SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2009-2010 Zitting 2009-2010
________________
12 février 2010 12 februari 2010
________________
Question écrite n° 4-6975 Schriftelijke vraag nr. 4-6975

de Ann Somers (Open Vld)

van Ann Somers (Open Vld)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie
________________
Rapport du Centre fédéral d'expertise des soins de santé - Dérivés plasmatiques - Future pénurie possible - Autosuffisance ou achat auprès d'entreprises de fractionnement Rapport van het Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg - Plasmaderivaten - Eventueel toekomstig tekort - Zelfvoorziening of aankoop bij fractioneringbedrijven 
________________
transfusion sanguine
Croix-Rouge
approvisionnement
Centre fédéral d'expertise des soins de santé
bloedtransfusie
Rode Kruis
voorziening
Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg
________ ________
12/2/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 18/3/2010)
6/5/2010Einde zittingsperiode
12/2/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 18/3/2010)
6/5/2010Einde zittingsperiode
________ ________
Question n° 4-6975 du 12 février 2010 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-6975 d.d. 12 februari 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Il ressort d'un rapport du Centre fédéral d'expertise des soins de santé (KCE) que notre pays n'est pas préparé à une soudaine augmentation de la demande de dérivés plasmatiques. Cela est dû au fait que la Belgique consomme des quantités plus élevées de dérivés que celles qu'elle peut produire grâce aux dons de sang de ses citoyens. La Belgique doit donc acheter le complément de dérivés à des entreprises de fractionnement qui se fournissent en plasma à l'étranger. En cas de soudaine augmentation de la demande internationale, les dérivés pourraient se raréfier étant donné que les entreprises de fractionnement vendraient d'abord aux pays les plus offrants. L'étude conclut toutefois qu'il n'y aura pas de problème à court terme. Selon le KCE, le concept d'autosuffisance n'a pas encore été étudié. Puisqu'un État qui octroie des subsides doit en contrôler l'usage, le KCE recommande plus de transparence sur l'usage des subsides ainsi qu'une évaluation des coûts engendrés par la plasmaphérèse pour la Croix-Rouge.

Par la voix de son administrateur délégué Philippe Vandekerckhove, qui s'est exprimé dans le Journal du médecin, la Rode Kruis Vlaanderen regrette toutefois les conclusions du rapport car elles passent, selon lui, à côté du nœud du problème. Selon lui, l'État doit d'abord faire un choix entre les deux systèmes qui coexistent actuellement dans notre pays, à savoir l'autosuffisance par le biais des donneurs volontaires et l'achat par le biais d'entreprises commerciales, avant de pouvoir formuler des recommandations sur une série d'aspects secondaires. Je partage son opinion.

C'est pourquoi je souhaiterais poser les questions suivantes :

1. Quelles conclusions la ministre a-t-elle tirées de l'étude du KCE ?

2. A-t-elle l'intention de choisir un seul système au lieu de maintenir la coexistence actuelle des deux systèmes ?

3. Quelles décisions va-t-elle prendre dans le dossier des dérivés plasmatiques ?

4. La Croix-Rouge propose que l'État ou la Croix-Rouge elle-même demande périodiquement (M. Philippe Vandekerckhove propose tous les trois ans) une offre aux différentes entreprises afin de déterminer quelle entreprise peut fractionner le plasma des donneurs belges pour ensuite le remettre sur le marché belge. Quelle est l'opinion de la ministre à ce sujet ?

 

Uit een rapport van het Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg (KCE) blijkt dat ons land niet voorbereid is op een plotse toename van de vraag naar plasmaderivaten. Dat komt omdat België meer derivaten gebruikt dan het kan halen uit het donorbloed van zijn burgers. Hierdoor moet België extra derivaten aankopen bij fractioneringbedrijven die hun plasma uit het buitenland halen. Wanneer de internationale vraag dan plots stijgt kunnen de derivaten schaars worden aangezien de fractioneringbedrijven dan eerst verkopen aan de meest biedende landen. De studie concludeert echter dat er zich op korte tijd geen problemen zullen voordoen. Het KCE vindt dat er nog niet werd nagedacht over het concept van zelfvoorziening. Omdat een overheid die subsidies toekent moet controleren hoe die subsidies worden gebruikt, pleit het KCE voor meer transparantie in het subsidiegebruik en beveelt het aan om de kosten van de plasmafereseactiviteiten van het Rode Kruis in kaart te brengen.

Het Rode Kruis Vlaanderen betreurt, bij monde van zijn gedelegeerd bestuurder Philippe Vandekerckhove, in de Artsenkrant echter de conclusies van het rapport omdat die volgens hem voorbijgaan aan de kern van de zaak. Hij vindt dat de overheid eerst een keuze moet maken tussen de twee systemen die ons land nu naast elkaar gebruikt, namelijk de zelfvoorziening via vrijwillige donoren en de aankoop via commerciële bedrijven, vooraleer aanbevelingen kunnen worden geformuleerd over een reeks nevenaspecten. Ik deel zijn mening.

Daarom heb ik volgende vragen voor de minister:

1. Welke conclusies heeft ze gekoppeld aan de studie van het KCE?

2. Is ze van plan om te kiezen voor één systeem in plaats van voor de twee systemen waarvan ze nu gebruik maakt?

3. Welke beslissingen gaat ze in het dossier van de plasmaderivaten nemen?

4. Het Rode Kruis stelde voor dat de overheid of het Rode Kruis periodiek (de heer Philippe Vandekerckhove stelt drie jaar voor) een offerte opvraagt bij verschillende firma's en zo bepaalt wie het plasma van Belgische donoren mag fractioneren om de derivaten vervolgens terug op de Belgische markt beschikbaar te stellen. Wat is haar mening hierover?