BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2014-2015
________
23 oktober 2014
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-163

de Bert Anciaux (sp.a)

aan de minister van Justitie
________
Geoorloofd geweld van burgers - Omstandigheden - Juridische grenzen
________
geweld
gerechtelijke vervolging
noodweer
________
23/10/2014Verzending vraag
8/1/2015Antwoord
________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-162
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-163 d.d. 23 oktober 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Recent meldden de media het verhaal van een vader en zoon die er in slaagden een inbreker te overmeesteren en te immobiliseren tot de politie opdaagde. Het is genoegzaam bekend dat geweld van burgers enkel wordt geduld in zeer uitzonderlijke omstandigheden, onder meer bij bedreigingen. Uit eerdere ophefmakende processen hieromtrent, onder andere bij het neerschieten van inbrekers, blijkt dat hier gemakkelijk een schemerzone optreedt.

Hieromtrent de volgende vragen.

1) Onder welke omstandigheden mogen burgers zelf geweld gebruiken en zal dit geweld niet juridisch worden vervolgd?

2) Mogen bewoners die een inbreker op heterdaad betrappen, deze inbreker overmeesteren en immobiliseren? Welke grenzen gelden hier? Hoe kan de burger in zulk geval zichzelf beschermen tegen eventuele latere klachten vanwege deze inbreker?

3) Mag een slachtoffer van fysiek geweld, bijvoorbeeld bij verkeersagressie, zichzelf verdedigen? Hoe kan de burger in zulk geval zichzelf beschermen tegen eventuele latere klachten vanwege de agressor omwille van geweld?

4) Hoeveel processen rond een justificatie van burgergeweld worden er jaarlijks gevoerd, gemiddeld per jaar voor de periode 2006-2012?

5) Welke richtlijnen en informatie bestaan er te zake om burgers hierover correct en met de nodige veiligheidsgrenzen te informeren?

6) Voert de minister hieromtrent een specifiek beleid of vindt zij dit onvoldoende relevant om dit als een aparte prioriteit te behandelen?

Antwoord ontvangen op 8 januari 2015 :

1-2-3. De wettige verdediging is in België geen algemene rechtvaardigingsgrond, maar een bijzondere rechtvaardigingsgrond, waarvan de toepassing beperkt is tot slagen, verwondingen en doodslag.

De wettelijke grondslag van wettige verdediging ligt immers niet in de algemene bepalingen van het Strafwetboek, die in Boek 1 ervan vervat zijn, maar in de artikelen 416 en 417 van het Strafwetboek.

Artikel 416 van het Strafwetboek voorziet:

“Er is noch misdaad, noch wanbedrijf, wanneer de doodslag, de verwondingen en de slagen geboden zijn door de ogenblikkelijke noodzaak van de wettige verdediging van zichzelf of van een ander”.

Om van wettige verdediging te kunnen spreken, moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn:

1. er is een ernstige wederrechtelijke of onrechtmatige aanranding die gericht is tegen de persoonlijke integriteit van een persoon;

2. de aanranding moet ogenblikkelijk zijn;

3. verdediging is noodzakelijk;

4. de reactie moet afdoend zijn en in verhouding staan tot de ernst van de bedreiging of van het kwaad dat door de aanranding wordt berokkend.

Artikel 417 van het Strafwetboek voorziet in een vermoeden van wettige verdediging in de volgende twee gevallen:

  • de verdediging heeft plaats bij het afweren, bij nacht, van de beklimming of de braak van een bewoond huis, behalve wanneer blijkt dat de dader niet kon geloven in een aanranding van personen;

  • wanneer het feit plaatsheeft bij het zich verdedigen tegen de daders van diefstal of plundering die met geweld tegen personen wordt gepleegd.

Met verwijzing naar de aangehaalde gevallen waarbij geweld wordt gebruikt om de aantasting van onrechtmatige aantasting van bepaalde rechtsgoederen af te wenden, moet met inachtneming van de voormelde toepassingsvoorwaarden het volgende worden onderlijnd.

Vooreerst moet de aanval ernstig zijn, effectief begonnen of minstens dreigend, onrechtmatig en gericht tegen personen. Er kan slechts sprake zijn van wettige verdediging bij ‘verdediging van zichzelf of van een ander’. Wettige verdediging kan derhalve niet worden uitgebreid tot de bescherming van goederen. Bovendien moet de verweerhandeling noodzakelijk zijn, in verhouding staan tot de aanvalsdaad en plaatsvinden voor of tijdens de aanval, niet erna.

Met betrekking tot punt 2 kan nog worden aangeduid dat overeenkomstig artikel 1 van de Voorlopige Hechteniswet een particulier de bevoegdheid heeft om bij betrapping op heterdaad de verdachte “vast te houden”. Indien dit gebeurt, dient hij onverwijld aangifte van de feiten te doen bij een agent van de openbare macht.

4. De cijfergegevens met betrekking tot het aantal procedures die desbetreffend gemiddeld per jaar zijn gevoerd in de periode 2006-2012 zijn niet beschikbaar.

5. Er wordt verwezen naar de voormelde artikelen 416 en 417 van het Strafwetboek en de rechtspraak ter zake.

6. Tijdens de voorbije legislaturen hebben zich herhaaldelijk gebeurtenissen voorgedaan, die aanleiding waren tot het indienen van wetsvoorstellen om de regelgeving inzake wettige verdediging te wijzigen. Ik volg de problematiek en de wetgevende initiatieven die worden genomen nauwlettend op.