SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
8 février 2011 8 februari 2011
________________
Question écrite n° 5-1220 Schriftelijke vraag nr. 5-1220

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Terrorisme - Raids policiers - Évaluation - Résultats Terrorisme - Politieraids - Evaluatie - Resultaten 
________________
terrorisme
police
terrorisme
politie
________ ________
8/2/2011Verzending vraag
4/3/2011Antwoord
8/2/2011Verzending vraag
4/3/2011Antwoord
________ ________
Question n° 5-1220 du 8 février 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-1220 d.d. 8 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Les médias se font de temps à autre l'écho de raids policiers visant des terroristes présumés. Huit personnes ont encore été arrêtées en novembre 2010. Les témoignages fort dépités des familles et des riverains s'expliquent notamment par la violence et le remue-ménage accompagnant ces irruptions. Début février 2011, les Pays-Bas ont extradé vers la Belgique trois hommes d'origine marocaine. Cette extradition serait notamment liée aux arrestations effectuées à Anvers. Le dossier serait lié au recrutement pour le compte d'une organisation islamiste tchétchène animée de mauvaises intentions, parmi lesquelles des attentats en Belgique. Environ treize personnes au total seraient incarcérées dans le cadre de ce dossier. Cette enquête est bien entendu secrète. Personne ne juge opportun d'exposer sur la place publique les détails de la lutte contre le terrorisme, mais il importe de s'interroger sur la pertinence et l'efficacité de cette approche.

D'où les questions suivantes :

1) Combien de personnes se trouvent-elles actuellement en détention préventive en raison d'actes ou de projets terroristes présumés ? Quand leur procès est-il prévu ? Dans quel délai la procédure judiciaire intentée à leur encontre sera-t-elle terminée ?

2) Une enquête interne a-t-elle été menée concernant la nécessité et la légitimité de la violence apparemment déployée lors de l'arrestation de huit personnes à Anvers en novembre 2010 ? Dans l'affirmative, quels furent les résultats de cette enquête ? Dans la négative, le ministre juge-t-il ces faits trop peu importants pour faire procéder à une enquête ?

3) Comment juge-t-il la politique antiterroriste belge ?

 

Af en toe berichten de media over politieraids, op zoek naar vermoedelijke terroristen. Zo werden er in november 2010 nog acht mensen opgepakt. Daarbij klonken de getuigenissen van familieleden en omwonenden erg verongelijkt, niet in het minst omdat die invallen met veel geweld en commotie gepaard gingen. Begin februari 2011 leverde Nederland drie mannen van Marokkaanse origine uit aan België. Die uitlevering zou verband houden met onder andere de aanhoudingen in Antwerpen. De hele zaak zou te maken hebben met de rekrutering voor een Tsjetsjeense moslimorganisatie met allerlei snode plannen, waaronder aanslagen in België. In totaal zouden ongeveer dertien mensen in de gevangenis zitten in verband met die zaak. Uiteraard is dit onderzoek geheim en acht niemand het opportuun om de details van de strijd tegen terrorisme aan de grote klok te hangen. Toch blijft het belangrijk om te peilen naar de relevantie en de doeltreffendheid van deze aanpak.

Daarom de volgende vragen:

1) Hoeveel personen vertoeven momenteel in voorhechtenis omwille van vermoedelijke terroristische daden of plannen? Wanneer is een proces voor deze personen gepland? Binnen welke termijn zal een rechtszaak tegen hen beëindigd zijn?

2) Werd er een intern onderzoek gevoerd naar de noodzakelijkheid en de legitimiteit van het geweld dat blijkbaar werd gebruikt bij de aanhouding van acht personen in Antwerpen, november 2010? Zo ja, tot welke resultaten leidde dit onderzoek? Zo niet, beoordeelt de geachte minister deze feiten als onvoldoende belangrijk om ze te onderzoeken?

3) Hoe beoordeelt hij het algemene beleid tegen het terrorisme in België?

 
Réponse reçue le 4 mars 2011 : Antwoord ontvangen op 4 maart 2011 :

1. A ce jour, 15 février 2011, quinze personnes restent en détention préventive dans le cadre de trois enquêtes fédérales en matière de terrorisme, dans une instruction menée par des juges d'instruction spécialisés en terrorisme à Anvers, Malines et Bruxelles. Les instructions dans lesquelles des inculpés sont en détention préventive se voient accorder la priorité absolue et sont menées prioritairement. Il n'est toutefois pas possible de déterminer dès maintenant quand le procès se tiendra exactement et encore moins quand il se terminera. Cela dépend, en effet, de nombreux éléments, essentiellement l'avancement de l'instruction, les actes d'instruction complémentaires éventuellement demandés par la défense, la suite de la situation de détention des inculpés, ...

2. Le parquet fédéral n'a pas connaissance d'un usage excessif de la violence lors des perquisitions menées à Anvers à la requête du juge d'instruction. Le parquet fédéral n'a pas connaissance d'une quelconque enquête interne et ne dispose pas non plus d'éléments justifiant la mise en œuvre d'une telle enquête. A la connaissance du parquet fédéral, les procédures normales ont été suivies.

3. Le 3 février 2009, le procureur général de Gand et le procureur fédéral, ainsi que le magistrat chargé de la politique et chef de la section terrorisme au parquet fédéral, ont été entendus par la commission de la Justice de la Chambre des Représentants au sujet de l'évaluation de la législation anti-terroriste.

