SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
15 mars 2011 15 maart 2011
________________
Question écrite n° 5-1734 Schriftelijke vraag nr. 5-1734

de Guido De Padt (Open Vld)

van Guido De Padt (Open Vld)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Banque de données nationale générale - Mise à jour régulière des données - Situation Algemene Nationale Gegevensbank - Regelmatig aanvullen van de gegevens - Stand van zaken 
________________
base de données
données personnelles
police locale
Banque de données nationale générale (Police)
collecte de données
police
biométrie
gegevensbank
persoonlijke gegevens
gemeentepolitie
Algemene Nationale Gegevensbank (Politie)
verzamelen van gegevens
politie
biometrie
________ ________
15/3/2011Verzending vraag
20/6/2011Antwoord
15/3/2011Verzending vraag
20/6/2011Antwoord
________ ________
Question n° 5-1734 du 15 mars 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-1734 d.d. 15 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Lorsqu'un agent de police effectue un contrôle dans la rue, il doit savoir si la personne concernée doit être arrêtée ou entendue. Lorsqu'il contrôle une personne à l'entrée d'un stade de football, il doit savoir si une interdiction a ou non été lancée contre ladite personne. C'est pourquoi il doit disposer de l'information nécessaire au bon moment et au bon endroit. Il ne s'agit naturellement que de deux exemples parmi tant d'autres mais c'est sur cette base que l'on a élaboré le concept de la Banque de données nationale générale (BNG).

Dans le rapport annuel 2007-2008 du Comité P, on peut lire ce qui suit à propos de la BNG : « La police fédérale (DGS) a annoncé en 2006 qu'elle allait procéder à des contrôles sur les données se trouvant dans la BNG. Cela semble avoir pris cours en 2007. Dans ce cadre, on a travaillé sur les objets (par exemple cartes d'identité et GSM signalés) et les personnes (par exemple les mineurs, les personnes évadées et les personnes impliquées dans de la violence intrafamiliale) de la BNG. 57.389 enregistrements ont ainsi été vérifiés et, le cas échéant, adaptés. Il s'agit d'une première étape qui se concentre principalement sur la technicité des champs ou de l'envoi électronique des informations. Il faudrait également travailler dans une étape suivante au contrôle concret entre ce qu'il se passe sur le terrain et la manière dont ces choses sont saisies dans les diverses banques de données sur le plan qualitatif. Nous sommes soutenus dans ce constat par une étude menée par l'organe de contrôle qui surveille la BNG (COC). Ils ont contrôlé, sur la base de listes de personnes arrêtées (cf. registre des personnes arrêtées), pour qui la « triple identification » judiciaire (photos, empreintes digitales et description individuelle) avait été effectuée correctement. Lors d'un contrôle des données transmises à la BNG en la matière pour 12.383 personnes, il est apparu que (1) aucune photo n'était présente dans 68 % des cas, (2) la description individuelle manquait pour 73 % des personnes et (3) il n'y avait pas d'empreintes digitales dans 60 % des cas. Il s'agissait toutefois toujours de personnes qui répondaient aux conditions pour qu'on puisse en collecter les données (cf. directive ministérielle MFO-3). Cela recèle un très grave danger car ces données doivent précisément permettre d'une part que ces personnes puissent être identifiées d'une manière univoque pour exécuter certaines mesures et d'autres part d'identifier les auteurs éventuels. Ces constats du COC sont purement et simplement inquiétants. Il s'agit ici de personnes qui ont parfois déjà été en contact avec les services de police comme suspect de faits et pour lesquelles on ne dispose toujours pas de set correct d'empreintes digitales pour pouvoir les comparer à des traces d'autres faits. L'alimentation correcte de la BNG est bien entendu capitale sur ce plan si l'on veut par exemple constituer un album photos correct à présenter aux victimes. Par ailleurs, l'identification d'empreintes digitales relevées sur les lieux d'une infraction ou l'exécution de recherches sur la base de la description d'un auteur ne pourra se faire avec succès que si des données de qualité sont disponibles dans la BNG. La police reste donc manifestement en défaut en ce qui concerne l'identification judiciaire correcte de ces personnes et ce constat dénote un manque de professionnalisme. Le Comité P se rallie totalement à cette conclusion du COC sur ce plan. »

Le ministre a confirmé le problème évoqué en mars 2009. Des mesures devaient immédiatement être prises en vue de donner à la police fédérale et locale les instructions nécessaires pour introduire régulièrement tant les empreintes digitales et les photos qu'une description individuelle dans la Banque de données nationale générale. L'organe de contrôle sur cette banque de données vérifierait le respect effectif de ces instructions.

