SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2009-2010 Zitting 2009-2010
________________
17 mars 2010 17 maart 2010
________________
Question écrite n° 4-7229 Schriftelijke vraag nr. 4-7229

de Nele Lijnen (Open Vld)

van Nele Lijnen (Open Vld)

au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen
________________
Indépendants - Conjoint aidant - Statut fiscal - Attribution de plus de 30 % du revenu Zelfstandigen - Meewerkende echtgeno(o)t(e) - Fiscaal statuut - Toewijzing van meer dan 30 % van het inkomen 
________________
conjoint aidant
profession indépendante
impôt des personnes physiques
meewerkende echtgenoot
zelfstandig beroep
belasting van natuurlijke personen
________ ________
17/3/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 15/4/2010)
15/4/2010Antwoord
17/3/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 15/4/2010)
15/4/2010Antwoord
________ ________
Question n° 4-7229 du 17 mars 2010 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-7229 d.d. 17 maart 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le conjoint d'un indépendant qui n'exerce aucune activité professionnelle lui ouvrant des droits propres à des allocations de sécurité sociale égales à celles du statut social des indépendants, et qui ne bénéficie pas d'une allocation de sécurité sociale, est présumé être conjoint aidant.

Aujourd'hui, en principe, 30 % du revenu de l'indépendant est attribué au conjoint aidant. Étant donné que le conjoint aidant ne gagne que 30 % du revenu global du ménage et l'indépendant 70 %, le conjoint aidant peut constituer moins de droits à la pension que l'indépendant. Pourtant, un conjoint aidant travaille, dans un grand nombre de cas, autant pour l'entreprise ou s'occupe des enfants afin que l'indépendant puisse consacrer davantage de temps à son travail. Par la suite, lors d'un éventuel divorce, cela pourrait se révéler préjudiciable pour le conjoint aidant.

La possibilité existe, moyennant un accord avec le fisc, d'attribuer 50 % du revenu au conjoint aidant, si les prestations de celui-ci lui donnent manifestement droit à une quotité plus importante. Cela doit cependant être prouvé par le contribuable même et implique toute une discussion avec le fisc. Toutefois, fournir une telle preuve est la dernière chose que le contribuable souhaite et à laquelle il veut consacrer du temps.

Dans ce contexte, j'aimerais obtenir une réponse aux questions suivantes :

1. Le ministre est-il convaincu que l'attribution forfaitaire de 30 % du revenu de l'indépendant au conjoint aidant, quelle que soit sa participation effective à l'activité indépendante, soit un bon système ?

2. Dans combien de cas le fisc a-t-il permis que plus de 30 % du revenu soit attribué au conjoint aidant ?

 

De echtgeno(o)t(e) van een zelfstandige die geen beroepsactiviteit uitoefent die voor hem- of haarzelf rechten opent op sociale zekerheidsuitkeringen gelijkwaardig aan die van het sociaal statuut der zelfstandigen, en ook geen sociale zekerheidsuitkering geniet, wordt vermoed meewerkende echtgenoot te zijn.

Vandaag wordt in principe 30 % van het inkomen van de zelfstandige toegewezen aan de meewerkende echtgeno(o)t(e). Aangezien de meewerkende echtgeno(o)t(e) maar 30 procent van het gezamenlijke gezinsinkomen verdient en de zelfstandige 70 procent, kan de meewerkende echtgeno(o)t(e) minder pensioenrechten opbouwen dan de zelfstandige. Terwijl een meewerkende echtgeno(o)t(e) in een groot aantal gevallen evenveel werkt voor de zaak, of daarnaast een deel van de kinderzorg op zich neemt zodat de zelfstandige in staat is zelf meer werkuren in de zaak te steken. Bij een eventuele latere scheiding zou dit wel eens nadelig kunnen uitvallen voor de meewerkende echtgeno(o)t(e).

Men houdt uiteraard de mogelijkheid open om, mits akkoord van de fiscus, tot 50 procent van het inkomen toe te wijzen aan de meewerkende echtgeno(o)t(e), indien de prestaties van de meewerkende echtgeno(o)te haar of hem kennelijk recht geven op een groter deel. Dat moet echter worden bewezen door de belastingplichtige zelf, met een hele discussie met de fiscus tot gevolg. Een dergelijke bewijsvoering leveren, is echter het laatste waar de zelfstandige op zit te wachten of waarin zij of hij tijd wil steken.

