SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2013-2014 Zitting 2013-2014
________________
6 novembre 2013 6 november 2013
________________
Question écrite n° 5-10313 Schriftelijke vraag nr. 5-10313

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des Chances

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen
________________
L'intimidation d'un journaliste par un policier het intimiderende gedrag van een politieagent ten opzichte van een journalist 
________________
profession de la communication
transfèrement de détenus
police
beroep in de communicatiesector
overbrenging van gedetineerden
politie
________ ________
6/11/2013Verzending vraag
28/4/2014Einde zittingsperiode
6/11/2013Verzending vraag
28/4/2014Einde zittingsperiode
________ ________
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3900 Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3900
________ ________
Question n° 5-10313 du 6 novembre 2013 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-10313 d.d. 6 november 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Un journaliste - en possession d'une carte de presse - se trouvait par hasard à proximité du Palais de justice lorsqu'il a vu six agents de police descendre d'un combi pour emmener des détenus dans le bâtiment du parquet. Le journaliste a filmé la scène avec son gsm, mais un agent s'est approché de lui de manière agressive et (1) a déclaré que le journaliste ne pouvait pas filmer, (2) lui a demandé sa carte de presse et sa carte d'identité, (3) a refusé de s'identifier et (4) a réagi méchamment lorsque le journaliste lui a fait remarquer qu'il était interdit de transférer des détenus en public, puis a menacé d'établir un procès-verbal.

Le porte-parole du parquet de Bruxelles a estimé que le transfert ne s'était pas déroulé tout à fait correctement, mais a considéré que l'agent de police ne devait pas s'identifier puisqu'il portait une plaquette nominative. Le journaliste en question signale toutefois que le policier ne la portait pas ou en tout cas pas de manière visible.

Comment la ministre juge-t-elle un tel comportement clairement inapproprié d'un policier à l'égard d'un journaliste ? Confirme-t-elle l'analyse du porte-parole du parquet faisant état d'un comportement incorrect de l'agent en question ?

Selon elle, comment un agent de police doit-il s'identifier lorsqu'un citoyen le lui demande ?

Estime-t-elle qu'un uniforme et une plaquette nominative suffisent ou l'agent de police doit-il accepter de montrer sa carte de police ? Existe-t-il des règles strictes et contrôlables, par exemple en ce qui concerne l'uniformité de l'uniforme et des plaquettes nominatives, et au sujet de la manière dont celles-ci doivent être portées ? La ministre reconnaît-elle qu'il existe beaucoup d'uniformes différents et qu'il est devenu difficile pour les citoyens d'identifier d'emblée un uniforme comme étant véritable ?

Par conséquent, la ministre ne considère-t-elle pas qu'un agent de police devrait toujours être contraint, sur simple demande, de montrer sa carte de police et de permettre à son interlocuteur de la lire ?

 

Een journalist - in het bezit van een perskaart - was toevallig in de buurt van het Brusselse Justitiepaleis, toen hij zes politieagenten opmerkte die een aantal geboeide arrestanten begeleidden vanuit een politiecombi naar het parketgebouw. De journalist legde dit transport vast met zijn gsm, maar een begeleidende politieagent benaderde hem op intimiderende wijze en (1) stelde dat de journalist niet mocht filmen (2) vroeg hem zijn identiteits- en perskaart, (3) weigerde zich te identificeren en (4) reageerde bijzonder kribbig toen de journalist hem erop attendeerde dat het niet is toegelaten om arrestanten toonbaar in de publieke ruimte te begeleiden, en hij dreigde ook een proces-verbaal op te stellen.

De Brusselse parketwoordvoerder beaamde dat de overbrenging niet helemaal correct verliep, maar stelde wel dat de politieagent zich niet moest identificeren omdat hij een naamkaartje droeg. De betrokken journalist stelt echter dat dit naamkaartje niet of niet zichtbaar was aangebracht.

Hoe evalueert de minister de gebeurtenis, waarbij een politieagent zich duidelijk en manifest misdroeg tegenover een journalist? Bevestigt ze de analyse van de parketwoordvoerder dat de agent in kwestie niet correct optrad?

Hoe moet een politieagent zich volgens haar identificeren bij een vraag van een burger? Vindt ze dat een uniform en naamkaartje volstaan of moet een politieagent ingaan op een vraag om zijn politiekaart te tonen? Bestaan hierover strikte en controleerbare regels, bijvoorbeeld over de eenvormigheid van het uniform en van de naamkaartjes en over de wijze en de plaats waarop die moeten worden aangebracht? Erkent de minister dat er - als contradictie in terminis - een veelheid aan uniformen bestaat en dat het voor de burgers niet meer mogelijk is om op het eerste zicht een uniform als echt te identificeren?

Vindt de minister het daarom niet noodzakelijk dat een politieagent altijd moet worden verplicht om op eenvoudig verzoek ook zijn politiekaart te tonen en ook de gelegenheid te geven om die te lezen?