BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2018-2019
________
10 januari 2019
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-2096

de Lode Vereeck (Open Vld)

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en Minister van Ontwikkelingssamenwerking
________
Nieuw durffonds 'Belgian Growth Fund (BGF)' - Financiering - Private sector - Overheid
________
beleggingsmaatschappij
overheidsinvestering
particuliere investering
durfkapitaal
startende onderneming
Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij
bedrijfsovername
________
10/1/2019Verzending vraag
18/2/2019Antwoord
________
Herindiening van : schriftelijke vraag 6-1896
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-2096 d.d. 10 januari 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 29 mei jl. berichtte het dagblad De Standaard over de lancering van het nieuwe, federale durffonds 'Belgian Growth Fund'. Dit grootschalig durfkapitaalfonds moet groeibedrijven in België houden. Volgens informatie, die De Standaard kon inkijken, streeft de federale overheid naar een fondsomvang tussen 300 en 450 miljoen euro. De middelen zouden afkomstig zijn van zowel de publieke sector, de Federale Participatie  en Investeringsmaatschappij (FPIM), als van de private sector.

Met het durffonds wil de minister "jonge beloftevolle bedrijven (…) helpen doorgroeien", aldus het krantenartikel. De zogenaamde scale-ups zouden immers maar al te vaak naar het buitenland, in het bijzonder de Verenigde Staten, trekken om aldaar het nodige kapitaal op te halen voor verdere ontwikkeling. Het durffonds is een zogenaamd 'dakfonds' en investeert niet rechtstreeks in groeibedrijven, maar loodst het geld naar "fondsen die op hun beurt bedrijven zoeken".

De middelen voor het nieuw durffonds zullen deels afkomstig zijn vanuit de middelen van de Federale Participatie  en Investeringsmaatschappij (FPIM), een onderdeel van de federale begroting. De financiële situatie van de federale regering bepaalt, samen met de financiële gezondheid van de deelstaten de prestatie van België op begrotingsvlak ten overstaan van de Europese Commissie. Daarnaast zijn de Gewesten bevoegd voor 'Innoveren en Ondernemen'. Hierdoor is er een verwevenheid met regionale durffondsen die investeren in groeibedrijven, bijvoorbeeld de Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) en de GIMV. Hieruit blijkt dan ook meteen het transversale karakter van het onderwerp van deze vraag.

Ik heb volgende vragen voor de minister:

1. Met het 'Belgian Growth Fund' streeft de minister naar een omvang tussen 300 en 450 miljoen euro.

a. Hoeveel procent hiervan wordt nagestreefd in de private sector?

b. Hoeveel procent zal afkomstig zijn van de overheid? Op welk begrotingsartikel zullen deze middelen in de toekomst ingeschreven worden, buiten de middelen afkomstig van de Federale Participatie  en Investeringsmaatschappij (FPIM)?

c. Wat betreft de publieke middelen zou er "ook gekeken wordt naar regionale structuren zoals PMV en de Société Régionale d'Investissement de Wallonie (SRIW)". Graag ontving ik verdere en meer gedetailleerde toelichting hieromtrent.

2. Het krantenartikel stelt dat de minister "wil dat die groeiers in eigen land gevestigd blijven, van hieruit aangestuurd worden én zich internationaal ontwikkelen".

a. Heeft de minister zicht op het aantal scale-ups dat jaarlijks sinds 2014 of vanaf wanneer er gegevens beschikbaar zijn uit België zijn vertrokken? Over welke aantallen gaat het dan?

b. Voorziet de minister hiervoor in een samenwerking met de regionale agentschappen, zoals het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) in Vlaanderen? Zo ja, welke invulling wordt aan deze samenwerking gegeven? Zo nee, waarom niet?

3. De middelen uit het durffonds zullen niet rechtstreeks in groeibedrijven worden geïnvesteerd, maar wel in fondsen die op zoek gaan naar groeiers.

a. Kan de minister een aantal voorbeelden geven van dergelijke fondsen, die "op zoek gaan naar bedrijven"?

b. Door wie en op welke manier wordt beslist over welke fondsen voor investering weerhouden worden? Is er hiervoor een leidraad en/of een toets uitgewerkt? Hoe verloopt de procedure concreet?

c. Hoe zal de zoektocht naar investeerders concreet verlopen?

d. Op welke manier, over welke termijn en volgens welke criteria wordt de investering in het fonds geëvalueerd? Hoe verloopt de procedure concreet?

e. Hoe kan de overheid toezicht houden op de besteding van de middelen als de besteding wordt uitbesteed aan andere fondsen? Krijgen deze andere fondsen na hun selectie carte blanche?

