SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2009-2010 Zitting 2009-2010
________________
7 décembre 2009 7 december 2009
________________
Question écrite n° 4-6123 Schriftelijke vraag nr. 4-6123

de Nahima Lanjri (CD&V)

van Nahima Lanjri (CD&V)

au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales

aan de staatssecretaris voor Begroting, Migratie- en asielbeleid, Gezinsbeleid en Federale Culturele Instellingen
________________
Statut des apatrides - Octroi - Régularisation - Exécution de l'accord de gouvernement Statuut van staatlozen - Toekenning - Regularisatie - Uitvoering van het regeerakkoord 
________________
apatride
asile politique
droit d'asile
ressortissant étranger
Office des étrangers
droit de séjour
Commissariat général aux réfugiés et aux apatrides
demandeur d'asile
staatloze
politiek asiel
asielrecht
buitenlandse staatsburger
Dienst Vreemdelingenzaken
verblijfsrecht
Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
asielzoeker
________ ________
7/12/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
6/5/2010Einde zittingsperiode
7/12/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
6/5/2010Einde zittingsperiode
________ ________
Herindiening van : schriftelijke vraag 4-3492 Herindiening van : schriftelijke vraag 4-3492
________ ________
Question n° 4-6123 du 7 décembre 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-6123 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Dans le cadre de l'évaluation de la procédure d'asile, des auditions de responsables d'institutions et d'organisations chargées de cette procédure ont été organisées en commission de l'Intérieur et des Affaires administratives du Sénat. Ces auditions ont donné un bon aperçu de la réalité sur le terrain.

La question des apatrides reste cependant floue. Selon la Convention de New York de 1954, un apatride est “ une personne qu'aucun État ne considère comme son ressortissant par application de sa législation ”. Cette définition a été introduite dans la législation belge en 1960.

La charge de la preuve incombe à l'étranger qui dit ne pas avoir de nationalité. Il doit donc démontrer soit qu'il a perdu la nationalité de son pays de naissance soit qu'il n'a jamais eu aucune nationalité. Cette preuve doit en principe être fournie à l'Office des étrangers (OF) ou à l'administration communale (qui peuvent à leur tour demander l'avis du SPF Justice). L'administration ne pourra constater l'apatridie que dans des cas très clairs; si cela s'avère impossible, l'étranger devra d'abord intenter une procédure devant le tribunal de première instance avant d'être reconnu comme apatride. Les lignes politiques utilisées par l'Office des étrangers concernant la régularisation, ou non, d'apatrides reconnus par le tribunal de première instance sont très floues. Il est dès lors à conseiller de régler le statut légalement.

L'accord de gouvernement prévoit une procédure d'octroi du statut d'apatride par le Commissariat général aux réfugiés et aux apatrides. La reconnaissance en tant qu'apatride débouche en principe sur un droit (temporaire) de séjour. Cette problématique n'est pas abordée dans le paquet global concernant l'accord relatif à l'asile et à la migration.

Je voudrais poser les questions suivantes à ce sujet :

1. Où en est l'exécution de ce point de l'accord de gouvernement ?

2. La procédure d'octroi du statut d'apatride pose-t-elle des problèmes particuliers ? Lesquels ?

3. La ministre envisage-t-elle de prendre certaines initiatives pour aboutir à une solution ?

 

In het kader van de evaluatie van de asielprocedure werden er in de Senaatscommissie Binnenlandse Zaken en Administratieve Aangelegenheden hoorzittingen gehouden met de instituties en organisaties die met deze procedure bezig zijn. Deze hoorzittingen gaven een goede kijk op de realiteit op het terrein.

Toch is er wat onduidelijkheid blijven hangen rond de problematiek van de staatlozen. Een staatloze is volgens het Verdrag van New York van 1954 “ een persoon die door geen enkele staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd ”. Dit werd door België in 1960 bij wet goedgekeurd.

De bewijslast komt toe aan de vreemdeling die stelt geen nationaliteit te bezitten. Hij moet dus bewijzen dat hij de nationaliteit, die hij bezat door zijn geboorte, verloren heeft, of dat hij er nooit één heeft gehad. Dit bewijs moet in principe geleverd worden ten aanzien van de Dienst vreemdelingenzaken (DVZ) of de gemeentelijke administratie (die op hun beurt het advies van de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie kunnen inwinnen). Alleen in zeer duidelijke gevallen zal de administratie de staatloosheid kunnen vaststellen; als dit niet mogelijk is, zal de vreemdeling eerst een procedure voor de rechtbank van eerste aanleg moeten voeren alvorens hij als staatloze wordt erkend. De beleidslijnen die DVZ hanteert om door de rechtbank van eerste aanleg erkende staatlozen al dan niet te regulariseren zijn zeer onduidelijk. Het is dan ook aan te raden het statuut wettelijk te regelen.

Het regeerakkoord voorziet in een procedure tot toekenning van het statuut voor staatlozen door het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen. De erkenning als staatloze heeft in principe een (tijdelijk) verblijfrecht tot gevolg. Deze problematiek zit niet in het globaal pakket voor het akkoord rond asiel en migratie.

Graag had ik de volgende vragen hieromtrent gesteld:

1. Wat is de stand van zaken betreffende de uitvoering van dit punt van het regeerakkoord?

2. Ziet zij speciale problemen rond de procedure tot toekenning van het statuut staatlozen? Welke problemen zijn dit?

3. Heeft de geachte minister enkele initiatieven in gedachte om tot een oplossing te komen?