SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
27 mai 2009 27 mei 2009
________________
Question écrite n° 4-3507 Schriftelijke vraag nr. 4-3507

de Nele Jansegers (Vlaams Belang)

van Nele Jansegers (Vlaams Belang)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Fraude d’identité - Déclaration de citoyens aux autorités - Initiatives en Belgique - Formation des policiers Identiteitsfraude - Melding van de burgers aan de overheid - Initiatieven in BelgiPe - Opleiding voor de politiemensen 
________________
document d'identité
vol
fraude
lutte contre le crime
police
contrôle de police
formation professionnelle
police locale
permis de conduire
faux en écriture
contrefaçon
identiteitsbewijs
diefstal
fraude
misdaadbestrijding
politie
politiecontrole
beroepsopleiding
gemeentepolitie
rijbewijs
valsheid in geschrifte
namaak
________ ________
27/5/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 25/6/2009)
4/11/2009Antwoord
27/5/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 25/6/2009)
4/11/2009Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3508
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-889
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3508
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-889
________ ________
Question n° 4-3507 du 27 mai 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-3507 d.d. 27 mei 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En réponse à ma question écrite n° 4-2868 de janvier 2009 sur le phénomène de la fraude d’identité, le ministre de la Justice a communiqué début avril 2009 :

« La fraude d’identité est un phénomène connu des autorités judiciaires mais qui est actuellement difficilement quantifiable.

C’est un phénomène de fraude qui ne peut être réduit statistiquement à un seul comportement, il doit être englobé dans une analyse plus vaste. »

Il s’agit d’une réponse plutôt décevante, d’autant que nous pouvons constater que nos voisins du nord s’intéressent bien davantage à ce phénomène et prennent véritablement des initiatives pour intensifier la lutte contre la fraude d’identité.

Ainsi, un guichet pour la déclaration des cas de fraude d’identité a été créé début 2009 par le ministère de l’Intérieur. Durant les deux premiers mois de son existence, ce guichet a reçu cinquante déclarations de citoyens et entreprises victimes d’une telle fraude.

Il s’agit de comptes bancaires pillés, de produits loués ou achetés au nom de quelqu’un d’autre mais aussi de fausses inscriptions dans des registres publics, déclare un porte-parole du ministère. Le guichet a été mis en place pour permettre de cerner l’ampleur de la fraude d’identité aux Pays-Bas. Il veille par ailleurs à faire rectifier le plus rapidement possible les inscriptions erronées dans des registres publics, comme l’administration de base des communes ou les registres policiers.

Des agents ont en outre reçu une formation complémentaire accélérée pour pouvoir reconnaître les faux papiers.

Le risque pour les personnes qui fraudent ou commettent des délits sous une fausse identité de se faire arrêter est trop petit, estime le commissaire principal chargé de la lutte contre la fraude d’identité. On apprend aux policiers à reconnaître les personnes qui font usage du passeport ou du permis de conduire d’une autre personne. Grâce à une ligne téléphonique spéciale, ces agents pourront prochainement demander, depuis la rue, l’aide d’experts se trouvant au bureau.

Lorsque les agents découvrent de fausses pièces d’identité ou la pièce d’identité d’un double, il doit pouvoir demander au bureau de police de retrouver directement l’identité d’une personne. Dans toutes les zones de police, les bureaux se déplacent avec des appareils afin de prélever les empreintes digitales ou de prendre des photos de suspects et de contrôler la véracité des pièces d’identité. Depuis mi-2009, une modification législative permet de prendre les empreintes digitales et des photos de personnes suspectées d’un délit passible d’une peine de quatre ans d’emprisonnement. Cela doit permettre d’établir l’identité des suspects de manière irréfutable.

Avec l’aide des communes, la police veut s’attaquer aux personnes qui perdent fréquemment leur passeport. Si une personne déclare la perte de son passeport au moins trois fois au cours de la même année, il faut d’abord mener une enquête avant de lui délivrer un nouveau passeport. De même il faut que la personne qui a perdu son passeport paie plus cher son nouveau passeport.

Il s’agit-là de diverses initiatives et pistes devant permettre aux autorités néerlandaises d’intensifier la lutte contre la fraude d’identité.