Je souhaiterais obtenir une réponse aux questions suivantes :

1) Le ministre peut-il me dire quelles mesures ont été prises en 2009 et éventuellement plus tard, quand elles l'ont été exactement et en quoi elles consistaient ? Dans quelle mesure les instructions données ont-elles été suivies ou non ? De quelle manière cela est-il contrôlé et organisé ?

2) Le ministre peut-il me faire savoir combien de personnes ont été arrêtées en 2008, 2009 et 2010 et pour combien d'entre elles il n'y avait pas de photo, de description individuelle ou d'empreintes digitales dans la Banque de données nationale générale ?

 

Wanneer een politieagent een controle verricht op straat, moet hij weten of deze persoon moet worden aangehouden of verhoord. Wanneer hij een persoon controleert aan een voetbalstadion, moet hij ook weten of tegen de persoon al dan niet een stadionverbod is uitgevaardigd. Daarvoor moet hij op het juiste moment en op de juiste plaats over de nodige informatie beschikken. Dit zijn natuurlijk slechts twee van de vele voorbeelden, maar vanuit dit standpunt werd het concept van de Algemene Nationale Gegevensbank (ANG) uitgewerkt.

In het Jaarverslag 2007-2008 van het Comité P staat over de ANG het volgende te lezen: " De federale politie (CGO) kondigde in 2006 aan zelf controles te gaan uitvoeren op de gegevens in de ANG. In 2007 blijkt men daar inderdaad een aanvang mee genomen te hebben. Men heeft hierbij gewerkt rond de voorwerpen (bijvoorbeeld identiteitskaarten en gesignaleerde gsm-toestellen) en de personen (bijvoorbeeld minderjarigen, ontvluchte personen en personen betrokken bij intrafamiliaal geweld) in de ANG. Hierbij werden 57 389 registraties geverifieerd en desgevallend aangepast. Dit is een eerste stap die zich vooral concentreert rond de techniciteit van de velden of van het elektronisch doorsturen van de informatie. In een volgende fase zou ook gewerkt moeten kunnen worden aan de concrete aftoetsing tussen wat er op het terrein gebeurt en hoe deze zaken dan kwalitatief gezien gevat worden in de diverse databanken. In deze vaststelling worden we gesteund door een onderzoek van het controleorgaan dat toezicht houdt op de ANG (COC). Zij controleerden, op basis van de lijsten van aangehouden personen (cf. register der aangehouden personen), voor wie de gerechtelijke " drieledige identificatie " (foto, vingerafdrukken en individuele beschrijving) correct werd uitgevoerd. Bij een controle van de overgezonden gegevens ter zake voor 12 383 personen in de ANG bleek er (1) voor 68 % geen foto aanwezig te zijn, (2) bij 73 % de individuele beschrijving te ontbreken en (3) bij 60 % geen vingerafdrukken aanwezig te zijn. Het ging hierbij nochtans steeds over personen die binnen de voorwaarden vielen om deze gegevens te kunnen inzamelen (cf. ministeriële omzendbrief MFO-3). Hierin schuilt een zeer groot gevaar, want het zijn juist deze gegevens die er moeten voor zorgen dat deze personen enerzijds op eenduidige wijze kunnen geïdentificeerd worden om bepaalde maatregelen uit te voeren en anderzijds moeten deze gegevens toelaten om mogelijke daders te identificeren. Deze vaststellingen van het COC zijn zonder meer bijzonder verontrustend. Het betreft hier soms zelfs personen die reeds meermaals in aanraking zijn gekomen met de politiediensten als verdachte van feiten en van wie nog steeds geen correcte set van vingerafdrukken beschikbaar is, om deze met sporen van andere feiten te kunnen vergelijken. De juiste voeding van de ANG op dit vlak is natuurlijk cruciaal als men bijvoorbeeld een correct fotoalbum wil samenstellen om voor te leggen aan slachtoffers. Anderzijds zal de " hit ratio " bij opgenomen vingersporen op de plaats van het misdrijf of het uitvoeren van opzoekingen op basis van de beschrijving van een dader enkel succesvol kunnen verlopen als er ook kwaliteitsvolle gegevens hierover in de ANG aanwezig zijn. De politie blijft dus duidelijk in gebreke bij een correcte gerechtelijke identificatie van deze personen en deze vaststelling duidt op een gebrek aan professionalisme. Het Comité P sluit zich volledig aan bij deze conclusie van het COC op dat vlak. "