4. Kan de minister meer details geven over het beheer van het fonds?

a. Klopt het dat 51% van de beheersstructuur in handen van de private sector zal zijn en dat de overheid, via de FPIM, over een minderheidsaandeel van 49% beschikt?

b. Wanneer is de beslissing over de selectie van de private beheerder(s) voorzien?

c. Het effectieve beheer zal gebeuren vanuit een apart vehikel, BGF Management. Welke actoren zullen van dit vehikel deel uitmaken? Hoe luiden de belangrijkste opdrachten binnen de taakomschrijving van dit vehikel?

d. Waarom wordt het beheer van het dakfonds uitbesteed? Werd er een kosten-batenanalyse uitgevoerd waarbij het intern beheer van het fonds en de uitbesteding ervan werden geanalyseerd? Zo ja, bleek hieruit dat uitbesteding lagere kosten en grotere baten oplevert tegenover intern beheer? Zo nee, waarop steunt de beslissing tot uitbesteding van het beheer?

5. Wanneer is de effectieve start van het fonds voorzien?

6. Kan het fonds ook investeren in projecten met een sociale impact of een sociaal rendement? Kan het fonds hierin ook investeren indien deze projecten via de techniek van de sociale impactobligaties gefinancierd worden?

Antwoord ontvangen op 18 februari 2019 :

1) a) Wat de fondsenwerving betreft, dient minstens de helft (> 50%) van het toegezegd kapitaal van BGF opgehaald te worden bij private investeerders (banken, verzekeraars, pensioenfondsen en ‘family offices’).

b) Het belang van overheidsgerelateerde investeerders dient lager te zijn dan de helft (< 50%) van het toegezegd kapitaal van BGF. De overheid investeert niet rechtstreeks in het fonds.

De FPIM treedt op als de investeringsmaatschappij van de overheid en zal, met haar eigen middelen en conform haar investeringsbeleid, een investering verschaffen aan het fond voor een maximum van 150 miljoen euro. De FPIM is geconsolideerd met de staatsrekeningen.

c) De regionale investeringsmaatschappijen werden uitgenodigd om te participeren in het kapitaal van BGF. PMV heeft zich reeds gecommitteerd om te participeren voor een bedrag van maximum 45 miljoen euro (10% van het toegezegd kapitaal van BGF) evenwel op voorwaarde dat het totale belang van overheidsgerelateerde investeerders lager is dan de helft (< 50%) van het toegezegd kapitaal van BGF.

2) a) In 2017 werd een ‘high level expert group’ opgestart die zich heeft toegelegd op de problematiek van de groeifinanciering van ondernemingen die bijdragen aan een belangrijk deel van de jobcreatie in België. Op basis van een kwalitatieve analyse heeft deze werkgroep de aanbeveling geformuleerd om een Belgisch scale-up dakfonds, dat zich richt op fondsen die investeren in scale-ups, zijnde jonge beloftevolle bedrijven die nood hebben aan groeikapitaal om ondermeer hun internationale expansie te kunnen financieren, op te richten.

b) Er wordt geen formele samenwerking voorzien met VLAIO. Het fonds is opgezet als een dakfonds dat investeert in bestaande of nieuwe groeifondsen uit de privésector (en dus niet rechtstreeks in bedrijven zelf).Qua governance zal BGF aangestuurd worden door onafhankelijke experts in groeifinanciering en volledig onafhankelijk opereren van de overheid.