Je suis particulièrement intéressée de savoir de quelle manière le phénomène est appréhendé et combattu dans notre pays. D’où ces questions :

Auprès de qui et de quelle manière les citoyens victimes d’une usurpation d’identité dans notre pays peuvent-ils le déclarer aux autorités ?

De quelle manière compte-t-on cerner l’ampleur du problème dans notre pays ? Le ministre est-il favorable à l’idée d’un guichet, comme aux Pays-Bas ?

De quelle manière les policiers de notre pays sont-ils informés de ce phénomène et formés pour y faire face ?

Des accords ont-ils été conclus avec les communes pour que les personnes perdant fréquemment leur passeport soient signalées ? Si oui, combien de cas ont-ils été signalés l’année dernière ? Si non, le ministre ne juge-t-il pas intéressant d’instaurer une tel guichet pour la déclaration des cas de fraude d’identité ?

 

In antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 4-2868 van januari 2009 over het fenomeen van identiteitsfraude gaf de minister van Justitie mij begin april 2009 het volgende antwoord:

“Identiteitsfraude is een gekend fenomeen bij de gerechtelijke overheden dat op heden echter moeilijk kwantificeerbaar is.

Het is een fraudefenomeen dat statistisch niet tot een enkele handeling kan worden beperkt en in een ruimere analyse moet worden vervat.”

Dat antwoord is nogal teleurstellend, te meer daar we kunnen vaststellen dat er bij onze Noorderburen toch wel meer belangstelling bestaat voor het fenomeen en men daar daadwerkelijk initiatieven neemt om de bestrijding van identiteitsfraude op te voeren.

Zo werd daar begin 2009 een meldpunt identiteitsfraude opgericht door het ministerie van Binnenlandse Zaken. In de eerste twee maanden van zijn bestaan heeft het meldpunt vijftig meldingen binnengekregen van gedupeerde burgers en bedrijven.

Het gaat om bankrekeningen die geplunderd zijn, producten die op andermans naam zijn gehuurd of gekocht, maar ook om foute registraties in overheidsregisters, zegt een woordvoerder van het ministerie. Het meldpunt is opgericht om zicht te krijgen op de omvang van identiteitsfraude in Nederland. Daarnaast zorgt het meldpunt ervoor dat verkeerde registraties in overheidsregisters zoals de basisadministratie van gemeenten of politieregisters zo snel mogelijk worden hersteld.

Daarnaast worden agenten versneld bijgeschoold in het herkennen van valse papieren.

De pakkans van personen die onder een valse identiteit frauderen of misdrijven plegen is te klein, zegt de Raad van hoofdcommissarissen belast met de strijd tegen identiteitsfraude. Politiemensen wordt geleerd degenen die gebruik maken van het paspoort of rijbewijs van een ander te herkennen. Via een speciale telefoonlijn kunnen ze op straat binnenkort direct de hulp inroepen van experts op het bureau.

Als agenten op een vals id-bewijs of een "lookalike", een id-bewijs van een dubbelganger, stuiten, moet straks op het politiebureau direct de identiteit van iemand kunnen worden achterhaald. In alle politieregio's komen bureaus met apparatuur om vingerafdrukken en foto's van verdachten te nemen en om de echtheid van identiteitsbewijzen te controleren. Vanaf medio 2009 wordt het via een wetswijziging mogelijk vingerafdrukken te nemen en foto's te maken van verdachten van een misdrijf waar vier jaar celstraf op staat. Hierdoor moet de identiteit van verdachten "onomstotelijk" vast komen te staan.

Met de gemeenten wil de politie "veelvermissers" aanpakken, mensen die vaak hun paspoort kwijtraken. Als iemand drie keer of vaker in een jaar zijn paspoort als vermist opgeeft, moet er eerst onderzoek plaatsvinden voordat hij er een nieuw krijgt. Of als iemand zijn paspoort kwijtraakt, moet de prijs voor een nieuw exemplaar maar omhoog. 

Het zijn alvast een aantal initiatieven en pistes, die de Nederlandse overheid moet in staat stellen de strijd tegen identiteitsfraude te voeren.

Het interesseert mij uitermate om te weten hoe dit fenomeen in ons land wordt aangepakt en bestreden. Vandaar de volgende vragen:

Bij wie en op welke manier kunnen gedupeerde burgers in ons land een geval van identiteitsfraude melden aan de overheid?

