SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2009-2010 Zitting 2009-2010
________________
17 février 2010 17 februari 2010
________________
Question écrite n° 4-7006 Schriftelijke vraag nr. 4-7006

de Paul Wille (Open Vld)

van Paul Wille (Open Vld)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Crimes d'honneur - Enregistrement des données - Chiffres - Sensibilisation de la population concernée Eremisdrijven - Registratie van gegevens - Aantallen - Sensibilisatie van de betrokken bevolking 
________________
femme migrante
crime contre les personnes
homicide
violence domestique
sensibilisation du public
droits de la femme
coutumes et traditions
statistique officielle
migrerende vrouw
misdaad tegen de personen
doodslag
huiselijk geweld
bewustmaking van de burgers
rechten van de vrouw
gebruiken en tradities
officiële statistiek
________ ________
17/2/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 18/3/2010)
6/5/2010Einde zittingsperiode
17/2/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 18/3/2010)
6/5/2010Einde zittingsperiode
________ ________
Question n° 4-7006 du 17 février 2010 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-7006 d.d. 17 februari 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En Europe, de plus en plus de crimes d'honneur sont commis. Ils ont d'importantes conséquences néfastes pour les femmes dans certaines communautés. Il s'agit souvent de petites communautés patriarcales et fondamentalistes habitant dans les grandes villes. De nombreuses formes de violences à l'égard des femmes sont souvent commises au nom de la tradition et de l'honneur de la famille. Les formes les plus connues sont évidemment le crime d'honneur, la réclusion au domicile familial, la limitation de la liberté de mouvement et le choix imposé d'un partenaire. Dans un État de droit, ni la culture ni la tradition ne peuvent être la cause d'actions violentes ou d'autres crimes au nom de ce que l'on appelle l'honneur. Il ressort de la réponse de la ministre de l'Intérieur à ma question écrite n° 4-5995 qu'il n’est pas possible d’isoler le phénomène « crimes d’honneur » dans la banque nationale de données sur base des variables disponibles. D'après la réponse, le ministre de la Justice a créé, en septembre 2009, un groupe de travail « qui doit traiter l’opérationnalisation de ce phénomène criminel et l’intégration dans les systèmes d’enregistrement. ».

Dans ce cadre, je souhaiterais poser les questions suivantes:

Le ministre a-t-il déjà réussi à opérationnaliser les phénomènes criminels et à les intégrer dans les systèmes d'enregistrement ?

Dans l'affirmative, de quels crimes d'honneur s'agit-il ? Le ministre sait-il au sein de quelles communautés ces problèmes se produisent le plus souvent ? Où ces crimes sont-ils les plus fréquents ? Le ministre partage-t-il l'avis que les crimes surviennent le plus souvent à domicile et n'apparaissent que rarement au grand jour ? Est-il d'accord sur l'idée que la justice doit rechercher les crimes d'honneur de manière active ?

Dans l'affirmative, combien d'arrestations étaient-elles dues à des crimes d'honneur violents en 2006, 2007, 2008 et 2009 ?

Quelle politique le ministre envisage-t-il afin de sensibiliser ces communautés, dans le cadre d'un dialogue, au fait que de tels crimes d'honneur ne sont pas compatibles avec l'État de droit belge, l'égalité constitutionnelle des droits civiques et le principe de la liberté individuelle ? L'exécutif des musulmans peut-il jouer un rôle à cet égard? Le fait-il ?

 

Meer en meer worden er in Europa eremisdaden gepleegd. Die eremisdaden hebben voornamelijk nefaste gevolgen voor vrouwen in bepaalde gemeenschappen. Het gaat vaak over kleine patriarchale en fundamentalistische gemeenschappen in grootsteden. Allerlei geweld tegen vrouwen wordt vaak gepleegd in naam van de traditie en de familie-eer. De bekendste vormen zijn uiteraard de eremoord, huisgevangenschap, inperking van bewegingsvrijheid en verplichte keuze van een partner. Uiteraard kan in een rechtsstaat noch cultuur noch traditie de oorzaak zijn van gewelddadige acties of andere misdrijven vanuit het zogenaamde eergevoel. In een antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken op schriftelijke vraag nr. 4-5995 blijkt dat op basis van de variabelen in de algemene nationale gegevensbank het niet mogelijk is het fenomeen “eremisdrijven” af te splitsen. De geachte minister zou, aldus het antwoord, in september 2009 een werkgroep opgestart hebben om “het operationaliseren van dit criminaliteitsfenomeen en de integratie ervan in de registratiesystemen te behandelen.”

In dat kader heb ik volgende vragen:

Is de geachte minister er reeds in geslaagd om dat criminaliteitsfenomeen te operationaliseren en in de registratiesystemen op te nemen?

Zo ja, welke eremisdrijven komen erin voor? Heeft hij er enig idee van bij welke gemeenschappen die problemen het vaakst voorkomen? Waar komen die eremisdrijven het meeste voor? Is hij akkoord dat de misdrijven vaak binnenshuis blijven en zelden aan het licht komen? Gaat hij ermee akkoord dat het gerecht die eremisdrijven assertief moet 'opzoeken'?

Zo ja, hoeveel arrestaties waren er in 2006, 2007, 2008 en 2009 gelinkt aan dergelijke gewelddadige eremisdrijven?

Welk beleid stelt hij voorop om die gemeenschappen er in dialoog voor te sensibiliseren dat dergelijke eremisdrijven niet te rijmen vallen met de Belgische rechtsstaat, de grondwettelijke gelijkheid in burgerrechten en het individueel vrijheidsbeginsel? Kan de Moslimexecutieve hierin een rol spelen? Doet ze dit ook?