3) a) De beoogde fondsen zijn private equity fondsen, die zich toeleggen op later-stage venture capital voor Belgische scale-ups en groeifinanciering. Investeringstickets van minimaal 20 miljoen euro afkomstig van BGF zullen deze fondsen meer financiële slagkracht geven om te investeren in deze Belgische scale-ups en groeibedrijven. Voorbeelden zijn fondsen die zich toeleggen op scale-ups actief in Software-as-a-Service (SaaS), fintech, transformerende sectoren onder invloed van digitalisering (Industrie 4.0), biotech en healthcare. (Fondsen met dergelijke investeringsfocus werden in het verleden o.a. opgericht en beheerd door Capricorn Venture Partners, Fortino Capital Partners, Life Science Partners, Smartfin Capital)

b) De raad van bestuur is onafhankelijk samengesteld en fungeert als investeringscomité voor het nemen van investeringsbeslissingen. De eigenlijke analyse, uitwerkingen en opvolging van investeringsdossiers zal uitbesteed worden aanservice providers die gelden als experten in het beheer van dakfondsinvesteringen.

c) De fondsenwerving loopt momenteel bij institutionele investeerders (banken, verzekeraars, pensioenfondsen) en ‘family offices’. Bovendien is het expliciet de bedoeling om Belgische verzekeraars en pensioenfondsen te mobiliseren voor deze specifieke ‘asset class’ aangezien zij hierin ondervertegenwoordigd zijn ten opzichte van hun Europese sectorgenoten.

d) Het investeringsproces bestaat uit dealflowgeneratie, due diligence, voorbereiding van de investeringsbeslissing, negotiatie van de contractdocumentatie en uitvoering van de investeringstransactie. De service providers zullen de gegeneerde dealflow, die binnen de investeringsfocus van BGF valt, overeenkomstig marktconforme selectiecriteria (met name strategie van het fonds, samenstelling team, track record, marktopportuniteit en fondsparameters) analyseren en beoordelen. Gedurende de eerste vijf jaar, de zogenaamde investeringsperiode, zal BGF commitments in investeringsfondsen kunnen nemen.

e) BGF is een ‘limited partner’ in de fondsen waarin het investeert en zal dus niet deelnemen aan de (des)investeringsbeslissingen van deze fondsen. De service providers van BGF zullen tijdens de selectieprocedure evenwel grondig due diligence uitvoeren op de beheerders en de fondsen om te beoordelen als ze voldoen aan de investeringscriteria van BGF. Bovendien zullen de service providers de fondsen monitoren op basis van de rapporteringen aan de limited partners en tevens toezicht houden op het investeringsbeleid vanuit de governance organenvan deze fondsen (‘limited partners advisorycommittee’).

4) a) Het aandeelhouderschap van de beheervennootschap ziet er als volgt uit: FPIM 49%, Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) 31% en BNP Paribas Fortis (BNPPF) 20%

b) FPIM heeft een brede internationale marktbevraging uitgevoerd (request for proposal d.d. 09/05/2018). De tandem van PMV en BNPPF werd aangeduid als service providers van BGF (d.d. 25/07/2018). PMV zal algemene- en expertisediensten verlenen, BNPPF expertisediensten.

c) De raad van bestuur is onafhankelijk samengesteld met experts in groeifinanciering. De ambitie is om de ‘second equity gap’ voor Belgische scale-ups en groeibedrijven te dichten. De vertegenwoordigers van de institutionele privé-investeerders zullen zitting hebben in een ‘limited partners advisorycommittee’ (LPAC) van BGF om toezicht te houden op het investeringsbeleid van BGF.

d) FPIM heeft geopteerd voor een onafhankelijk beheer van BGF teneinde ook institutionele investeerders te overtuigen om te participeren in het kapitaal van BGF. Na een internationale marktbevraging heeft FPIM beslist om beroep te doen op de specifieke fondsexpertise van PMV en BNPPF. BGF zal kostenefficiënt beheerd worden. De beheervergoeding bedraagt 0,5% op het toegezegd kapitaal wat substantieel lager is dan de vergoeding die dakfondsbeheerders traditioneel aanrekenen (1% op het toegezegd kapitaal).

5) De effectieve start van BGF is voorzien in Q1 2019.

6) BGF streeft financiële return én maatschappelijke impact na (o.a. tewerkstelling in scale-ups, verankering van scale-ups in België, valorisatie van Belgische IP). Louter sociale impact of een sociaal rendement is echter onvoldoende om in aanmerking te komen voor een investering van BGF. Anderzijds hecht BGF wel belang aan verantwoord ondernemen en zal een ESG-beleid (Environmental, Social & Corporate Governance) gehanteerd worden omdat dit op termijn leidt tot duurzame groei.