BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2018-2019
________
14 januari 2019
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-2151

de Bert Anciaux (sp.a)

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van Asiel en Migratie
________
Nieuwkomersverklaring - Werking - Samenwerking met de Gewesten en Gemeenschappen
________
institutionele bevoegdheid
institutionele samenwerking
vreemdelingenrecht
acculturatie
integratie van migranten
sociale zekerheid
verblijfsrecht
Dienst Vreemdelingenzaken
buitenlandse staatsburger
machtsconflict
burgerschap
gebruiken en tradities
________
14/1/2019Verzending vraag
23/5/2019Einde zittingsperiode
________
Herindiening van : schriftelijke vraag 6-930
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-2151 d.d. 14 januari 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Belgische regering zal - wellicht binnenkort - een initiatief nemen en voorleggen aan het Parlement. Het heet uniek te zijn en beweert de snelle integratie van bepaalde nieuwkomers te willen stimuleren. Het is wel opvallend dat de federale overheid zich hier waagt op het terrein van de Gewesten en Gemeenschappen, die de volle bevoegdheid dragen op het vlak van culturele integratie, participatie en inburgering. Vraag is dus hoe de federale overheid de Gewesten en Gemeenschappen zal betrekken bij haar initiatief rond een nieuwkomersverklaring en hoe de verschillende deelstaten hierbij betrokken zullen worden. Onder andere de ministers van Cultuur, Welzijn, Onderwijs, Inburgering, Binnenlandse Zaken en uiteraard ook de federale bevoegdheden op het vlak van Asiel, Justitie, enz., dienen samen te werken.

Maar er zijn nog andere bedenkingen en vragen.

In de teksten staat dat - na ondertekening - de betrokkene een redelijke inspanning moet doen om "te beantwoorden aan de in de wet opgelijste criteria". Doet hij dat niet, dan wordt de toegekende verblijfstitel niet verlengd. "De beoordeling van de inspanning" - zo lezen we - "behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de minister of zijn gemachtigde." Met andere woorden : naast het element "openbare orde", krijgt de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) ruime bevoegdheid om eigenzinnig te beoordelen of nieuwkomers genoeg doen om te integreren. Oordeelt DVZ negatief, dan krijgt de betrokken vreemdeling een bevel om het grondgebied te verlaten. Of hoe een zogenaamd positief instrument om "onze waarden te verdedigen", eigenlijk niet meer is dan "een stok achter de voordeur met een moraalfilosofisch laagje vernis". Het is eveneens onduidelijk hoe de bevoegde deelregeringen hierbij zullen betrokken worden.

Bij een eerste lezing van het voorontwerp van wet en ontwerp van koninklijk besluit wordt elke lezer meteen verleid om de inhoud van de "integratiecriteria" te bestuderen. Wie kritiek uit, komt echter meteen in een waardendiscussie terecht en stoot op het argument dat we toch niets kunnen hebben tegen vrouwen- en homorechten. Uiteraard niet, en het Europese Verdrag van de rechten van de mens moet ten volle uitgevoerd worden.

Maar een aantal zinnen in de tekst roepen vragen op. Wat met de zin binnen de verklaring "Ik begrijp en aanvaard dat, in dit land, burgers en gezinnen zélf verantwoordelijk zijn om in hun levensonderhoud te voorzien. Ik zal daartoe de nodige inspanningen leveren. Ik begrijp en aanvaard dat het volgen van de inburgeringstrajecten waarin de deelstaten voorzien, goede kansen biedt om zelfvoorzienend te worden." Is dit zo ? In dit land kennen we een systeem van sociale bescherming en sociale zekerheid (en -bijstand), waar je verplicht aan moet bijdragen, maar ook zorg van terug krijgt als je het nodig hebt (pensioen, ziekte, kinderbijslag, …). Impliceert deze zin dat sociale zekerheid mogelijk niet meer zou gelden voor nieuwkomers? Is er al overleg gepleegd met de Gewesten en Gemeenschappen voor bijvoorbeeld kinderbijslag en werkloosheidsvergoedingen ?

En wat doe je met die "kansen om zelfvoorzienend te worden" als die worden ingeperkt door discriminatie op de arbeidsmarkt of als je diploma niet erkend wordt ? Hoe zal dan het sanctioneren gebeuren ?

Kan de federale regering déze extra voorwaarde wettelijk inbouwen om bepaalde verblijfsaanvragen (on)ontvankelijk te verklaren ?

Er zijn nu al veel administratieve en financiële voorwaarden. Als je verblijf aanvraagt, moet je kunnen bewijzen dat je bent wie je bent, wie je wettelijke partner is, of je beschikt over middelen om in je levensonderhoud te voorzien, met welke werkgever je een arbeidsovereenkomst hebt, … Daarnaast is er de vraag of je "een gevaar bent voor de openbare orde of nationale veiligheid" of "geen gevaar voor de volksgezondheid" op basis van de actuele gegevens die over je bekend zijn.