En vue de cette audition, un volumineux document stratégique développant tous les aspects de l'approche judiciaire du terrorisme en Belgique a été préparé et joint aux documents parlementaires.

Ce document aborde tous les aspects stratégiques de la lutte contre le terrorisme.

J'estime que le parquet fédéral, qui prend l'initiative dans l'approche judiciaire du terrorisme, s'acquitte de sa tâche avec rigueur et sérieux et s'engage avec conviction afin que la lutte contre le terrorisme soit menée avec tous les services concernés (police fédérale et locale, Sûreté de l'Etat, service de renseignement militaire SGRS, OCAM, centre de crise du gouvernement, ...), chacun dans le cadre de ses compétences légales bien entendu, et dans un esprit de coopération. Les récentes condamnations devant la cour d'appel de Bruxelles (l'affaire du GICM, l'affaire Murielle Degauque et consorts, l'affaire Malika El Aroud et consorts) montrent que les cours et tribunaux suivent le parquet fédéral dans cette approche.

La manière dont le parquet fédéral doit lutter contre le terrorisme est d'ailleurs minutieusement définie dans la circulaire commune du 15 juin 2005 de la ministre de la Justice et du Collège des procureurs généraux relative à l’approche judiciaire en matière de terrorisme (COL 9/2005). Ce document stratégique important a également été approuvé par le Comité ministériel du renseignement et de la sécurité le 15 juillet 2005. Il revêt une importance particulière parce qu'il définit l'approche judiciaire en matière de terrorisme en Belgique et règle la coopération entre tous les partenaires dans la lutte contre le terrorisme. Son contenu est contraignant vis-à-vis du ministère public, de la police fédérale et de tous les autres services dépendant des ministres qui font partie du Comité ministériel.

1. Op dit ogenblik, 15 februari 2011, verblijven er 15 personen in voorlopige hechtenis in het raam van drie federale terrorismeonderzoeken, in gerechtelijk onderzoek bij gespecialiseerde onderzoeksrechters terrorisme in Antwerpen, Mechelen en Brussel. Onderzoeken waarin verdachten zich in voorlopige hechtenis bevinden krijgen absolute prioriteit en worden bij voorrang gevoerd. Het is wel niet mogelijk nu al vast te leggen wanneer het proces juist gehouden zal worden en noch minder wanneer het afgelopen zal zijn. Dat hangt immers van vele elementen af, niet in het minst van de voortgang van het gevoerde onderzoek, van de eventueel door de verdediging gevraagde bijkomende onderzoeksdaden, van de verdere hechtenistoestand van de verdachten, enzovoort

2. Het is het federaal parket niet bekend dat bij de huiszoekingen die in opdracht van de onderzoeksrechter in Antwerpen werden uitgevoerd buitensporig geweld zou zijn gebruikt. Het federaal parket is niet op de hoogte van enig intern onderzoek, noch beschikt het zelf over elementen die de opstart van een dergelijk onderzoek zouden rechtvaardigen. Voor zover bekend bij het federaal parket werden de normale procedures gevolgd.

3. Op 3 februari 2009 werden de procureur-generaal te Gent en de federale procureur, samen met de beleidsmagistraat en hoofd van de sectie terrorisme op het federaal parket, gehoord door de Commissie voor de Justitie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers met betrekking tot de evaluatie van de antiterrorismewetgeving.

Met het oog op deze hoorzitting werd een lijvig beleidsdocument klaargemaakt dat alle aspecten van de gerechtelijke aanpak van het terrorisme in België belicht en dat werd gevoegd bij de parlementaire stukken.

Alle beleidsaspecten van de strijd tegen het terrorisme komen in dit document aan bod.

Ik meen dat het federaal parket dat in de gerechtelijke aanpak van het terrorisme het voortouw neemt, zich op een nauwgezette en ernstige manier van zijn taak kwijt en zich met overtuiging inzet opdat de strijd tegen het terrorisme met alle betrokken diensten (federale en lokale politie, Veiligheid van de Staat, militaire inlichtingendienst ADIV, OCAD, Crisiscentrum van de Regering, enz.), elkeen uiteraard binnen zijn wettelijke bevoegdheden, en in een geest van samenwerking zou worden gevoerd. De recente veroordelingen voor het Hof van beroep te Brussel (de zogenaamde GICM-zaak, de zogenaamde zaak Murielle Degauque en anderen, de zogenaamde zaak Malika El Aroud en anderen) tonen aan dat het federaal parket door de rechtbanken en hoven gevolgd wordt in deze aanpak.

De wijze waarop het federaal parket dient in te staan voor de bestrijding van terrorisme is trouwens minutieus vastgelegd in de gemeenschappelijke omzendbrief van 15 juli 2005 van de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal betreffende de gerechtelijke aanpak inzake terrorisme (COL 9/2005). Dit belangrijke beleidsdocument werd op 15 juli 2005 eveneens goedgekeurd door het ministerieel comité voor Inlichting en Veiligheid. Dit beleidsdocument is in het bijzonder van belang omdat het de gerechtelijke aanpak inzake terrorisme in België vastlegt en de samenwerking regelt tussen alle partners in de strijd tegen het terrorisme. De inhoud ervan is dwingend ten aanzien van het openbaar ministerie, de federale politie en alle andere diensten die afhangen van de ministers die deel uitmaken van het ministerieel comité.