BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2012-2013
________
24 mei 2013
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-9109

de Ludo Sannen (sp.a)

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken
________
De Belgische deelname aan de Wereldconferentie over Internationale Communicatie in Dubai
________
topconferentie
internet
Internationale Telecommunicatie Unie
________
24/5/2013Verzending vraag
1/10/2013Dossier gesloten
________
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2881
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-9109 d.d. 24 mei 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Van 3 tot 14 december vond in Dubai de Wereldconferentie (WCIT-12) over Internationale Communicatie plaats. Op deze conferentie, die plaats vond onder de vleugels van ITU (International Telecommunication Union), werd opnieuw onderhandeld over het 24 jaar oude International Telecommunication Regulationsverdrag (ITRs), dat het internationale radio-, telefoon- en faxverkeer regelt. Het streven van een aantal lidstaten om ook de regulering van het internet in het verdrag op te nemen, veroorzaakte echter grote controverse, zowel onder de deelnemers als bij andere stakeholders.

Het oude ITRs-verdrag behandelde het internet als een uitzondering, waardoor het niet onderworpen was aan de verdragsbepalingen. Hierdoor had ITU, het VN-orgaan bevoegd voor de regulering van telecommunicatienetwerken, geen zeggenschap over het internet. Het ontwerpen van internetstandaarden gebeurt daarom tot op vandaag door non-profitorganisaties als ICANN (Internet Corporation for Assigned Names and Numbers) en IETF (Internet Engineering Task Force). ICANN heeft een beheerscontract met het Amerikaanse handelsministerie en is zo verantwoordelijk voor het beheer van het globale IP-systeem, de internetstromen en de domeinnamen. IETF is volledig onafhankelijk en ontwerpt onder andere transmissieprotocollen. Beide organisaties worden gekenmerkt door een open en transparant besluitvormingsproces waaraan vertegenwoordigers van diverse belangengroepen (overheden, internet aanbieders, consumenten, technische experts, academici, …) deelnemen.

Door enkele gelekte voorstellen kwam aan het licht dat een aantal VN-lidstaten de status quo wilden veranderen door de reikwijdte van het ITRs-verdrag uit te breiden naar het internet. Meteen uitten heel wat belangengroepen (onder wie Internet Society, European Digital Rights, Greenpeace, Google en International Trade Union Confederation) hun ongerustheid over de uitkomst van de top. Ze verwezen naar voorstellen van onder andere Rusland en enkele Afrikaanse en Arabische landen die dermate verregaand waren (individuele staten het recht geven om zelf te bepalen welke e-mails spam zijn, individuele gebruikers de toegang tot het internet ontzeggen wanneer zij de nationale of internationale stabiliteit bedreigen, aanbieders van onlinecontent laten betalen voor het netwerkverkeer dat ze veroorzaken, ...) dat ze nefaste gevolgen zouden hebben voor de openheid, de toegankelijkheid en de vrijheid van het internet.

De organisaties stonden niet alleen met hun bekommernis, want op 22 november trad het Europees Parlement de bezorgde internetgemeenschap bij. In een resolutie stelde het dat "de ITU, of enige andere gecentraliseerde internationale instelling, niet het geschikte orgaan is om regelgevend gezag uit te oefenen op het gebied van internetgovernance of internetverkeer." Het verzette zich eveneens "tegen alle voorstellen om het toepassingsgebied [van ITRs] uit te breiden tot gebieden als internet, waaronder domeinnamen, de toewijzing van IP-adressen, routering van internetverkeer of inhoudgerelateerde kwesties."

Hoewel ITU-secretaris-generaal Touré de waarschuwingen van ongeruste organisaties en landen beantwoordde met de uitnodiging om "deel te nemen aan top", bleef het ongenoegen. Zo stelden een vijftiental participerende organisaties in een gezamenlijke open brief aan de secretaris-generaal het gebrek aan transparantie en openheid van de onderhandelingen aan de kaak. In de brief klaagden de ngo's aan dat voorstellen tot wijziging van de verdragen niet publiek raadpleegbaar waren, dat er in geen enkele mogelijkheid voorzien was om externe commentaren in de besluitvormingsprocedure aan bod te laten komen en dat alle cruciale beslissingen steevast achter gesloten deuren genomen werden. De enige manier om enigszins bij de besluitvorming betrokken te worden, was - volgens de ngo's - door toenadering te zoeken met een lidstaat of met een delegatie van vertegenwoordigers uit de bedrijfswereld. Hoewel enkele lidstaten zich dienstbaar hebben opgesteld tegenover de civil society, is er volgens de opstellers van de brief nood aan onafhankelijke input van ngo's.

Het eindresultaat van de top weerspiegelt de verdeeldheid waarmee hij begon. Hoewel het wereldwijde web in de nieuwe tekst slechts onder de niet-bindende verdragsbepalingen werd vernoemd, was dat voor de meerderheid van de landen een afdoende reden om het verdrag niet te ondertekenen. Ook de Belgische delegatie plaatste geen handtekening onder het document.

Omwille van de rol van het internet als katalysator voor politieke en maatschappelijke verandering vind ik dat we moeten waken over de vrijheid van het internet. Het institutionele kader waarbinnen de besluitvorming over het web gebeurt, bepaalt mee de toekomst ervan. Willen we als land bijdragen aan de ontwikkeling van een democratisch, toegankelijk en vrij wereldwijd netwerk, dan veronderstelt dat een visie op de huidige en de toekomstige ontwikkelingen aangaande de regulering van het internet.

Daarom de volgende vragen aan de minister:

1) Steunt de minister het standpunt van het Europees Parlement dat het ITU geen geschikt kader is voor de regulering van het internet, zoals uiteengezet in de resolutie van 22 november 2012?

2) Op welke manier werd België vertegenwoordigd op de conferentie en welke waren de concrete standpunten die de Belgische delegatie in de heronderhandeling over ITRs innam?

3) Heeft er samenwerking of informatie-uitwisseling plaatsgevonden tussen de Belgische delegatie en actoren uit de civil society? Zo ja, over welke actoren gaat het en over welke onderwerpen vond samenwerking of informatie-uitwisseling plaats?

4) Wat is de visie van de minister aangaande de toekomst van de reguleringsstructuren van het internet? Welke rol spelen organisaties als ICANN, IEFT en ITU daarin?