BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2015-2016
________
20 april 2016
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-931

de Bert Anciaux (sp.a)

aan de minister van Justitie
________
Kinderarmoede - Strijd - Gezinsinkomen - Niet voor beslag vatbare som - Verhoging - Overleg met de Gewesten en Gemeenschappen - Overleg binnen de federale regering
________
armoede
institutionele bevoegdheid
institutionele samenwerking
verhouding land-regio
alimentatieplicht
sociale uitkering
kind
beslag op bezittingen
minimumloon
opvolging informatieverslag
________
20/4/2016Verzending vraag
11/9/2017Rappel
11/9/2017Antwoord
________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-932
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-933
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-931 d.d. 20 april 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De strijd tegen de armoede en zeker de kinderarmoede is een verantwoordelijkheid van de Gemeenschappen én van de federale overheid. De Senaat heeft er reeds in zijn informatieverslag op gewezen dat alle overheden de handen in elkaar moeten slaan in deze strijd tegen (kinder)armoede (zie stukken van de Senaat nrs. 6-162/2 en 6-162/3). Ook bestaan er tal van steunmaatregelen vanuit de Gemeenschappen én de federale overheid om ervoor te zorgen dat gezinnen, ouders en kinderen, niet in de armoede terechtkomen.

Sinds korte tijd heeft de Dienst voor alimentatievorderingen (DAVO) de bevoegdheid om veel meer inkomen in beslag te nemen voor het betalen van nog verschuldigde onderhoudsgelden. De inkomensgrens is ook gevoelig verminderd zodat er veel meer ouders gedwongen kunnen worden om onderhoudsgeld te betalen aan de kinderen en de ouder die instaat voor het onderhoud van de gemeenschappelijke kinderen.

Dit is een sociale maatregel, in het voordeel van de gezinnen en de kinderen en met het doel om kinderen en ouders niet in de armoede te duwen. Er moet wel voor gezorgd worden dat daardoor niet opnieuw armoede ontstaat.

Er kunnen nu vergoedingen uitbetaald worden van 1 800 euro per maand, verhoogd met 66 euro per kind ten laste.

Inmiddels is een van de belangrijkste oorzaken van armoede voor gezinnen het beslag dat door deurwaarders kan gelegd worden op het gezinsinkomen van mensen die het financieel moeilijk hebben of een zakelijke tegenslag hebben meegemaakt.

Het persoonlijk faillissement is een drama voor gezinnen en kinderen.

Vandaag is de niet voor beslag vatbare som bepaald op 1 386 euro per gezin. Dit is verschrikkelijk laag. Indien het inkomen van de ouders en alle andere vergoedingen afgetopt worden tot een bedrag van 1 386 euro, stort men gezinnen en kinderen onbetwistbaar in de armoede.

Het is meer dan noodzakelijk dat er overleg gepland wordt tussen de federale verantwoordelijken van de sociale zekerheid en de Gemeenschappen en Gewesten, die onder andere bevoegd zijn voor armoedebestrijding, voor het betalen van werkloosheidsuitkeringen, voor schoolpremies, enz.

1) Bent u bereid om een coördinerende rol op zich te nemen om ervoor te zorgen dat het gezinsinkomen, hoe ook samengesteld, niet voor beslag vatbaar zal zijn onder een bedrag van 1800 euro per maand, verhoogd met 66 euro per kind ten laste ?

2) Zult u hiervoor spoedig een initiatief nemen en overleggen met de Gewesten en Gemeenschappen ?

3) Zal ook binnen de federale regering, tussen Sociale Zaken, Volksgezondheid en Justitie, overleg gevoerd worden om op deze wijze de (kinder)armoede efficiënt te bestrijden ?

Antwoord ontvangen op 11 september 2017 :

Armoedebestrijding is een van de grootste bekommernissen van deze regering. Er werd een Federaal Plan Armoedebestrijding 2016-2019 goedgekeurd en gaandeweg worden de erin vermelde maatregelen gerealiseerd. Hiertoe wordt er binnen de regering op geregelde tijdstippen overleg gepleegd.

Het door de senator aangehaalde bedrag van 1 800 euro, verhoogd met 66 euro per kind ten laste, verwijst naar de bedragen opgenomen in artikel 4 van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de federale overheidsdienst (FOD) Financiën. Het recht op voorschotten op het onderhoudsgeld wordt toegekend wanneer de maandelijkse middelen van de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent niet meer dan 1 800 euro bedragen, in voorkomend geval verhoogd met het voormelde bedrag vastgesteld in artikel 1409,§ 1, vierde lid, en geïndexeerd, overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, oftewel 66 euro. Die bedragen worden enkel toegepast in het kader van een specifieke wetgeving inzake voorschotten op het onderhoudsgeld.

De 1 386 euro waarnaar verwezen wordt, komt overeen met het vroeger toepasselijke niet voor beslag vatbare inkomen. In het koninklijk besluit van 11 december 2016 tot uitvoering van artikel 1409, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek werd dat bedrag geïndexeerd. Het bedraagt sinds 1 januari 2017 1 407 euro.

De staatssecretaris bevoegd voor Armoedebestrijding neemt in deze materie een coördinerende rol op.