SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2007-2008 Zitting 2007-2008
________________
5 juin 2008 5 juni 2008
________________
Question écrite n° 4-1051 Schriftelijke vraag nr. 4-1051

de Alain Destexhe (MR)

van Alain Destexhe (MR)

au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen
________________
TVA - Bail emphytéotique sur immeuble neuf - Concession - Base d’imposition Btw -Erfpachtovereenkomst voor nieuw gebouw - Concessie - Belastbare basis 
________________
bail
TVA
propriété immobilière
droit civil
assiette de l'impôt
huurovereenkomst
BTW
onroerend eigendom
burgerlijk recht
belastinggrondslag
________ ________
5/6/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 10/7/2008)
11/7/2008Antwoord
5/6/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 10/7/2008)
11/7/2008Antwoord
________ ________
Question n° 4-1051 du 5 juin 2008 : (Question posée en français) Vraag nr. 4-1051 d.d. 5 juni 2008 : (Vraag gesteld in het Frans)

Comment déterminer le montant de la TVA dû sur la constitution d’un bail emphytéotique pour un immeuble neuf et dont le canon est payé périodiquement sur la durée du même bail ?

Le cas échéant, quels sont les barèmes ou les tables dont l’utilisation est recommandée ou imposée par votre administration ?

 

Hoe moet men het bedrag bepalen van de btw die verschuldigd is op een erfpachtovereenkomst voor een nieuw gebouw waarvan de canon over de looptijd van die overeenkomst periodiek wordt betaald?

Welke barema’s of tabellen worden door uw administratie in voorkomend geval aanbevolen of opgelegd?

 
Réponse reçue le 11 juillet 2008 : Antwoord ontvangen op 11 juli 2008 :

La présente réponse se borne au cas de la constitution de droits d'emphytéose « classiques » sur un bâtiment, sans donc tenir compte de la situation (voir article 44, § 3, 2º, b, du Code de la TVA) des droits constitués dans le cadre de contrats de location-financement de biens immeubles, par des entreprises spécialisées en la matière.

Certes, sur le plan du droit civil, on se trouve en présence de droits temporaires, d'où la conséquence que la convention stipule normalement le paiement de redevances périodiques.

Cependant, en vertu de l'article 9, alinéa 2, 2º, du Code de la TVA, la constitution dont il s'agit est considérée comme une livraison de biens.

Par conséquent, lorsque le droit est effectivement constitué en contrepartie d'une redevance périodique, il y a néanmoins lieu de fixer une valeur « au comptant » pour la perception de la TVA. Cette valeur est en règle identique au montant de la redevance périodique multipliée par la durée du droit d'emphytéose, le cas échéant diminuée de la rente de capitalisation.

En revanche, si, d'emblée, la convention constitutive d'un tel droit prévoit un prix au comptant, qui est dès lors facturé aussitôt pour le tout, l'administration accepte que ce prix soit pris en considération pour déterminer la TVA exigible.

Het onderhavig antwoord beperkt zich tot het geval van de vestiging van « klassieke » rechten van erfpacht op een gebouw, zonder rekening te houden met het vestigen van rechten in het kader van overeenkomsten van onroerende financieringshuur door gespecialiseerde bedrijven (zie artikel 44, § 3, 2º, b, van het BTW-Wetboek).

Uiteraard is er hier, burgerrechtelijk gezien, sprake van tijdelijke rechten, hetgeen normaal tot gevolg heeft dat de overeenkomst de betaling van periodieke vergoedingen vooropstelt.

Krachtens artikel 9, tweede lid, 2º, van het BTW-Wetboek, wordt deze vestiging evenwel aangemerkt als een levering van goederen.

Wanneer bijgevolg het recht effectief gevestigd is als tegenprestatie van een periodieke vergoeding, zal evenwel voor de heffing van de BTW een « contante » waarde moeten vastgesteld worden. Die waarde is normaal gelijk aan het bedrag van de periodieke vergoeding vermenigvuldigd met de duur van de erfpacht, in voorkomend geval verminderd met de kapitalisatierente.

Wanneer daarentegen, de overeenkomst van vestiging van een dergelijk recht meteen een contante prijs voorziet, die bijgevolg onmiddellijk voor het geheel gefactureerd wordt, aanvaardt de administratie dat het die prijs is die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de verschuldigde BTW.