SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
16 septembre 2011 16 september 2011
________________
Question écrite n° 5-3080 Schriftelijke vraag nr. 5-3080

de Martine Taelman (Open Vld)

van Martine Taelman (Open Vld)

à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques

aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven
________________
Liaisons ferroviaires interrégionales - Concertation - Études - Objectifs Interregionale spoorverbindingen - Overleg - Studies - Doelstellingen 
________________
transport combiné
Société nationale des chemins de fer belges
transport public
transport de voyageurs
gecombineerd vervoer
Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen
openbaar vervoer
reizigersvervoer
________ ________
16/9/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten
16/9/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten
________ ________
Réintroduite comme : question écrite 5-4952 Réintroduite comme : question écrite 5-4952
________ ________
Question n° 5-3080 du 16 septembre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-3080 d.d. 16 september 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Dans la « Mobiliteitsvisie 2020 » de De Lijn, on tente d'arriver à une vision d'avenir univoque pour le transport public en Flandre. De Lijn a développé dans cette vision - qui date de 2009 - non seulement des idées sur le transport par bus et par tram, mais aussi sur le transport ferroviaire interrégional et les services de train suburbains. C'est pourquoi il semble évident que, depuis lors, De Lijn a établi différents contacts avec Infrabel et la SNCB pour discuter de l'opportunité et de la faisabilité de cette vision.

L'optimisation que propose De Lijn pour l'infrastructure ferroviaire interrégionale concerne les liaisons Neerpelt-Weert, Roulers-Gand et Turnhout-Louvain. La liaison Neerpelt-Weert est une portion du tracé du Rhin d'acier et est donc actuellement déjà accessible (de manière limitée). La liaison Roulers-Gand n'existe pas actuellement et devrait donc être réalisée par le biais d'une nouvelle ligne à créer. La ligne Turnhout-Louvain pourrait dès lors être réalisée sur le tracé de l'ancienne ligne ferroviaire 29.

C'est pourquoi je souhaiterais recevoir de la ministre une réponse aux questions suivantes :

1) Une concertation a-t-elle déjà eu lieu entre De Lijn, Infrabel et la SNCB au sujet de l'optimisation de ces trois liaisons ferroviaires interrégionales ?

2) Des études ont-elles déjà été réalisées sur l'optimisation de ces trois liaisons ferroviaires interrégionales ? Dans l'affirmative, quel serait le coût de ces liaisons ?

3) La ministre estime-t-elle que les objectifs et mesures, comme ceux formulés par De Lijn dans sa « Mobiliteitsvisie 2020 », peuvent servir de base au nouveau plan d'exploitation que prévoit la SNCB pour 2013 et au plan pluriannuel d'Infrabel ?

 

In de " Mobiliteitsvisie 2020 " van De Lijn wordt een poging gedaan om tot een eenduidig toekomstbeeld voor het openbaar vervoer in Vlaanderen te komen. De Lijn ontwikkelde in deze visie - die uit 2009 dateert - niet enkel ideeën over het bus- en tramvervoer, maar ook over het interregionale treinverkeer en voorstedelijke treindiensten. Het lijkt dan ook evident dat er vanuit De Lijn sedertdien verscheidene contacten zijn gelegd met de Infrabel en de NMBS om de wenselijkheid en de haalbaarheid van deze visie te bespreken.

De optimaliseringen die De Lijn voorstelt voor de interregionale spoorinfrastructuur hebben betrekking op de verbindingen Neerpelt-Weert, Roeselare-Gent en Turnhout-Leuven. De verbinding Neerpelt-Weert is een onderdeel van het traject van de Ijzeren Rijn en is dus momenteel reeds (beperkt) toegankelijk. De verbinding Roeselare-Gent is momenteel niet aanwezig en zou dus via een nieuw aan te leggen traject moeten gerealiseerd worden. Het traject Turnhout-Leuven zou dan weer gerealiseerd kunnen worden op de bedding van de voormalige spoorlijn 29.

Graag kreeg ik dan ook van de geachte minister een antwoord op de volgende vragen:

1) Is er reeds overleg geweest tussen De Lijn, Infrabel en de NMBS over de optimalisering van deze drie interregionale spoorverbindingen?

2) Zijn er reeds studies gemaakt over de optimalisering van deze drie interregionale spoorverbindingen? Zo ja, wat zou de kostprijs van deze verbindingen zijn?

3) Is de minister van oordeel dat de doelstellingen en maatregelen zoals deze door De Lijn werden geformuleerd in haar " Mobiliteitsvisie 2020 " als basis kunnen dienen voor het nieuwe exploitatieplan dat de NMBS voorziet tegen 2013 en de meerjarenplanning van Infrabel?