De nieuwkomersverklaring is van een totaal andere orde. Het gaat over iets dat je "moet begrijpen en aanvaarden" én waarvoor je je in de toekomst moet inspannen. De verklaring gaat niet over de wezenlijke reden waarvoor je een verblijfsaanvraag indient of iets wat je de facto op dat ogenblik kan aantonen. Daarom de vraag of ze een wettelijke basis kan zijn om een aanvraag als onontvankelijk te beoordelen?

Kan de federale regering déze extra voorwaarde wettelijk inbouwen voor een selecte groep verblijfsaanvrager?

De nieuwkomersverklaring moet ondertekend worden door niet-EU onderdanen die een verblijfsaanvraag indienen. Maar ze wordt ook voorgelegd aan niet-EU onderdanen die in België om internationale bescherming vragen of aan de gezinsleden die ze na erkenning laten overkomen. Worden niet verplicht : (niet-begeleide) minderjarige vreemdelingen, ernstig zieken, en de "langdurig ingezetenen" (niet-EU onderdanen die in de achtentwintig lidstaten van de Europese Unie een legaal verblijf van meer dan vijf jaar hebben en zich in België komen vestigen), buitenlandse studenten, slachtoffers mensenhandel, en de aanvragen in het kader van het associatieverdrag tussen de EEG en Turkije.

Het gaat dus enkel over een duidelijk afgebakende groep niet-EU onderdanen: een onderdeel van de groep arbeidsmigranten, gezinsherenigers, en ook diplomaten en hun personeel. Kan de regering aan deze minderheid deze verplichting opleggen? Is er hier op zijn minst geen vermoeden van ongelijke behandeling?

In welke taal wordt de verklaring voorgelegd en wat is de aanpak voor analfabeten?

De beschikbare teksten zeggen "in een taal die de vreemdeling begrijpt". Dat is onduidelijk. Enkel in het Nederlands, Frans en Duits? In het Engels? Het gaat tenslotte over bijzondere begrippen. Wat met mensen die (deze letters) niet kunnen lezen ? En nochtans staat in de tekst: "deze verklaring is (…) in de eerste plaats een welkom aan de vreemdeling."

Kan de federale regering de beoordeling van de integratie-inspanning toevertrouwen aan de discretionaire bevoegdheid van de minister of zijn Dienst vreemdelingenzaken ?

Het regeerakkoord bepaalt : " In navolging van de audit die bij de asielinstanties gebeurde, zal de regering ook de werking van de Dienst Vreemdelingenzaken en Fedasil laten doorlichten." Bovendien zijn de federale staatssecretaris en de Dienst Vreemdelingenzaken geen vragende partij om bijvoorbeeld "de commissie van advies voor vreemdelingen" te activeren in dossiers van uitzonderlijk verblijf, de antwoorden om regularisatieaanvragen worden niet ernstig gemotiveerd en de wijze waarop het element "gevaar voor openbare orde en nationale veiligheid" wordt geďnterpreteerd en toegepast is de voorbije jaren niet meer onderzocht door het Parlement. Waarom krijgt de DVZ niet eerst een doorlichting, zodat het de lacunes in de werking kan blootleggen en kan opleggen de procedures meer transparant en gemotiveerd te maken? Nu zijn er blijkbaar te veel vragen om deze ingrijpende bevoegdheid aan de DVZ toe te vertrouwen.

Waarom wordt dit nu met zoveel nadruk op de agenda gezet? Is dit overlegd met de deelgebieden die nochtans een duidelijke bevoegdheid hebben op het vlak van integratie en inburgering? Is het de bedoeling om hierdoor asielaanvragen of verblijfsaanvragen sneller te weigeren? Wat heeft dit alles te maken met het verdedigen van de democratische vrije samenleving?

Moeten de Gemeenschappen en Gewesten niet uitdrukkelijk betrokken worden omwille van hun bevoegdheid voor de initiatieven van onthaal van nieuwkomers, het divers gekleurde middenveld en de samenwerking tussen alle personen en maatschappelijke instellingen die een verantwoordelijkheid kunnen opnemen? Moeten de deelstaten in al hun beleidsdomeinen (tewerkstelling, onderwijs, huisvesting) niet een tandje bijsteken om te komen tot een transversaal en interfederaal integratiebeleid dat antwoord biedt op de uitdagingen van vandaag en morgen?

Wat zal de staatssecretaris doen om dit interfederaal integratiebeleid mee vorm te geven?