Op welke manier wil men in ons land zicht krijgen op de omvang van het probleem? Is de geachte minister gewonnen voor het idee van een meldpunt, zoals in Nederland?

Op welke manier worden politiemensen bij ons geïnformeerd en geschoold over het fenomeen?

Zijn er afspraken met de gemeenten om de zogenaamde “veelvermissers” te melden? Zo ja, hoeveel werden er vorig jaar gemeld? Zo niet, lijkt het de geachte minister geen goed idee om een dergelijke meldplicht in te voeren?

 
Réponse reçue le 4 novembre 2009 : Antwoord ontvangen op 4 november 2009 :

1 et 2 .

Il y a lieu avant tout de souligner que le phénomène de fraude à l’identité recouvre de multiples réalités. Il peut en effet se produire de différentes manières, comme par le biais du skimming ou du phishing. À ce jour, la définition de ce phénomène n’a pas fait l’objet d’un consensus. Des termes tels que vol d’identité et fraude à l’identité ou encore fraude aux documents et fraude à la carte de crédit sont employés indifféremment. L’absence de définition univoque complique la perception que l’on a du problème. Qui plus est, il convient de souligner que l’absence d’une incrimination autonome de ce type de fraude complique également la perception et l’évaluation de l’ampleur du phénomène.

Afin d’avoir un aperçu du phénomène, les autorités fédérales ont lancé en décembre 2008 le projet « Checkdoc ». « Checkdoc » a été mis au point par le Service public fédéral (SPF) Intérieur, le SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au développement et la Police fédérale. Le but est de rendre les documents d’identité perdus ou volés inutilisables et, partant, moins attrayants pour le vol, le recel et le trafic de documents volés.

Checkdock comprend deux volets destinés à 2 publics cibles différents. Le site Internet www.checkdoc.be s’adresse aux professionnels ; le helpdesk DOC STOP a été élaboré pour les citoyens.

Le site Internet www.checkdoc.be permet aux professionnels de vérifier, à travers le monde, qu'un document d'identité belge qui lui est présenté dans le cadre d'une transaction a bien été émis et n'est pas connu comme perdu, volé, périmé ou non valide. Une requête est effectuée auprès du Registre national et de la banque de données des passeports, sur la base du numéro d'identification du document présenté. L’utilisateur reçoit une réponse sous forme de « hit » ou « no hit ». La police est également avertie en cas d’usage frauduleux.

Dans le cadre de ce projet, un guichet central a également été mis sur pied. Le helpdesk DOC STOP permet à chaque Belge de signaler, 24 heures sur 24 et des quatre coins de la planète, la perte ou le vol de ses documents d’identité ou de voyage et de bloquer ceux-ci. L'on peut à cet effet former le numéro gratuit 00800 2123 2123. L’on établit d’abord l’identité de la personne qui appelle afin de vérifier qu'il s'agit bien du titulaire du document. L'opérateur procède ensuite immédiatement au blocage des documents. Dès cet instant, toute vérification sur www.checkdoc.be donnera lieu à un « HIT ».

En cas de vol, il convient que le citoyen fasse une déclaration au bureau de police le plus proche ou à la police locale.

Source : www.checkdoc.be et www.docstop.be

L’incrimination de la fraude à l’identité est une possibilité qu’il convient d’examiner plus avant.

3.

1. Concernant l’information du personnel de la police :

Ainsi qu’il a été souligné plus haut, la fraude à l’identité n’est pas une infraction inscrite en tant que telle dans le Code pénal. Il est par conséquent très difficile de vérifier l’ampleur du phénomène dans la banque de données policières BNG. Une analyse détaillée en la matière est en cours en vue d’éventuelles adaptations.

En 2007 déjà, l’OCRF-D (l’Office central pour la répression des faux de la Police fédérale) a souligné dans son rapport annuel que les services de police qui interviennent en première ligne (p. ex. police locale, police aéroportuaire, etc.) éprouvent de plus en plus de difficultés à procéder à un contrôle de qualité des documents officiels tels que cartes d’identité, permis de conduire et documents de séjour. Ce constat s’explique par la matière qui ne cesse de se complexifier. L’analyse approfondie de ces documents revient donc en principe à un service spécialisé en la matière intervenant en seconde ligne.

