas des chiffres quant aux nombre d’enfants dont les parents sont séparés.

Je confirme ce que l’honorable membre avance comme information, à savoir que la carte de stationnement est effectivement personnelle, et que la carte de stationnement doit « suivre » l’enfant. Par conséquent, c’est le parent chez qui réside l’enfant qui doit être en possession de la carte.

Les moyens dont dispose le parent pour faire respecter ses droits en la matière sont ceux du droit commun, à savoir le recours à la justice de paix.

Je suis toutefois bien conscient du caractère fastidieux d’entamer une procédure en justice pour régler ce problème. C’est la raison pour laquelle je suggère également au parent concerné d’introduire une demande de duplicata motivée auprès de l’administration. En effet, quoique la règle ne prévoie pas l’octroi de plusieurs cartes à un même titulaire, il me semble raisonnable de pouvoir y déroger dans des situations exceptionnelles.

Ik heb de eer het geachte lid mede te delen dat het aantal minderjarigen in het bezit van een parkeerkaart op 1 september 2011 6 605 bedroeg.

De Directie-generaal Personen met een handicap beschikt niet over de cijfers wat betreft het aantal kinderen van gescheiden ouders.

Ik bevestig wat het geachte lid als informatie aanvoert, namelijk dat de parkeerkaart inderdaad persoonsgebonden is en dat de parkeerkaart het kind moet “volgen”. Bijgevolg moet de ouder bij wie het kind verblijft in het bezit zijn van de kaart.

De middelen waarover de ouder beschikt om zijn rechten ter zake te laten gelden zijn die van het gemeen recht, namelijk een beroep doen op het vredegerecht.

Ik ben me evenwel wel degelijk bewust van het feit dat een procedure voor de rechtbank om dit probleem op te lossen lang kan aanslepen. Daarom stel ik de betrokken ouder ook voor een gemotiveerde aanvraag voor een duplicaat bij de administratie in te dienen. Hoewel het niet reglementair is voorzien meerdere kaarten aan eenzelfde titularis toe te kennen, lijkt het mij immers redelijk daarvan in uitzonderlijke situaties te kunnen afwijken.