SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
23 juin 2011 23 juni 2011
________________
Question écrite n° 5-2624 Schriftelijke vraag nr. 5-2624

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Quartiers bruxellois à problèmes - Développements socio-économiques - Conséquence sur la sécurité et la justice - Réponse incomplète à la question écrite n° 5-672 Brusselse probleemwijken - Sociaal-economische ontwikkelingen - Gevolgen op veiligheid en justitie - Onvolledig antwoord op de schriftelijke vraag nr. 5-672 
________________
Région de Bruxelles-Capitale
zone urbaine défavorisée
métropole
condition socio-économique
lutte contre la délinquance
lutte contre le crime
politique sociale
problème social
Hoofdstedelijk Gewest Brussels
achterstandsbuurt
metropool
sociaal-economische omstandigheden
strijd tegen de misdadigheid
misdaadbestrijding
sociaal beleid
sociaal probleem
________ ________
23/6/2011Verzending vraag
21/11/2011Antwoord
23/6/2011Verzending vraag
21/11/2011Antwoord
________ ________
Question n° 5-2624 du 23 juin 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-2624 d.d. 23 juni 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le ministre a répondu à ma question écrite n°5-672 qui portait sur les développements socio-économiques des quartiers à problèmes bruxellois et sur leurs conséquences sur la sécurité et la justice.

Cette réponse laissait une grande partie des questions sans réponse. Cela m'oblige à poser des questions complémentaires, dans l'espoir que cette fois celles-ci obtiendront une réponse satisfaisante.

J'aimerais recevoir une réponse aux questions suivantes :

1) Dans ma première question, je n'ai reçu aucune réponse au passage suivant  : « Quels sont à ce sujet les développements les plus récents et les plus significatifs? Comment sont-ils interprétés du point de vue de la sécurité et de la justice? »

2) Dans ma deuxième question, ce passage-ci n'a pas obtenu de réponses : « Qui coordonne et assure le suivi des développements socioéconomiques et la politique menée dans ce domaine? Quelles structures, réseaux formels et plans coordonnés ont-ils été ou sont-ils développés à ce sujet? Lesquels existent-ils déjà? »

3) Je n'ai obtenu aucune réponse à ma troisième question.

4) Je n'ai obtenu aucune réponse à ma quatrième question.

5) Pourquoi a-t-il été aussi mal répondu à mes questions qui très normalement portaient sur la vision, la méthode, l'approche, les conséquences et l'évaluation d'une politique de sécurité et de justice dans les quartiers bruxellois à problèmes.

 

In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 5-672 beantwoordde de geachte minister mijn vraag over de sociaaleconomische ontwikkelingen in de Brusselse probleemwijken en hun gevolgen op veiligheid en justitie.

Deze antwoorden laten een groot deel van de gestelde vragen onbeantwoord. Dit noodzaakt me om hierover bijkomende vragen te stellen, in de hoop dat deze nu wel voldoeninggevend worden beantwoord.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Uit mijn eerste vraag, kreeg ik geen antwoord op deze passage: " Welke zijn hierbij de meest recente en significante ontwikkelingen en hoe worden deze geduid op het vlak van veiligheid en justitie? ".

2) Uit mijn tweede vraag, kreeg ik geen antwoord op deze passage: " Wie coördineert en regisseert de opvolging van de sociaaleconomische ontwikkelingen en de beleidsvoering ter zake? Welke structuren, formele netwerken en gecoördineerde plannen werden / worden in dit verband ontwikkeld en bestaan er reeds? ".

3) Ik kreeg geen antwoord op mijn volledige derde vraag.

4) Ik kreeg geen antwoord op mijn volledige vierde vraag.

5) Waarom werden mijn vragen die heel gewoon peilden naar de visie, methode, aanpak, opvolging en evaluatie van een beleid van veiligheid en justitie in de Brusselse probleemwijken zo onvolledig beantwoord?

 
Réponse reçue le 21 novembre 2011 : Antwoord ontvangen op 21 november 2011 :

1. Comme déjà indiqué dans ma précédente réponse, la concordance entre le volet préventif et le volet répressif dans une entité telle que Bruxelles s’établit dans le cadre du plan zonal de sécurité. Ce plan zonal de sécurité (PZS), rédigé tous les quatre ans et tenant compte du plan national de sécurité et d’autres directives relatives à la lutte contre l’insécurité, détermine les priorités sur lesquelles on travaillera dans la zone de police concernée (il y en a actuellement six pour Bruxelles).

Au sein du conseil zonal de sécurité, le(s) bourgmestre(s) (responsable(s) du volet socioéconomique et préventif), le procureur du Roi (responsable du volet répressif), le chef de corps local et directeur coordinateur administratif (en tant qu’exécutants de la politique policière) fixent les priorités et recherchent une coordination dans chacune des priorités.

Le procureur du Roi m’a indiqué que ses fonctions l’amènent régulièrement à participer à des séminaires stratégiques ou des groupes de travail pour préparer le plan zonal de sécurité. Ces rencontres permettent une approche intégrée des phénomènes criminelles et ce en relation avec les développements socioéconomiques de la capitale.

Ainsi, des priorités sont fixées et l’effort de prévention du bourgmestre et l’activité de recherche de la police trouvent leur prolongement au niveau judiciaire. L’objectif est donc que chacune des priorités soit développée dans un plan d’action opérationnel dans le cadre duquel coopèrent les différents partenaires, éventuellement à travers différents domaines stratégiques.