Dans le PNS 2008-2011, le phénomène « faux documents » a été intégré dans l’offre de formations modifiée des écoles de police. À l’heure actuelle, les formations données sont analysées en collaboration avec les écoles de police de sorte qu’elles correspondent davantage à la réalité du terrain. Les résultats montrent qu’il convient que les membres du personnel du service de police de première ligne ne tirent pas de conclusions ; il est néanmoins impératif qu’ils soient suffisamment formés en vue de détecter toute anomalie pour ensuite solliciter l’aide des services de seconde ligne.

Afin d’apporter sa contribution, l’OCRF-D a participé au développement d’un site intranet (existant depuis le 20 avril 2009). Ce site a d’abord contenu des informations relatives aux faux documents destinées spécifiquement aux spécialistes. Ensuite, la possibilité de consulter le site a été élargie, grâce à un langage adapté et une forme simplifiée, de sorte que les services de police de première ligne puissent eux aussi effectuer des recherches en la matière. Les premiers échos semblent positifs.

L’OCRF-D a par ailleurs donné en 2008 367 heures de formation à différents services de police. Cette formation qui s’adresse particulièrement aux services de police de première ligne est largement appréciée et a déjà entraîné une hausse des contacts avec les experts de l’OCRF-D.

À l’heure actuelle, l’on élabore également un aide-mémoire pour les documents belges destiné au personnel de la police actif sur le terrain, qui propose une procédure de contrôle simple.

2. Concernant la formation du personnel de la police :

Les nouveaux programmes de formation de base des membres du personnel du cadre opérationnel des services de police comprennent différents modules relatifs à l’authenticité des documents (voir arrêté ministériel du 17 décembre 2008 portant modification de l'arrêté ministériel du 24 octobre 2002 portant règlement général des études relatif aux formations de base des membres du personnel du cadre opérationnel des services de police, Moniteur belge du 29 janvier 2009).

  • Cadre d’agents de police

  • L’aspirant agent apprend les principes selon lesquels il/elle peut identifier un citoyen de manière légale et humaine. Dans ce cadre, il reçoit des explications pour le contrôle de personnes sur l’authenticité des documents conformément à la loi sur la carte d’identité.

  • Cadre de base (inspecteurs)

    Un certain module du programme de formation de base pour les inspecteurs est consacré à l’intervention et l’établissement de constatations en cas d’infraction à la législation relative aux étrangers. Dans ce module, l’aspirant apprend quelles sont les principales parties des différents passeports et visas valides, contrôle les cachets de contrôle, les passeports et les visas et identifie les falsifications de documents les plus fréquentes.

    Un autre module traite en outre de l’initiation et du développement des procédés policiers primaires. L’aspirant apprend à contrôler les personnes en vérifiant l’authenticité des documents et en appliquant la loi sur la carte d’identité (rappel et approfondissement).

  • Cadre moyen (inspecteurs principaux et inspecteurs principaux spécialisés)

    Le programme de formation de base du cadre moyen prévoit un module traitant de la police administrative spéciale et plus particulièrement de la législation sur les étrangers. L’aspirant contrôle les documents des étrangers et exécute un contrôle d’authenticité par rapport à des documents faux et falsifiés.

    Il existe par ailleurs des formations continues sur le contrôle des documents. Ces formations ont déjà été organisées en 2008.

Dossier d'agrément

Nom de la formation

# participants en 2008

814

Contrôleur frontalier

-

2 669

Traite des êtres humains

16

878

Documents faux et falsifiés (pour chercheurs)

294

1 904

Détection de documents d'identité faux et falisfiés (Initiation pour non-contrôleurs frontaliers)

116

2 019

Approche pratique à la législation sur les étrangers

62

1 437

Documents d'identité – Législation sur les étrangers

60

1 769

Détection et identification de faux documents d'identité belges et européens

76

1 481

Législation sur les étrangers

207

2 777

Législation sur les étrangers

37

Au cours de la formation « contrôleur frontalier », par exemple, l’apprenant rédige les rapports nécessaires en cas d’interception d’illégaux, de traite des êtres humains et de découverte de documents d’identité faux et falsifiés. L’apprenant apprend également l’évolution de l’utilisation de documents de voyage faux et falsifiés en général et les caractéristiques particulières de sa propre unité en particulier.

Il existe en outre une formation fonctionnelle en police judiciaire pour le cadre de base, le cadre moyen et le cadre d’officiers de la police locale où le participant apprend comment contrôler les pièces fausses (volet 1).

