BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2014-2015
________
19 maart 2015
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-528

de Ann Brusseel (Open Vld)

aan de vice-eersteminister en minister van Ontwikkelingssamenwerking, Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post
________
Actieplatform van de Vierde VN Wereldvrouwenconferentie van Peking - Opvolging - Vrouwen en gewapende conflicten - Re-integratie van slachtoffers en bestraffing van daders
________
conferentie VN
positie van de vrouw
seksueel geweld
seksueel misdrijf
gezondheidsverzorging
reclassering
oorlog
Democratische Republiek Congo
opvolging informatieverslag
________
19/3/2015Verzending vraag
23/4/2015Antwoord
________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-529
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-528 d.d. 19 maart 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Hoofstuk III.2 "Vrouwen en gewapende conflicten" van het Informatieverslag betreffende de opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de Vierde VN Wereldvrouwenconferentie van Peking (stuk Senaat nr. 6-97/2) van de Senaat bevat belangrijke beleidssuggesties.

De Senaat beveelt aan de partnerlanden in (post-)conflictsituaties waar seksueel geweld op grote schaal plaatsvindt bij te staan voor wat betreft de nodige medische en psychologische begeleiding en bijstand van en aan slachtoffers. Daarnaast dient ons land deze landen te helpen met de realisatie van re-integratieprojecten en hen te ondersteunen inzake de aanpak van de straffeloosheid van de daders van seksueel geweld, waarbij rekening gehouden wordt met de specifieke noden van vrouwen en meisjes.

Deze vraag betreft Gelijke Kansen en is aldus een bevoegdheid van de Senaat conform artikel 79 van het reglement en het betreft tevens een transversale aangelegenheid - Gemeenschappen. Ze vloeit rechtstreeks voort uit het unaniem goedgekeurde informatieverslag betreffende de opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de Vierde VN Wereldvrouwenconferentie van Peking (stuk Senaat nr. 6-97/2).

1) Kan de minister toelichten welke projecten of andere stappen ons land heeft genomen om de slachtoffers van seksueel geweld in onze partnerlanden bij te staan voor wat betreft medische en psychologische begeleiding van en bijstand aan de slachtoffers (in casu betreft de vraag onder meer de Democratische Republiek Congo)? Kan hij dit gedetailleerd toelichten naar projecten en middelen toe alsook gedetailleerd aangeven of er verder initiatieven worden genomen?

2) Kan de minister toelichten welke projecten of andere stappen ons land heeft genomen om re-integratieprojecten bij partnerlanden voor wat betreft de slachtoffers van seksueel geweld te ondersteunen en welke concrete stappen en/of projecten wij ondersteunen of opzetten voor wat betreft de aanpak van de straffeloosheid van de daders van seksueel geweld? Kan hij dit zeer gedetailleerd toelichten en aangeven wat de concrete resultaten tot op heden zijn? Hoeveel mensen stapten in deze re-integratieprojecten en hoeveel daders van seksueel geweld werden aldus bestraft?

Antwoord ontvangen op 23 april 2015 :

Seksueel geweld is een van de meest ernstige vormen van de schending of het misbruik van de rechten van een persoon. Seksueel geweld in gewapende conflicten kan de situatie nog verergeren en een belemmering vormen voor het herstel van de vrede en de veiligheid, zoals mag blijken uit de vele resoluties van de Verenigde Naties (VN)-Veiligheidsraad, onder andere de resoluties over vrouwen, vrede en veiligheid. Seksueel geweld heeft vele en verschillende gevolgen voor de fysieke en psychologische gezondheid op korte en op lange termijn. De psychologische gevolgen op lange termijn kunnen bijzonder nefast zijn.

Het Panzi-ziekenhuis in Bukavu en dokter Mukwege hebben de aandacht van de internationale gemeenschap gevestigd op de moeilijke situatie van vrouwen in Congo die met seksueel geweld worden geconfronteerd en ten gevolge daarvan kampen met genitale fistels. Eind maart had ik een gesprek met dokter Mukwege waarin hij toelichtte hoe de voormalige kindsoldaten zonder voldoende begeleiding terug in de gemeenschappen worden geplaatst. Zij nemen hun cultuur van geweld mee waardoor seksueel geweld in de burgerbevolking blijft voort duren.

In 2012 trok de Belgische Samenwerking 170 000 euro uit voor de installatie van een productie-eenheid voor medische zuurstof in het Panzi-ziekenhuis. Het ziekenhuis liet het gebouw optrekken voor de installatie van het zuurstofdistributiesysteem en de Belgische Technische Coöperatie (BTC) zorgde voor de aankoop, de logistieke aspecten en de installatie van het systeem alsook voor de opleiding van het verzorgend personeel. In de eenheid kunnen alle medische ingrepen worden uitgevoerd in de zekerheid dat de lichtvoorziening gegarandeerd is.

In het kader van het Indicatief Samenwerkingsprogramma 2014-2015 wordt een financiering van 3 miljoen euro uitgetrokken voor een project dat gericht is op de ondersteuning van ziekenhuizen en gezondheidscentra om te kunnen voortbouwen op de ervaring van het Panzi-ziekenhuis. Dit project wordt door de BTC uitgewerkt en de ondertekening van de bijzondere overeenkomst is in 2015 gepland.

In de VN Veiligheidsraad riep ik op 15 april 2015 ook op om blijvend aandacht te geven aan de problematiek in de Democratische Republiek Congo (DRC). Er zijn positieve signalen zoals het aanstellen van een speciaal vertegenwoordiger, een charter voor de Forces armées de la RDC (FARDC) en het oprichten van een toezichtscommissie. Het is nu zaak om de functionering hiervan op te volgen.

Genitale verminking is een andere vorm van geweld ten aanzien van vrouwen en de strijd tegen genitale verminking is een prioriteit in de zin van de wet betreffende de Ontwikkelingssamenwerking, net zoals de gezondheid en de seksuele en reproductieve rechten van de vrouw. De regering heeft deze prioriteit opnieuw bevestigd door de op rechten gebaseerde aanpak te beschouwen als één van de twee hoofdlijnen van het Belgische ontwikkelingsbeleid.

Op dit gebied handelt de Belgische Samenwerking hoofdzakelijk via haar multilaterale partners, die een internationaal erkend mandaat hebben dat door onze partnerlanden algemeen wordt aanvaard.

UNICEF, het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA), de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en UN Women zijn onze belangrijkste partners op dit gebied.

Gendermainstreaming en de gelijkheid van mannen en vrouwen vormen samen een van de grondslagen van de wet van maart 2013 betreffende de Belgische Samenwerking en zijn een van de prioritaire transversale thema’s van onze samenwerking.

In januari 2015 heb ik de DGD de opdracht gegeven een nieuwe strategie voor te bereiden voor de integratie van de genderproblematiek in de hele Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Hierbij heb ik specifiek op de noodzaak gewezen om de nodige aandacht te besteden aan de seksuele en reproductieve rechten van vrouwen en de preventie en de bestrijding van geweld ten aanzien van vrouwen.

Tot slot moeten we onze interventies evengoed richten op preventie bij de (gewapende) mannen. Hulp aan overlevenden van gender-gebaseerd geweld is maar één luik van het beleid.