SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
23 juin 2009 23 juni 2009
________________
Question écrite n° 4-3669 Schriftelijke vraag nr. 4-3669

de Nele Jansegers (Vlaams Belang)

van Nele Jansegers (Vlaams Belang)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Femmes allochtones - Abandon dans le pays d’origine - Mesures Allochtone vrouwen - Achterlaten in het land van herkomst - Maatregelen 
________________
condition féminine
discrimination sexuelle
ressortissant étranger
divorce
femme migrante
enfant de migrant
positie van de vrouw
discriminatie op grond van geslacht
buitenlandse staatsburger
echtscheiding
migrerende vrouw
migrantenkind
________ ________
23/6/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 23/7/2009)
11/9/2009Antwoord
23/6/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 23/7/2009)
11/9/2009Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3668 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3668
________ ________
Question n° 4-3669 du 23 juin 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-3669 d.d. 23 juni 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Depuis un certain temps, la politique et les médias prennent en considération le problème de femmes abandonnées, avec leurs enfants ou non, généralement pendant la période des vacances d’été, contre leur volonté et sans documents d’identité ni de séjour, par leur époux/père dans le pays d’origine. C’est une situation douloureuse, non seulement pour l’épouse abandonnée, qui se retrouve dénuée de droits et devient généralement l’esclave de son (ex-) belle-famille mais aussi pour ses enfants, qu’ils restent également sur place ou qu’ils soient soudainement contraints de vivre avec une nouvelle maman s’ils reviennent dans notre pays.

Aux Pays-Bas, on accorde assez bien d’attention à ce problème. Ainsi, le ministère néerlandais des Affaires étrangères et de l’Intégration a demandé à l’Adviescommissie voor vreemdelingenzaken (commission consultative des étrangers) d’examiner trois aspects de cette problématique :

1) la nature et l’ampleur de la problématique ;

2) comment le retour des femmes qui se trouvent dans une telle situation peut être accéléré ;

3) quelles mesures, tant au niveau du droit pénal que du droit des étrangers, peuvent être prises à l’encontre de l’époux.

La commission a formulé plusieurs avis à ce sujet en 2005.

Sous la législature précédente, j’ai déjà posé une question écrite au ministre des Affaires étrangères sur cette problématique (question écrite n° 3-5402, Questions et Réponses n° 3-85, p. 9328), et les réponses étaient peu encourageantes. Il est possible que, dans notre pays, des hommes qui se rendent coupables de cette pratique ne soient pas inquiétés, qu’ils acquièrent la nationalité belge et que leur « divorce » (en fait la répudiation de leur épouse) soit officiellement enregistré chez nous sans problème.

D'où les questions suivantes :

1. Cette problématique est-elle examinée par la cellule stratégique du ministre ? Dispose-t-on de statistiques concernant ce phénomène ?

2. Ne serait-ce pas une bonne idée que l’épouse dont le mari veut divorcer doive d’abord comparaître devant un juge de paix belge de sorte qu’il soit impossible de l'abandonner contre sa volonté dans le pays d’origine ?

3. Les enfants sont-ils entendus dans une telle situation ? Quelles actions sont-elles entreprises s’ils sont eux aussi abandonnés dans le pays d’origine ?

 

Sinds enige tijd is er in de politiek en in de media aandacht voor het probleem dat vrouwen, al dan niet samen met hun kinderen, veelal rond de zomervakantieperiode, tegen hun wil en zonder identiteits- en verblijfsdocumenten door hun echtgenoot / vader in het land van herkomst worden achtergelaten. Dat is een schrijnende situatie, niet enkel voor de achtergebleven echtgenote, die rechteloos blijkt in dergelijke situatie en ginder meestal het huisslaafje wordt van haar (ex-) schoonfamilie, maar ook voor haar kinderen als die ofwel eveneens achterblijven ofwel, als ze terug naar ons land komen, het plots met een nieuwe mama moeten doen.

In Nederland wordt aan deze problematiek vrij veel aandacht besteed. Zo vroeg het ministerie voor Vreemdelingenzaken en Integratie aan de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken een drietal aspecten van deze problematiek te onderzoeken:

1)de aard en omvang van de problematiek;

2)hoe de terugkeer van vrouwen die zich in een dergelijke situatie bevinden kan worden bespoedigd;

3)welke maatregelen, zowel op het terrein van het strafrecht als van het vreemdelingenrecht, tegen de man kunnen worden genomen.

De Commissie formuleerde daarop in 2005 een aantal adviezen.

Ik stelde vorige legislatuur over deze problematiek reeds een schriftelijke vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken (schriftelijke vraag nr. 3-5402, Vragen en Antwoorden nr. 3-85, blz. 9328), en de antwoorden waren weinig bemoedigend. Het blijkt in ons land mogelijk dat mannen die zich aan deze praktijk bezondigen ongemoeid worden gelaten, de Belgische nationaliteit verwerven, en dat hun " echtscheiding " (lees het verstoten van hun echtgenote) zonder problemen bij ons officieel wordt geregistreerd.

Ik wens hierover volgende vraag te stellen:

1.Wordt deze problematiek onderzocht door de beleidscel van de geachte minister? Zijn er cijfers beschikbaar met betrekking tot dit fenomeen?

2.Zou het geen goed idee zijn als de echtgenote waarvan de man wil scheiden eerst voor een Belgische vrederechter zou moeten verschijnen, zodat het onmogelijk wordt haar tegen haar wil te dumpen in het land van herkomst?

3.Worden de kinderen in een dergelijke situatie gehoord? Welke actie wordt ondernomen indien ook zij worden achtergelaten in het land van herkomst?