In het kader hiervan had ik graag een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1. Is de geachte minister ervan overtuigd dat de forfaitaire toewijzing van 30 procent van het inkomen van de zelfstandige aan de meewerkende echtgeno(o)t(e), ongeacht de effectieve bijdrage aan de zelfstandige zaak, een goed systeem is?

2. In hoeveel gevallen heeft de fiscus toegelaten dat er meer dan 30 procent van het inkomen wordt toegewezen aan de meewerkende echtgeno(o)t(e)?

 
Réponse reçue le 15 avril 2010 : Antwoord ontvangen op 15 april 2010 :

L'honorable membre voudra bien trouver ci-après les réponses à ses questions.

  1. Au préalable, je tiens à signaler qu'en matière d'attribution d'une quote-part des revenus professionnels d'un indépendant à son conjoint aidant, les dispositions légales y relatives (particulièrement les articles 33, alinéa 2 et 86, alinéa 2, du Code des impôts sur les revenus 1992) ne prévoient pas d'attribution forfaitaire de 30 % des revenus de l'indépendant mais bien d'une attribution qui doit correspondre à la rémunération normale des prestations du conjoint aidant, sans qu'elle ne puisse cependant dépasser 30 % des revenus de l'activité professionnelle exercée avec l'aide du conjoint, à moins que les prestations du conjoint aidant lui ouvrent manifestement droit à une quote-part plus importante.

    Il me semble en effet équitable et logique qu'il soit tenu compte, lors de cette attribution, de la nature, de l'importance et de la durée des prestations du conjoint aidant. L'honorable membre sera certainement d'accord avec moi pour qu'une quote-part manifestement plus importante des revenus (même 50 %) puisse être attribuée au conjoint dans le cas où les deux conjoints exercent une activité professionnelle en commun dans laquelle ils fournissent des prestations équivalentes (par exemple, la tenue d'une épicerie, ou l'exploitation d'une entreprise agricole), que lorsque l'épouse ne décroche que sporadiquement le téléphone pour l'activité professionnelle de son mari. Il s'agit donc ici de questions de fait qui doivent être appréciées au cas par cas et pour lesquelles la charge de la preuve ne me semble pas insurmontable.

    Il va de soi que les tâches que le conjoint aidant accomplit en dehors de l'exercice de l'activité professionnelle proprement dite, comme par exemple le soin des enfants ou les tâches ménagères, ne donnent pas droit à une attribution d'une quote-part des revenus professionnels de l'indépendant.

  2. Mon administration ne dispose pas des données demandées.

Het geachte lid gelieve hierna de antwoorden op haar vragen te vinden.

  1. Vooreerst wens ik erop te wijzen dat, inzake de toekenning van een gedeelte van de beroepsinkomsten van een zelfstandige aan zijn meehelpende echtgenoot, de desbetreffende wettelijke bepalingen (inzonderheid de artikelen 33, tweede lid en 86, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992) niet voorzien in een forfaitaire toewijzing van 30 % van het inkomen van de zelfstandige, maar wel in een toewijzing die moet overeenstemmen met de normale bezoldiging van de prestaties van de medehelpende echtgenoot, zonder dat ze evenwel meer mag bedragen dan 30 %. van de inkomsten van de beroepswerkzaamheid die met de hulp van de medehelpende echtgenoot wordt uitgeoefend, tenzij de prestaties van de meehelpende echtgenoot kennelijk recht geven op een groter deel.

    Het lijkt mij inderdaad billijk en logisch dat bij die toekenning rekening wordt gehouden met de aard, de belangrijkheid en de duur van de prestaties van de medehelpende echtgenoot. Het geachte lid zal het ongetwijfeld met mij eens zijn dat aan de echtgenote een merkelijk groter deel van de inkomsten mag worden toegekend (zelfs 50 %) ingeval beide echtgenoten gezamenlijk een beroepsactiviteit uitoefenen waarbij ze gelijkwaardige prestaties leveren (bijvoorbeeld het openhouden van een kruidenierswinkel of het uitbaten van een landbouwbedrijf), dan wanneer de echtgenote slechts sporadisch de telefoon opneemt voor de zaak van haar man. Het betreft hier dus feitenkwesties die geval per geval moeten worden beoordeeld en waarbij de bewijslast mij niet onoverkomelijk lijkt.

    Uiteraard geven de taken die de meehelpende echtgenoot vervult buiten de uitoefening van de eigenlijke beroepswerkzaamheid, zoals bijvoorbeeld de kinderzorg en de huishoudelijke taken, geen recht op een toekenning van een gedeelte van het beroepsinkomen van de zelfstandige.

  2. Mijn administratie beschikt niet over de gevraagde gegevens.