SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
18 mars 2011 18 maart 2011
________________
Question écrite n° 5-1786 Schriftelijke vraag nr. 5-1786

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Outrage à un représentant de l'autorité ès-qualités - Liberté d'expression - Répression Beledigen van een gezagsdrager in zijn functie - Vrije meningsuiting - Bestraffing 
________________
liberté d'expression
Cour européenne des droits de l'homme
diffamation
vrijheid van meningsuiting
Europees Hof voor de rechten van de mens
eerroof
________ ________
18/3/2011Verzending vraag
9/6/2011Antwoord
18/3/2011Verzending vraag
9/6/2011Antwoord
________ ________
Question n° 5-1786 du 18 mars 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-1786 d.d. 18 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En 2003, un homme politique pro-Basque a qualifié son roi, Juan-Carlos de « chef des tortionnaires policiers et militaires ». Pour cette déclaration, l'État espagnol l'a traduit en justice devant le Tribunal suprême, qui l'a condamné à un an de prison.

La Cour européenne des droits de l'homme a récemment traité cette affaire. L'arrêt est accablant pour l'État espagnol, car il affirme que la condamnation par l'Espagne a violé la liberté d'expression. Selon la Cour européenne, les propos de l'homme politique ne visaient pas le roi en tant que personne privée, mais en sa qualité de chef de l'État.

Je souhaiterais une réponse à la question suivante :

Le ministre partage-t-il l'analyse de la Cour européenne des droits de l'homme, selon laquelle un outrage à la fonction d'un représentant de l'autorité, et donc pas à sa personne, est compatible avec la liberté d'expression et ne peut par conséquent être sanctionné ?

 

In 2003 betitelde een pro-Baskische politicus zijn koning, Juan-Carlos, als "de baas van de folteraars van de politie en het leger". Voor deze uitlating bracht de Spaanse Staat hem voor de rechtbank, het Hooggerechtshof, die de politicus veroordeelde tot een jaar gevangenisstraf.

Recent behandelde Europees Hof voor de rechten van de mens deze zaak. De uitspraak is vernietigend voor de Spaanse Staat, want stelt dat de Spaanse veroordeling de vrijheid van meningsuiting schond. Volgens het Europese Hof richtte de uitspraak van deze politicus zich niet tegen de koning als privé-persoon, wel tegen zijn functie als Staatshoofd.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vraag:

Deelt de geachte minister de analyse van het Europese Hof voor de rechten van de mens, dat een belediging van een gezagsdrager als "functie" en dus niet als privé-persoon, past binnen de vrijheid van meningsuiting en dus niet kan worden bestraft?

 
Réponse reçue le 9 juin 2011 : Antwoord ontvangen op 9 juni 2011 :

Ce n'est pas la première fois que la Cour européenne des droits de l'homme se penche sur l'exercice de la liberté d'expression à l'égard de représentants de l'autorité. Dans ce contexte, la Cour européenne suit d'ailleurs toujours le même canevas tout en appliquant quelques principes de base. Elle donne une interprétation large de la liberté d'expression exercée dans le cadre d'un débat public et qui vise un sujet d'intérêt général. C'est totalement justifié étant donné que la vigueur des institutions démocratiques peut précisément se mesurer notamment par rapport à la mesure dans laquelle les citoyens peuvent débattre librement avec les titulaires de fonctions publiques.

Selon la Cour européenne, un débat public peut s'accompagner d'exagérations, d'injures et même de provocations - envers des représentants de l'autorité également - mais cela ne veut pas dire que ces formes d'expression ne connaissent aucune limite. Il est clair que l'incitation à la haine ou à la violence ne peut être protégée en la plaçant sous le dénominateur 'liberté d'expression'. Il ne peut être abusé du débat public pour la propagation de hate speech. La loi du 10 mai 2007 modifiant la loi du 30 juillet 1981 tendant à réprimer, certains actes inspirés par le racisme ou la xénophobie par exemple, reflète ces limites, à l'égard de représentants de l'autorité également. Plus encore, elle réprime sur le plan pénal le dépassement des limites posées à cette liberté d'expression. Je tiens à attirer votre attention sur le fait que ces limites s'appliquent en outre également aux représentants de l'autorité eux-mêmes dans le cadre de l'exercice de leur liberté d'expression, comme l'a récemment précisé l'arrêt FERET contre la Belgique de la Cour européenne.

En résumé, la liberté d'expression à l'égard de représentants de l'autorité ne constitue pas un droit absolu. L'arrêt de la Cour européenne auquel vous renvoyez ne le dispose d'ailleurs pas.

Het is niet de eerste maal dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zich buigt over de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting ten opzichte van gezagsdragers. Het Europees Hof hanteert daarbij overigens steeds eenzelfde stramien en enkele basisprincipes. Het kent een ruime interpretatie toe aan de vrijheid van meningsuiting die wordt uitgeoefend in het kader van een publiek debat en een onderwerp van algemeen belang viseert. Dit is geheel terecht aangezien de sterkte van democratische instellingen net gemeten kan worden onder andere aan de mate waarin burgers vrij in debat kunnen treden met de houders van publieke functies.

Een publiek debat kan, volgens het Europees Hof, gepaard gaan met het uiten van overdrijvingen, beledigingen en zelfs provocaties – ook jegens gezagsdragers - maar dat wil niet zeggen dat er geen grenzen bestaan aan deze vormen van meningsuiting. Het is duidelijk dat het aanzetten tot haat of geweld niet kan worden beschermd onder de noemer “vrijheid van meningsuiting”. Het publieke debat mag niet worden misbruikt voor het propageren van hate speech. De wet van 10 mei 2007 tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden bijvoorbeeld weerspiegelt deze grenzen, ook ten opzichte van gezagsdragers. Meer nog, het beteugelt strafrechtelijk het overschrijden van de grenzen aan die vrijheid van meningsuiting. Ik sta erop te wijzen dat dit bovendien ook geldt voor de gezagsdragers zelf in de uitoefening van hun vrijheid van meningsuiting, zoals het arrest FERET tegen België van het Europees Hof nog niet zo lang geleden heeft duidelijk gemaakt.

Kortom, de vrijheid van meningsuiting ten aanzien van gezagsdragers geldt niet als een absoluut recht. Het arrest van het Europees Hof waar u naar verwijst heeft dit trouwens ook niet gesteld.