Les objectifs opérationnels de cette formation continue sont les suivants :

  • connaître les dispositions du Code pénal et du Code d’instruction criminelle en matière de faux ;

  • interpréter ces dispositions légales dans les enquêtes en matière de faux ;

  • pouvoir mener une enquête précise en faux en écriture usage de faux dans toutes les différentes formes de manifestation (faux de droit commun, faux en fiscalité, faux en matière douanière, faux en comptabilité, etc.) avec une particulière attention sur les différentes procédures qui doivent entrer en ligne de compte pour la finalité pénale de l’enquête ;

  • connaître les possibilités démontrant comment un délit de faux en écriture et usage de faux peut être mis en corrélation avec d’autres méfaits (par exemple escroquerie, abus de confiance, fraude fiscale, infractions douanières, infractions ayant trait à la faillite, etc.) ;

  • se familiariser avec les possibilités scientifiques des constatations techniques en matière de faux en écriture.

Le 2e volet de cette formation fonctionnelle s’oriente notamment vers l’étude des infractions en matière de faux et usage de fausses pièces.

Source : Direction de la lutte contre la criminalité économique et financière (DJF) et Direction de la formation de la Police belge (des).

4 .

Pour l’heure, aucun accord concret n’a été conclu avec les communes en vue du signalement systématique des personnes qui perdent fréquemment leur passeport. Il n’empêche que cette possibilité peut être examinée.

Il convient en effet de ne pas sous-estimer l’importance que revêtent les services communaux dans le processus du signalement et de la délivrance de documents d’identité. Ils sont les seuls à avoir un contact direct avec le citoyen, tant lors de la demande que lors de la délivrance de documents d’identité.

1. en 2.

Allereerst moet worden opgemerkt dat het fenomeen identiteitsfraude vele ladingen dekt. Het kan immers op verschillende manieren worden gepleegd, zoals via skimming of phishing. Tot op heden is er geen consensus over de definiëring van het fenomeen. Termen als identiteitsdiefstal en identiteitsfraude, evenals documentfraude en kredietkaartfraude worden door elkaar gebruikt. Dit gebrek aan een eenduidige afbakening en definiëring van het fenomeen bemoeilijkt de beeldvorming ervan. Bovendien moet worden benadrukt dat het gebrek aan een autonome incriminatie van dit type van fraude eveneens problematisch is, wat eveneens de beeldvorming en het in kaart brengen van de omvang van het probleem bemoeilijkt.

Om alsnog een beeld te krijgen van het fenomeen lanceerde de federale overheid in december 2008 het project “Checkdoc”. “Checkdoc” werd ontwikkeld door de Federale Overheidsdienst (FOD) Binnenlandse Zaken, de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Federale Politie. Het doel is om verloren of gestolen identiteitsdocumenten onbruikbaar en bijgevolg minder aantrekkelijk te maken voor diefstal, heling en handel in gestolen documenten.

Checkdock omvat twee luiken afgestemd op twee verschillende doelpublieken. Enerzijds is er de internetsite www.checkdoc.be voor professionelen, anderzijds is er de helpdesk DOC STOP voor de burger.

De website www.checkdoc.be stelt professionelen overal ter wereld in staat om te verifiëren of een Belgisch identiteitsdocument, dat hem in het kader van een transactie wordt voorgelegd, wel degelijk is uitgereikt en niet bekendstaat als verloren, gestolen, verlopen of ongeldig. Er wordt een zoekopdracht uitgevoerd bij het Rijksregister en de databank van de paspoorten op basis van het identificatienummer van het voorgelegde document. De gebruiker ontvangt een antwoord in de vorm van “hit/no hit”. Bij frauduleus gebruik wordt ook de politie verwittigd.

In het kader van dit project werd eveneens een centraal meldpunt in het leven geroepen. De helpdesk DOC STOP biedt elke Belg de mogelijkheid om, waar ook ter wereld, 24 uur op 24, het verlies of de diefstal van zijn identiteits- of reisdocumenten te melden en deze te blokkeren. Hiervoor kan men terecht op het gratis nummer 00800 2123 2123. Eerst wordt de identiteit van de beller vastgesteld om na te gaan of het wel degelijk de titularis is van het document. Daarna gaat de operator onmiddellijk over tot het blokkeren van de documenten. Vanaf dat ogenblik zal iedere verificatie op www.checkdoc.be aanleiding geven tot een “Hit”.

