BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2012-2013
________
2 oktober 2013
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-9976

de Mieke Vogels (Groen)

aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken
________
Aftrek van de woonbonus - Regeerakkoord - Uitvoering - Vlaamse Woonraad - Overheveling naar de gewesten
________
belastingaftrek
krediet op onroerende goederen
eigendomsverkrijging
belasting van natuurlijke personen
bevoegdheidsoverdracht
verdeling van de bevoegdheden
gewestvorming
woningbeleid
________
2/10/2013Verzending vraag
25/4/2014Antwoord
________
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-9976 d.d. 2 oktober 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Hoewel we ondertussen in het laatste werkjaar van deze legislatuur zitten en de wetsvoorstellen rond de zesde staatshervorming werden ingediend, blijft er heel wat onduidelijkheid over de toekomst van de woonbonus. Dat bleek eens te meer uit de uitspraken van Vlaams minister van Wonen Freya Van den Bossche, die vier voorstellen uitwerkte om de woonbonus na de verkiezingen van 2014 te hervormen. Hiermee opende ze het debat rond de woonbonus na de overheveling en voedde ze de onzekerheid. Een van de voorstellen van Van den Bossche is om de huidige fiscale aftrek aan het marginale tarief te vervangen door een belastingvermindering aan een vast tarief van 45% voor iedereen.

Begin dit jaar (op 30 januari) stelde de Vlaamse Woonraad - de strategische adviesraad voor het domein wonen - zijn advies voor met betrekking tot de toekomst van de woonbonus na de overheveling naar de gewesten. In de rand van die voorstelling werd een erratum toegevoegd aan de cijfers. De oorspronkelijke berekeningen waren gebaseerd op het regeerakkoord, dat een correctie voorstelde op de omgekeerde herverdeling die de woonbonus realiseert.

De belastingplichtige mag de woonbonus immers inbrengen op de hoogste belastingschijf. Dat betekent dat wie veel verdient en in de hoogste schijf zit, meer voordeel heeft dan wie deze woonbonus inbrengt op een belastingschijf van 25 %. In het regeerakkoord werd een wijziging van het systeem vooropgesteld nog vóór de woonbonus zou worden overgeheveld. Er werd voorgesteld om de aftrek voor iedereen gelijk te stellen, en dit door de aftrek te verrekenen op basis van de belastingschijf van 45%, net zoals Van den Bossche nu voorstelt.

Uit de uitspraken van Van den Bossche blijkt eens te meer dat het regeerakkoord in deze niet werd uitgevoerd. Dat heeft uiteraard ook gevolgen op het over te dragen bedrag op het moment van de feitelijke defederalisering op 1 juli 2014.

Kan de minister mij antwoorden op de volgende vragen:

1) Waarom wordt het regeerakkoord wat betreft de hervorming van de woonbonus niet uitgevoerd? Wat zijn de gevolgen hiervan op het over te hevelen budget bij de overdracht van deze bevoegdheid naar de gewesten?

2) Welke maatregelen heeft de minister ondertussen genomen om een vlotte overdracht van de woonbonus naar Vlaanderen op 1 juli 2014 te garanderen?

3) De Vlaamse Woonraad berekende dat uitgaven voor de woonbonus op het moment van de overheveling 1,5 miljard euro zullen bedragen. Kan de minister dat bedrag bevestigen? Zo niet, hoeveel zullen de uitgaven voor de woonbonus bedragen op het moment van de overheveling?

4) Kan de minister becijferen wat de meerkosten zijn van de niet-uitvoering van het regeerakkoord zoals hierboven beschreven? Met andere woorden: hoeveel zouden de uitgaven voor de woonbonus op het moment van de overheveling bedragen, moest de gelijkgestelde 45 %-regel wél zijn toegepast?

5) Kan de minister het groeipad van de woonbonus schetsen als er niets wijzigt aan de huidige regelgeving rond de woonbonus? Hoeveel zullen de uitgaven voor de woonbonus bedragen bij ongewijzigd beleid in 2014, 2015 … tot 2024, wanneer de woonbonus volledig op kruissnelheid zal zijn?

Antwoord ontvangen op 25 april 2014 :

1) en 2) De bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden voorziet in de invoering van een gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting en onder meer in de overdracht van de bevoegdheid over de fiscale voordelen voor de eigen woning. De overdracht is dus niet beperkt tot de woonbonus, dat een systeem van fiscale uitgaven is naast dat van het bouwsparen en het langetermijnsparen die eveneens van toepassing kunnen zijn op de eigen woning. De gewesten zullen die toekomstige bevoegdheid moeten uitoefenen met respect voor het progressiviteitsbeginsel. De bijzondere wetgever heeft evenwel voor de leningen die worden afgesloten vóór 1 januari 2015 een uitzondering gemaakt op dat progressiviteitsbeginsel. Voor die leningen zal nog een belastingvermindering tegen het marginale tarief mogen worden gehanteerd.  

Voor de contracten die worden gesloten vanaf 1 januari 2015 zal de gewestelijke woonbonus moeten worden verleend tegen een tarief dat in overeenstemming is met het progressiviteitsbeginsel zoals dat in de bijzondere wet is geformuleerd. Het bepalen van dat tarief wordt in de eerste plaats overgelaten aan de gewesten. In het artikel 81quater, tweede lid, van bijzondere financieringswet is evenwel een "vangnetbepaling" opgenomen voor het geval de gewesten zich daarover niet zouden uitspreken vóór die datum: in dat geval zal voor de contracten die worden gesloten vanaf 1 januari 2015 een uniform tarief van 45 pct. worden toegepast. 

Het nieuwe artikel 81quater van de bijzondere financieringswet regelt dus de continuïteit voor de toepassing van de fiscale wetgeving bij de overdracht van de bevoegdheden. Bovendien wordt het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 volledig conform gemaakt met de bepalingen uit de bijzondere financieringswet. Het is de bedoeling dat het ontwerp, dat momenteel in het Parlement wordt besproken, nog voor het einde van deze legislatuur wordt aangenomen. De wijzigingen worden zo opgevat dat bij de overgang van de bevoegdheden, de fiscale regeling automatisch kan worden verder gezet zonder dat de gewesten verplicht zijn om wetgevend op te treden. 

3) en 4) De uitgaven voor de belastingvoordelen voor de eigen woning worden geraamd op in totaal 2,555 miljard euro, waarvan 1,679 miljard euro voor het Vlaamse Gewest, voor aanslagjaar 2015, het aanslagjaar waarvoor deze voordelen voor het eerst als gewestelijke belastingverminderingen zullen worden verleend. Het juiste bedrag van de uitgaven voor aanslagjaar 2015 zullen evenwel pas in 2017 definitief gekend zijn. De bijzondere financieringswet bepaalt dat de autonomiefactor en de over te dragen middelen pas definitief zullen vastliggen in 2017 en dat voor de aanslagjaren 2015 tot 2017 zal worden gewerkt met nauwkeurige ramingen die zijn gemaakt op basis van de werkelijke kost van de overgehevelde fiscale uitgaven voor aanslagjaar 2011.  

5) Voor de raming van belastingvoordelen voor de eigen woning voor aanslagjaar 2015 heeft mijn administratie zich gebaseerd op microsimulaties. Het zou economisch niet correct zijn om die microsimulaties te extrapoleren naar 2025. Daarvoor zijn macro-economische ramingen nodig die met meer parameters rekening houden. In deze macro-simulaties worden de fiscale uitgaven voor de eigen woning niet afzonderlijk geraamd.