De wet van 22 maart 1999 betreffende de
identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken en het
koninklijk uitvoeringsbesluit van 4 februari 2002 regelen de
activiteiten inzake het DNA-deskundigenonderzoek. Deze wetgeving
bepaalt dat de analyses enkel gaan over het niet-coderende DNA.
Enkel de profielen van de sporen en van de veroordeelden mogen
geregistreerd worden in de nationale DNA-gegevensbanken. De
profielen van de sporen worden dertig jaar na de registratie ervan
bewaard, terwijl die van de veroordeelden tien jaar na het
overlijden van de betrokken persoon worden verwijderd.
Binnen dit raam zijn thans negen laboratoria erkend voor het
uitvoeren van DNA-analyses in strafzaken.
Onderzoeken op internationaal vlak hebben geleid tot de
uitbreiding van het aantal markers die moeten geanalyseerd om een
profiel op te stellen. De gevoeligheid van de analysetechnieken is
ook sterk vooruitgegaan zodat het vandaag mogelijk is om een profiel
op te stellen op basis van de geringste DNA-hoeveelheden.
De laboratoria voor technische en wetenschappelijke politie
van de federale politie zijn berokken bij het nemen van de stalen op
de plaatsen van misdrijven. De magistraat vertrouwt de analyse van
deze stalen vrij toe aan een van de negen erkende laboratoria voor
analyse. Enkel het laboratorium voor DNA-analyse van het Nationaal
Instituut voor criminalistiek en criminologie (NICC) ressorteert
onder het de overheidsdienst Justitie. Een andere dienst van het
NICC is tevens belast met het beheer van de nationale
DNA-gegevensbanken.
Als centraal laboratorium kan het NICC richtlijnen inzake
DNA-deskundigenonderzoek formuleren. De wet richt bovendien de
DNA-evaluatiecommissie op. Deze commissie is belast met het
formuleren van technische richtlijnen voor de verzameling, de
behandeling en de bewaring van de stalen alsook voor de uitvoering
van de DNA-analyses. De follow-up van de technische en
wetenschappelijke evolutie op het vlak van DNA-analyse is ook een
van de taken van de evaluatiecommissie.
In het NICC werden criminologische onderzoeken gevoerd om de
handelwijzen inzake DNA-deskundigenonderzoeken te evalueren.
De minister van Justitie heeft een voorontwerp van wet uitgewerkt
dat in hoofdzaak voorziet in een verlichting van de administratieve
procedures, een verkorting van de analysetermijnen, een uitbreiding
van de nationale DNA-gegevensbanken alsook een mogelijkheid om op
internationaal vlak genetische gegevens uit te wisselen.
De DNA-wet voorziet slechts in twee nationale
DNA-gegevensbanken waarvan het beheer uitsluitend is toevertrouwd
aan het NICC.
De nationale gegevensbank “Criminalistiek” bevat de
sporenprofielen, de nationale gegevensbank “Veroordeelden”
daarentegen bevat de profielen van bepaalde categorieën van
veroordeelden.
De volgende tabel geeft het totaal van de geregistreerde
profielen weer op 31 december van het jaar in elk van de twee
gegevensbanken.
|
Sporen
|
Veroordeelden
|
2007
|
13074
|
12466
|
2008
|
16364
|
15619
|
2009
|
19447
|
18023
|
2010
|
22790
|
20789
|
Elk jaar worden ongeveer 3 300 nieuwe sporenprofielen en
2 700 profielen van veroordeelden geregistreerd.
De aan het NICC toevertrouwde nationale gegevensbanken zijn de
enige toegelaten genetische gegevensbanken. De gecentraliseerde
gegevens moeten anoniem zijn en enkel een magistraat is bevoegd om
een profiel te linken aan de identiteit van de persoon van wie het
komt. De wet bepaalt ook dat een aangestelde voor de
gegevensbescherming controle uitoefent op de inachtneming van de
bepalingen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in
de DNA-gegevensbanken.
Alle DNA-profielen opgesteld door de laboratoria voor analyse
worden opgesteld met inachtneming van de kwaliteitsnorm ISO/CEI
17025. Enkel profielen opgesteld door deze laboratoria kunnen worden
geregistreerd in de nationale DNA-gegevensbanken. Het NICC heeft
veiligheidsmaatregelen genomen voor de elektronische overzending van
deze profielen, alsmede voor de toegang tot de gebouwen en de
elektronische opslag van de gegevens.
Sinds 2007 zijn personele middelen ingezet voor het beheer
van de nationale DNA-gegevensbanken zodat het groeiende aantal
behandelde dossiers wordt verzekerd en de overdracht van de
vergelijkingsresultaten is bijgewerkt (het personeel is van zes naar
twaalf personen gegaan van 2007 tot 2010).
Ingeval de goedkeuring van het voorontwerp van wet leidt tot
aanvullende opdrachten, moeten deze personele middelen worden
opgevoerd om hoofdzakelijk de internationale uitwisseling van
DNA-gegevens te verzekeren.
Ook is geïnvesteerd in informatica om bepaalde
administratieve taken te automatiseren.
In de huidige toestand van de wetgeving kunnen internationale
uitwisselingen van DNA-gegevens slechts dossier per dossier gebeuren
via de gerechtelijke procedure van de rogatoire commissie. Hoewel
België het verdrag van Prüm bekrachtigd heeft (verdrag
thans omgezet in het Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni
2008), vond tot op heden geen enkele geautomatiseerde uitwisseling
plaats want de DNA-wet van 1999 moet worden aangepast om dat te
doen.
Overeenkomstig voornoemd Besluit 2008/615/JBZ moeten alle
lidstaten ten laatste op 26 augustus 2011 operationeel zijn. Het
ontwerp van wetswijziging van de minister, goedgekeurd in de Kamer
voor het zomerreces, zet de bepalingen van Prüm om in
Belgisch recht.
Het openbaar ministerie beschikt niet over de middelen voor
een stelselmatig onderzoek ter zake.