In het geval van diefstal dient de burger eveneens aangifte te doen bij het dichtstbijzijnde politiebureau of bij de lokale politie.

Bron: www.checkdoc.be en www.docstop.be

Incriminatie van identiteitsfraude is een mogelijkheid die nader bestudeerd dient te worden.

3.

1. Wat het informeren van het politiepersoneel betreft:

Zoals reeds hierboven werd benadrukt, is identiteitsfraude geen misdrijf dat als dusdanig wordt vermeld in het strafwetboek. Het is derhalve zeer moeilijk om de omvang van het fenomeen na te gaan in de politionele databank ANG. Momenteel wordt terzake een gedetailleerde analyse verricht met het oog op mogelijke aanpassingen.

Reeds in 2007 heeft de CDBV-D (Centrale dienst voor bestrijding van valsheden van de Federale Politie) in haar jaarverslag de nadruk gelegd op het feit dat de politiediensten die in eerste lijn optreden (bv. lokale politie, luchthavenpolitie, enz.) steeds meer moeilijkheden ondervinden om officiële documenten zoals identiteitskaarten, rijbewijzen en verblijfsdocumenten op een kwaliteitsvolle manier te onderzoeken. De oorzaak hiervan is te vinden in het feit dat deze materie steeds ingewikkelder wordt. Een grondige analyse van deze documenten komt dus principieel toe aan een terzake gespecialiseerde dienst die in tweede lijn optreedt.

In het NVP 2008-2011 werd het fenomeen “valse documenten” opgenomen in het herziene opleidingsaanbod van de politiescholen. Op dit ogenblik worden, in samenwerking met de politiescholen, de gegeven opleidingen geanalyseerd zodat deze beter kunnen worden afgestemd op de realiteit van het terrein. Het resultaat hiervan is dat personeelsleden van de eerstelijnspolitiedienst geen conclusies dienen te trekken doch dat zij voornamelijk voldoende opgeleid moeten zijn om anomalieën op te sporen waarna zij aan de tweedelijn bijstand kunnen vragen.

Om hiertoe bij te dragen heeft het CDBV-D deelgenomen aan het opzetten van een intranetsite (bestaande sinds 20.04.2009). In een eerste fase bevatte deze site informatie inzake valse documenten specifiek bestemd voor specialisten. Later werd de mogelijkheid tot consultatie - dankzij een aangepast taalgebruik en een eenvoudigere vorm - uitgebreid zodat ook de eerstelijnspolitiediensten terzake opzoekingen kunnen doen. De eerste echo’s die werden ontvangen blijken positief te zijn.

Bovendien heeft het CDBV-D in 2008 aan verschillende politiediensten 367 uren vorming gegeven. Deze specifiek op eerstelijnspolitiediensten gerichte vorming wordt in grote mate geapprecieerd en heeft reeds geleid tot een toename van het aantal contacten met de experts van het CDBV-D.

Actueel wordt er tevens een geheugensteun met betrekking tot Belgische documenten opgesteld die bestemd is voor het politiepersoneel werkzaam op het terrein en waarin een eenvoudige controleprocedure wordt aangeboden.

2. Wat de opleiding van het politiepersoneel betreft:

De nieuwe basisopleidingsprogramma’s van de personeelsleden van het operationele kader van de politiediensten bevatten verschillende modules betreffende de authenticiteit van de documenten (zie Moniteur Belge van 17 december 2008 tot wijziging van het ministerieel besluit van 24 oktober 2002 houdende het algemeen studiereglement betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten, Belgisch Staatsblad 29.01.2009).

  • Kader van agenten van politie

    De aspirant-agent leert de principes volgens de welke hij/zij een burger op een wettelijke en humane manier kan identificeren. In dit kader krijgt hij uitleg over de controle aan personen betreffende de authenticiteit van de documenten overeenkomstig de wet op de identiteitskaart.

  • Basiskader (inspecteurs)

    Een bepaalde module van het basisopleidingsprogramma voor inspecteurs is gewijd aan het interveniëren en het maken van vaststellingen naar aanleiding van een inbreuk op de vreemdelingenwetgeving. In deze module leert de aspirant welke de belangrijkste delen van de verschillende geldige paspoorten en visa zijn, controleert hij de controlestempels, de paspoorten en de visa en identificeert hij de meest voorkomende vervalsingen van documenten.

