BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2014-2015
________
24 oktober 2014
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-176

de Bert Anciaux (sp.a)

aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel
________
de mogelijke achterstelling van jongeren bij het aangaan van autoverzekeringen
________
jongere
autoverzekering
verzekeringspremie
discriminatie op grond van leeftijd
________
24/10/2014Verzending vraag
26/11/2014Antwoord
________
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-176 d.d. 24 oktober 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De minister gaf opdracht tot een studie die peilde naar de prijsvorming bij autoverzekeringen. Dit onderzoek bewees meteen een hoge relevantie, want het bleek dat jonge bestuurders tussen 18 en 24 jaar gemiddeld 820,61 euro betalen voor hun autoverzekering burgerlijke aansprakelijkheid (BA), terwijl dit bij de 25- tot 29-jarigen daalt naar een gemiddelde van 574,70 euro en bij nog oudere bestuurders nog verder vermindert. Dit betekent dat de jongste groep bestuurder zo'n 30 % meer betaalt dan de iets oudere leeftijdsgroep.

De verzekeringsmaatschappijen verwijzen bij de prijsvorming naar een redelijk uiteenlopend en niet zo helder referentiekader, waarbij tal van criteria worden aangewend, vooral de klassieke bonus-malus aanpak die zich baseert op het aantal ongevallen met fout. Daarnaast zouden ook o.a. de kalenderleeftijd, de aard van de wagen, het opleidingsniveau e.a. een rol spelen. De studie bewees ook dat zo'n 10% van de jongste bestuurders wel eens een weigering van een verzekeringsmaatschappij ontving, maar waarbij er geen causaal verband tussen leeftijd en weigering werd vastgesteld.

Al deze resultaten, zoals de media ze weergaven, verwekken het vermoeden dat er "iets" is, maar daaruit blijken niet meteen heldere conclusies of beleidsrelevante vaststellingen. Daarbij lijkt het ook voordehand liggend dat jonge bestuurders aan oudere gezinsleden vragen om de verzekering op hun naam te nemen, teneinde van een soms indrukwekkend goedkoper tarief te kunnen genieten… hoewel sommige maatschappijen ook daarvoor veiligheidsbepalingen inbouwen.

Kan de minister op heldere wijze de besluiten van deze studie samenvatten? Welke conclusies leidt de minister hieruit af, op welke wijze zullen deze zijn beleid bepalen? Deelt de minister mijn indruk - op basis van de mediaberichtgeving - dat de jongste automobilisten zeker beduidend meer betalen voor hun autoverkering, maar dat het niet duidelijk is waarom en vooral op basis van welke criteria deze negatieve discriminatie steunt? Indien de minister deze probleemstelling kan delen, hoe kan en zal hij hierop inspelen? Ligt het binnen de bevoegdheden van de federale overheid om hieromtrent meer duidelijkheid te scheppen en eventuele negatieve discriminatie van een leeftijdscategorie, in dit geval jonge mensen, te counteren?

Antwoord ontvangen op 26 november 2014 :

1. Ik heb inderdaad met grote interesse kennis genomen van de resultaten van de studie met betrekking tot de autoverzekering voor jongeren. De conclusies van deze studie wijzen er inderdaad op dat het voor jongeren moeilijker is om een autoverzekering af te sluiten. Meer bepaald kan er naar volgende cijfers verwezen worden:

  • iets minder dan 10 % van de jongeren die een autoverzekering heeft proberen af te sluiten op eigen naam, is in de zoektocht naar een verzekering ten minste één keer door een verzekeraar geweigerd;

  • voor meer dan 95 % van de jongeren heeft een poging om een verzekering op eigen naam af te sluiten, geresulteerd in een autoverzekering waarbij ze zelf als gebruikelijke bestuurder in de polis vermeld staan of als tweede bestuurder in de polis van iemand anders. Ongeveer 87 % van de jongeren heeft bij de poging om een verzekering op eigen naam af te sluiten een autoverzekering gevonden waarbij ze zelf als hoofdbestuurder in de polis vermeld staan;

  • de jongeren die op eigen naam proberen een verzekering af te sluiten vragen weinig offertes aan de verzekeraars. Ongeveer 60 % van de jongeren die op eigen naam een verzekering wil aangaan, vraagt maximaal één enkele offerte aan;

  • het tariferingsbureau is weinig gekend bij jongeren. Slechts 1 % van de jongeren is ooit al in contact gekomen met het tariferingsbureau.

2. Het geachte lid vraagt zich af op welke criteria deze segmentatie steunt. Het is hierbij belangrijk te onderstrepen dat de basis van de verzekeringstechniek ligt in het verzamelen van risico’s met homogene kenmerken waarvoor vervolgens een premie wordt voorgesteld die overeenstemt met het risico.

Het staat de verzekeraars vrij om hun prijsbepaling te doen voor zover ze hierbij de antidiscriminatiewet respecteren. De premies die de jongeren dienen te betalen, hangen dus samen met de statistische kans dat een jongere in een auto-ongeval betrokken raakt.

De antidiscriminatiewet laat inderdaad toe een verschil in premie te hanteren als het directe onderscheid objectief wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel, en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn (artikel 7 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie).

Ingevolge artikelen 42 en volgende van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, dient de verzekeraar in zijn aanbod wel duidelijk aan te geven welke segmenteringscriteria op het vlak van de acceptatie, de tarifering en/of de omvang van de dekking gebruikt worden. Deze informatie dient eveneens op de website van de verzekeraar worden gepubliceerd, met een begrijpelijke toelichting waarom deze criteria worden gebruikt.

3. De problematiek van de autoverzekering voor jongeren heeft zeker mijn aandacht.

Ik wil echter nogmaals de aandacht vestigen op volgende aspecten:

  • Het tariferingsbureau (http://nl.bt-tb.be/auto/) werd reeds opgericht bij wet van 2 augustus 2002 om aan de grootste problemen in verband met de toegang tot de autoverzekeringen tegemoet te komen. Zoals hierboven aangehaald toont de studie aan dat slechts 1 % van de jongeren ooit al in contact is gekomen met het tariferingsbureau. Bovendien vraagt het merendeel van de jongeren slechts één offerte aan. Hierin moet verandering komen.

  • De voormelde wet van 4 april 2014 is maar in werking getreden op 1 november 2014. Het is dan ook nog te vroeg om de impact van de regels met betrekking tot segmentatie, en de publiciteit rond deze segmentatie, in te schatten.

  • De resultaten van de genoemde studie werden tijdens de vorige legislatuur reeds besproken in de Commissie “Economie” van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, tijdens de zitting van 11 februari 2014 . Ik heb genoteerd dat de toenmalige minister eveneens aan volgende mogelijke oplossingen dacht: het gezamenlijk aanbod; het herinvoeren van het bonus-malus systeem; de mogelijkheid om verzekeringsovereenkomst voor een duur van drie jaar af te sluiten; en een tariefsimulator.

Mijn voorganger had toen het Parlement uitgenodigd om over dit rapport te discussiëren en stelling te nemen. Bij mijn weten is dit tot nu toe niet gebeurd. Ik herhaal bijgevolg deze uitnodiging en zal niet nalaten om met die stelling rekening te houden bij het uitwerken van een beleid.