 
Réponse reçue le 11 septembre 2009 : Antwoord ontvangen op 11 september 2009 :
  1. Comme l'indique déjà la réponse donnée par le ministre des Affaires étrangères à votre question n° 3-5402, ce phénomène est impossible à chiffrer.

  2. La problématique de la reconnaissance des répudiations est régie par l’article 57 du Code de droit international privé.

    On entend par répudiation tout « acte établi à l'étranger constatant la volonté du mari de dissoudre le mariage sans que la femme ait disposé d'un droit égal ».

    L'article 57 du Code de droit international privé repose sur le principe de l'impossibilité de reconnaissance d'une répudiation, son institution étant considérée par le législateur comme étrangère à notre conception du droit et au principe d'égalité entre homme et femme.

    Il est toutefois ressorti des débats dans le cadre des travaux préparatoires à la loi que le principe de refuser la reconnaissance de toute répudiation purement et simplement en tant qu'institution engendrerait des situations inéquitables. Une exception au principe de l’interdiction de reconnaissance d’une répudiation est par conséquent possible, si les conditions suivantes sont remplies de manière cumulative :

  • l'acte a été homologué par une juridiction de l'État où il a été établi ;

  • lors de l’homologation, aucun époux n’avait la nationalité d’un État dont le droit ne connaît pas cette forme de dissolution du mariage ;

  • lors de l’homologation, aucun époux n’avait de résidence habituelle dans un État dont le droit ne connaît pas cette forme de dissolution du mariage ;

  • la femme a accepté de manière certaine et sans contrainte la dissolution du mariage ;

  • aucun motif de refus visé à l’article 25 ne s’oppose à la reconnaissance.

    Les cas de reconnaissance d'une répudiation en Belgique sont rares et concernent essentiellement des situations où la répudiation a été acquise dans un Etat étranger entre des ressortissants de cet État qui y avaient à l'époque de la répudiation le centre de leurs intérêts.

    Depuis l'entrée en vigueur du Code de droit international privé, les répudiations au sens de l'article évoqué qui ont été acquises pendant des vacances dans un État étranger alors que les époux résident habituellement en Belgique, ne peuvent par conséquent pas être reconnues.

    A noter également l'importance de l'article 25 du Code de droit international privé, qui contient une série de motifs de refus de la reconnaissance ou déclaration de la force exécutoire de décisions étrangères. Cet article dispose notamment qu'une décision judiciaire étrangère n'est ni reconnue ni déclarée exécutoire si l'effet de la reconnaissance ou de la déclaration de la force exécutoire serait manifestement incompatible avec l'ordre public (1°) ou si les droits de la défense ont été violés (2°).

  1. La problématique du séjour et du retour des étrangers en Belgique relève des compétences du Secrétaire d'État à la Politique de migration et d'asile.

  1. Zoals reeds blijkt uit het antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken op uw vraag nr. 3-5402 is het niet mogelijk het fenomeen te becijferen.

  2. De problematiek van de erkenning van verstotingen wordt geregeld door artikel 57 van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht.

    Onder verstoting wordt verstaan “elke in het buitenland opgestelde akte die de wilsverklaring van de man om het huwelijk te ontbinden vaststelt, zonder dat de vrouw eenzelfde recht had”.

    Artikel 57 van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht heeft als uitgangspunt de principiële onmogelijkheid van de erkenning van een verstoting vermits de instelling van de verstoting door de wetgever geacht wordt vreemd te zijn aan ons rechtsdenken en aan het beginsel van de gelijkheid tussen man en vrouw.

    Uit de debatten tijdens de parlementaire voorbereiding van de wet bleek echter dat een principiële weigering om elke verstoting te erkennen, louter omwille van het instituut, zou leiden tot onbillijke situaties. Bijgevolg is er op het principiële verbod tot erkenning een uitzondering mogelijk indien cumulatief aan volgende voorwaarden is voldaan:

  • de akte is gehomologeerd door een rechter in de Staat waarin zij is opgemaakt;

  • geen van de echtgenoten had op het tijdstip van de homologatie de nationaliteit van een Staat waarvan het recht die vorm van huwelijksontbinding niet kent;

  • geen van de echtgenoten had op het tijdstip van de homologatie zijn gewone verblijfplaats in een Staat waarvan het recht die vorm van huwelijksontbinding niet kent;

  • de vrouw heeft de ontbinding van het huwelijk op ondubbelzinnige wijze en zonder enige dwang aanvaard;

  • tegen de erkenning geldt geen enkele weigeringsgrond als bedoeld in artikel 25.

    De gevallen waarin een verstoting in België wordt erkend, zijn zeldzaam en zullen voornamelijk betrekking hebben op gevallen waarin de verstoting is verkregen in een buitenlandse Staat tussen onderdanen van die Staat, die aldaar, ten tijde van de verstoting, het centrum van hun belangen hadden.

    Verstotingen in de zin van vermeld artikel, verkregen tijdens een vakantie in een buitenlandse Staat, terwijl de echtgenoten hun gewone verblijfplaats in België hebben, kunnen sedert de inwerkingtreding van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht bijgevolg niet erkend worden.

    Daarnaast is ook artikel 25 van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht van belang, dat een aantal gronden voor weigering van de erkenning of de uitvoerbaarverklaring van buitenlandse beslissingen bevat. Dit artikel bepaalt onder meer dat een buitenlandse rechterlijke beslissing niet erkend of uitvoerbaar verklaard wordt indien het gevolg van de erkenning of van de uitvoerbaarverklaring kennelijk onverenigbaar zou zijn met de openbare orde (1°) of indien de rechten van de verdediging zijn geschonden (2°).

  1. De problematiek van het verblijf en de terugkeer van vreemdelingen in België behoort tot de bevoegdheid van de Staatssecretaris voor Migratie- en Asielbeleid.