    Een andere module behandelt bovendien de initiatie en ontwikkeling van de primaire politionele processen. De aspirant leert de controle van personen voor wat betreft de authenticiteit van de documenten overeenkomstig de wet op de identiteitskaart (herhaling en verfijning).

  • Middenkader (hoofdinspecteurs en gespecialiseerde hoofdinspecteurs)

    In het basisopleidingsprogramma van het middenkader is een module voorzien die handelt over de bijzondere bestuurlijke politie en meer specifiek over de vreemdelingenwetgeving. De aspirant controleert de documenten van vreemdelingen en voert een echtheidscontrole over de valse en vervalste documenten uit.

    Er bestaan eveneens voortgezette opleidingen in verband met de controle van documenten. Deze opleidingen werden reeds in 2008 georganiseerd.

Erkenningsdossier

Naam van de opleiding

# deelnemers in 2008

814

Grenscontroleur

-

2 669

Mensenhandel

16

878

Valse en vervalste documenten (voor rechercheurs)

294

1 904

Detectie valse en vervalste identiteitsdocumenten (initiatie voor niet-grenscontroleurs)

116

2 019

Praktische benadering van de vreemdelingenwetgeving

62

1 437

Identiteitsdocumenten – Vreemdelingenwetgeving

60

1 769

Detectie en identificatie van valse Belgische en Europese identiteitsdocumenten

76

1 481

Vreemdelingenwetgeving

207

2 777

Vreemdelingenwetgeving

37

Tijdens de opleiding “grenscontroleur” bijvoorbeeld stelt de cursist de nodige verslagen op bij de interceptie van illegalen, gevallen van mensenhandel en houders van valse en vervalste identiteitsdocumenten. De kandidaat leert eveneens over de evolutie van het gebruik van valse en vervalste reisdocumenten in het algemeen en de particuliere kenmerken van zijn eigen eenheid in het bijzonder.

Daarnaast bestaat er een functionele gerechtelijke opleiding voor het basis-, midden- en officierenkader van de lokale politie waarin de deelnemer leert hoe de valse stukken te controleren (luik 1).

De operationele doelstellingen van deze voortgezette opleiding zijn de volgende :

  • De bepalingen van het strafwetboek en van het wetboek van strafvordering inzake valsheden kennen ;

  • Deze wetgevende bepalingen in de onderzoeken inzake valsheden kunnen vertalen ;

  • In staat zijn een nauwgezet strafonderzoek te voeren naar valsheid in geschrifte en gebruik en gebruik in al zijn verschillende verschijningsvormen (gemeenrechtelijke valsheden, fiscale valsheden, valsheden in douanemateries, boekhoudkundige valsheden, …) met bijzondere aandacht voor de verschillende procedures die daarbij dienen in acht genomen te worden met het oog op een strafrechtelijke finaliteit van het onderzoek ;

  • De mogelijkheden kennen hoe het misdrijf van valsheid in geschrifte en gebruik kan onderzocht worden in samenhang met andere misdrijven (bv. oplichting, misbruik van vertrouwen, fiscale fraude, douane-inbreuken, inbreuken met betrekking tot de staat van het failissement, enz.) ;

  • Vertrouwd worden met de wetenschappelijke mogelijkheden van de technische vaststellingen inzake valsheid in geschrifte.

Het luik 2 van deze functionele opleiding is onder andere gericht op de studie van de misdrijven met betrekking tot de valsheid en gebruik van valse stukken.

Bron: Directie van de bestrijding van de economische en financiële criminaliteit (DJF) en Directie van de opleiding van de Belgische politie (DSE).

4.

Op dit moment zijn er geen concrete afspraken gemaakt met de gemeenten omtrent het systematisch melden van zogenaamde veelvermissers. Deze mogelijkheid kan evenwel worden onderzocht.

Het belang van de rol van de gemeentelijke diensten in het proces van het melden en de uitreiking van identiteitsdocumenten is immers niet te onderschatten. Zij zijn de enigen die een face-to-face contact hebben met de burger, zowel bij de aanvraag als bij de aflevering van identiteitsdocumenten.