De plus, le conseil zonal de sécurité suit attentivement le plan zonal de sécurité et le contexte dans lequel il opère. Si nécessaire, il apporte des modifications dans la fixation des priorités. Le plan zonal de sécurité n’est donc pas une donnée statique mais a un caractère dynamique. En d’autres termes, c’est aux autorités locales de prendre des initiatives, se faire une idée de la situation et des problèmes locaux, et ensuite développer une stratégie et l’exécuter.

2. Le suivi des développements socioéconomiques relève de la compétence des ministres fédéraux de l’Intérieur, des Affaires sociales et de la Santé publique, du Travail et de l’Égalité des chances, et les ministres compétents de Bruxelles-Capitale et les ministres compétents pour les matières communautaires.

3. Cette question relève également de la compétence des ministres fédéraux de l’Intérieur, des Affaires sociales et de la Santé publique, du Travail et de l’Égalité des chances, et les ministres compétents de Bruxelles-Capitale et les ministres compétents pour les matières communautaires.

4. Une politique de sécurité intégrale et intégrée vise une action coordonnée, non seulement au sein des développements socioéconomiques, mais également dans sa relation vis-à-vis de l’insécurité. J’ai encore participé début avril à une conférence avec plusieurs bourgmestres relative à la problématique de l’insécurité. À cette occasion, il a été clairement répété que la lutte contre l’insécurité se situe à différents échelons et que c’est par la coordination entre ces échelons que la cohérence au niveau stratégique doit être visée. En tant que ministre de la Justice, j’ai une responsabilité en donnant des impulsions pour continuer à façonner la politique de sécurité intégrale et intégrée.

5. Comme vous le remarquez, la politique de sécurité ne s’étend pas uniquement à la police et à la justice, d’autres domaines et niveaux stratégiques ont également une responsabilité en la matière.

Compte tenu de mes compétences, j’ai tenté de vous donner une réponse la plus complète possible.

1. Zoals in mijn vorig antwoord reeds geduid, gebeurt de afstemming tussen het preventieve en het repressieve luik in een lokale entiteit zoals Brussel binnen het kader van het zonaal veiligheidsplan. Dit zonaal veiligheidsplan (ZVP), dat eens om de vier jaar wordt opgesteld en rekening houdt met het nationaal veiligheidsplan en andere richtlijnen over de aanpak van onveiligheid, duidt de prioriteiten aan waarrond in de desbetreffende politiezone (voor Brussel zijn dit er momenteel zes) zal worden gewerkt.

Binnen de zonale veiligheidsraad worden door de burgemeester(s) (verantwoordelijk voor het lokale sociaal-economische en preventieve luik), de procureur des Konings, (verantwoordelijk voor het repressieve luik), en de lokale korpschef en de bestuurlijke directeur-coördinator (als uitvoerders van het politiebeleid) de prioriteiten vastgelegd en wordt coördinatie gezocht binnen elk van deze prioriteiten.

De procureur des Konings heeft me te kennen gegeven dat zijn ambt regelmatig wordt betrokken bij strategische seminaries of werkgroepen ter voorbereiding van het zonaal veiligheidsplan. Deze ontmoetingen laten een geïntegreerde benadering van criminaliteitsfenomenen toe en dit in relatie met sociaal-economische ontwikkelingen van de hoofdstad.

Op die manier worden prioriteiten vastgelegd en krijgt de preventieve inspanning van de burgemeester en de opsporingsactiviteit van de politie een verlengstuk op het vlak van justitie. Het is dan de bedoeling dat elk van de prioriteiten verder wordt uitgewerkt in een jaarlijks operationeel actieplan waarin de verschillende betrokken partners, eventueel over de beleidsdomeinen heen, samenwerken.

Verder volgt de zonale veiligheidsraad het zonaal veiligheidsplan en de context waarbinnen deze opereert nauwgezet op, en brengt indien nodig wijzigingen aan in de prioriteitenstelling. Het zonaal veiligheidsplan is dus geen statisch gegeven, maar vertoont een dynamisch karakter. Het komt m.a.w. aan de lokaal verantwoordelijken toe om het initiatief te nemen, zich een beeld te vormen van de lokale situatie en problemen, en vervolgens een beleid uit te werken en uit te voeren.

2. De opvolging van de sociaal-economische ontwikkelingen behoort tot de bevoegdheid van de federale ministers van Binnenlandse Zaken, Sociale Zaken en Volksgezondheid, Werk en Gelijke Kansen, en de bevoegde ministers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de ministers bevoegd voor Gemeenschapsmateries.

3. Ook deze vraag behoort tot de bevoegdheid van de federale ministers van Binnenlandse Zaken, Sociale Zaken en Volksgezondheid, Werk en Gelijke Kansen, en de bevoegde ministers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de ministers bevoegd voor Gemeenschapsmateries.

4. Door middel van een integraal en geïntegreerd veiligheidsbeleid wordt gestreefd naar een gecoördineerd optreden, niet alleen binnen de sociaal-economische ontwikkelingen zelf, maar ook in haar relatie tot onveiligheid. Begin april had ik nog een Conferentie met een aantal burgemeesters over de onveiligheidsproblematiek. Hierbij werd nogmaals duidelijk dat de aanpak van onveiligheid zich op verschillende echelons situeert en dat er door middel van afstemming en coördinatie tussen deze echelons coherentie in het beleid moet worden nagestreefd. Als minister van Justitie draag ik hierin verantwoordelijkheid via het geven van impulsen om het integraal en geïntegreerd veiligheidsbeleid verder vorm te geven.

5. Zoals u merkt strekt het veiligheidsbeleid zich niet enkel uit tot politie en justitie maar dragen ook andere beleidsdomeinen en -niveaus een verantwoordelijkheid.

Vanuit mijn bevoegdheden heb ik u een zo volledig mogelijk antwoord trachten mee te geven.