De minister bevestigde de aangehaalde problematiek in maart 2009. Er zouden onmiddellijk maatregelen worden genomen om de federale en lokale politie de nodige instructies te geven om zowel vingerafdrukken, foto's als een individuele beschrijving van aangehouden personen stipt op te nemen in de Algemene Nationale Gegevensbank. Het controleorgaan op deze gegevensbank zou toezien op de effectieve naleving van deze instructies.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Kan de minister mededelen welke maatregelen er in 2009 en eventueel later zijn genomen, wanneer die precies genomen zijn en waaruit ze bestonden? In welke mate werden de gegeven instructies al dan niet opgevolgd? Op welke wijze wordt dit gecontroleerd en gemanaged?

2) Kan hij mededelen hoeveel personen er in 2008, 2009 en 2010 werden aangehouden en van hoeveel daarvan er in de Algemene Nationale Gegevensbank geen foto aanwezig was, de individuele beschrijving ontbrak en er geen vingerafdrukken aanwezig waren?

 
Réponse reçue le 20 juin 2011 : Antwoord ontvangen op 20 juni 2011 :

1. Les exemples donnés en introduction de la question parlementaire sont indépendants de la réalisation du triptyque de l’identification judiciaire puisque, lors des contrôles sur la voie publique, les vérifications de la situation d’une personne dans la banque de données nationale générale de la police (BNG) se font sur base de sa carte d’identité.

Concernant le triptyque de l’identification judiciaire en lui-même, différentes initiatives ont été prises, en collaboration entre la Justice et l’Intérieur, afin qu’il soit remédié à la situation préoccupante décrite par l’Organe de contrôle.

Au sein de la direction de l’information policière opérationnelle (CGO) de la police fédérale, le service de contrôle de la qualité des données de la BNG a mis en place, en 2009, des actions semestrielles vérifiant l’exactitude des données relatives au « triptyque ». En partant des faits pour lesquels un suspect est appréhendé, le contrôle implique que la photo, les empreintes et la notice individuelle sont réalisés conformément aux prescriptions de la directive MFO-3.

Les résultats de ces vérifications sont transmis à tous les services de la police locale et de la police fédérale à l’origine de l’enregistrement ou du non enregistrement des données du triptyque. En outre, les chiffres concernant les zones de police paraissent tous les trois mois dans le tableau de bord destiné aux Chefs de Corps et qui les renseigne sur la qualité des données que leur Corps enregistre dans la BNG et des délais de traitement au sein de leur zone.

Outre ces contrôles et publications, une communication datée du 15 décembre 2009 rappelait aux services de police l’obligation de compléter le triptyque de l’identification judiciaire.

Afin de renforcer le dispositif décrit ci-dessus, le Collège des Procureurs généraux a rédigé une circulaire spécifique concernant le triptyque. Il s’agit de la circulaire COL 10 du 4 octobre 2010 rappelant aux services de police les procédures à suivre.

En concertation avec la Police et le Collège des Procureurs généraux, il a été décidé de modifier les systèmes policiers d’enregistrement des procès-verbaux (ISLP et FEEDIS) pour que le verbalisant doive mentionner sur la première page du procès-verbal que le triptyque de l’identification judiciaire a été réalisé et si cela n’a pas pu être le cas, pour quelles raisons. De cette manière, les magistrats traitant des procès-verbaux peuvent aussi à leur niveau contrôler la bonne exécution des devoirs judiciaires.

2. Sur base de ses contrôles, la direction CGO dispose, à son niveau, des données suivantes.

ANNEE

TOTAL CONTROLES

TOTAL ERREURS

% ERREUR

2009

7562

4134

54,89%

2010

7210

2585

35,85%

Bien qu’on puisse constater une amélioration de la situation entre 2009 et 2010, les efforts doivent encore être poursuivis pour avoir un meilleur résultat à l’avenir. L’amélioration des possibilités techniques, comme, entre autres, l’achat de livescan pour la prise des empreintes digitales par des Corps de police, contribuent aussi à l’amélioration de la réalisation du triptyque.

Avec les initiatives prises, on arrivera à encore améliorer ces chiffres et je demanderai au Collège des Procureurs généraux d’assurer le suivi de la bonne exécution de la COL 10/2010 par les services de police.

1. De voorbeelden die bij de inleiding van de parlementaire vraag zijn gegeven staan los van de gerechtelijke“drieledige identificatie”, gezien bij controles op de openbare weg, de controle in de Algemene Nationale Gegevensbank (ANG) zal gebeuren op basis van de identiteitskaart van een persoon.

Betreffende de gerechtelijke “drieledige identificatie” werden verschillende initiatieven genomen, in samenwerking met Binnenlandse Zaken, om een oplossing te vinden voor de bezorgdheden die beschreven werden door het Controleorgaan.

In de schoot van de Directie van de operationele politionele informatie (CGO) heeft de dienst kwaliteitscontrole ANG in 2009 een procedure opgestart waarbij elk trimester de volledigheid van de “drieledige identificatie” wordt gecontroleerd. Vertrekkende van feiten waarbij een verdachte werd gevat, werd de aanwezigheid van de foto, de vingerafdrukken en de individuele beschrijving gecontroleerd, en of dit conform de richtlijnen van de ministeriële omzendbrief MFO3 was gebeurd.

De resultaten van die controles worden verzonden naar alle politiediensten van de lokale en federale politie die aan de basis liggen van de registratie of non-registratie van de “drieledige identificatie” gegevens. Daarenboven worden de gegevens betreffende de politiezones elke drie maanden naar de korpschefs verstuurd om hen te informeren over de kwaliteit van de registraties binnen het korps en de behandelingswachttijd alvorens de gegevens in de ANG komen.

Naast de controles en publicaties, werden de politiediensten op 15 december 2009 er aan herinnerd de verplichting te hebben de gerechtelijke“drieledige identificatie” te vervolledigen.

Teneinde het bovenstaande te versterken, heeft het College van Procureurs-generaal een specifieke omzendbrief opgesteld betreffende de “drieledige identificatie”, Het betreft de omzendbrief COL 10 van 4 oktober 2010 waarin de te volgen procedures in herinnering werden gebracht voor de politie. In samenspraak met de politie en het College van Procureurs-generaal, werd beslist de politionele proces-verbaal registratiesystemen (ISLP en FEEDIS) aan te passen zodat de verbalisant op de eerste pagina van zijn proces-verbaal moet vermelden dat de gerechtelijke “drieledige identificatie” werd uitgevoerd en indien dit niet het geval is, de reden waarom dit niet is gebeurd. Op die manier kunnen de behandelende magistraten ook controleren of alle gerechtelijke verplichtingen op de juiste manier werden uitgevoerd.

2. Op basis van de controles beschikt de dienst CGO, op zijn niveau, over de volgende gegevens.

JAAR

TOTAAL CONTROLES

TOTAAL FOUTEN

% FOUTEN

2009

7562

4134

54,89%

2010

7210

2585

35,85%

Ook al kunnen we tussen 2009 en 2010 een verbetering van de toestand vaststellen, we moeten blijvende inspanningen leveren om nog tot betere resultaten te komen in de toekomst. De verbetering van de technische mogelijkheden, zoals de aankoop van livescans door de lokale politie, voor de opname van digitale vingerafdrukken, zal ook bijdragen tot de verbetering van de kwaliteit van de drieledige identificatie.

Met de genomen initiatieven zullen we nog tot verbeterde resultaten komen. Ik zal aan het College van Procureurs-generaal vragen de opvolging te garanderen van de goede uitvoering van de COL 10/2010 door de politiediensten.