BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2012-2013
________
19 december 2012
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-7626

de Cindy Franssen (CD&V)

aan de minister van Justitie
________
De aanpassing van de strafwetgeving voor seksueel misbruik
________
seksueel geweld
wetboek van strafrecht
discriminatie op grond van geslacht
VN-conventie
seksueel misdrijf
________
19/12/2012Verzending vraag
28/1/2013Antwoord
________
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2691
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-7626 d.d. 19 december 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 10 juli 1985 heeft België het VN Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen (CEDAW) geratificeerd. Daardoor moet België om de vier jaar verslag uitbrengen over de toepassing van het verdrag voor het CEDAW-Comité.

In oktober 2008 werd het gecombineerde vijfde en zesde verslag voorgesteld voor het CEDAW-Comité tijdens zijn 42ste zitting. Voor de zoveelste keer op rij werd België door het CEDAW-Comité op de vingers getikt over het feit dat seksuele misdrijven in het Belgisch strafrecht slechts worden beschouwd als “misdrijven tegen de familiale orde en openbare zedelijkheid”, eerder dan “misdaden tegen personen”. De commissie heeft de toenmalige achterliggende redenering hiervoor van België niet aanvaard en België gevraagd om de inspanningen tot wijziging van het Strafwetboek te intensifiëren.

Dat dit onderdeel van de strafwetgeving discriminerend en achterhaald is, staat buiten kijf. De tijd is dan ook gekomen om een breuk te maken met het verleden en met de gedateerde visie op de mens, de vrouw in het bijzonder, op de lichamelijke integriteit en seksualiteit, alsook op het gezin.

Graag had ik van de minister een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1) Welke argumentatie heeft de minister ditmaal opgegeven voor het niet wijzigen van de strafwet in het zevende CEDAW voortgangsrapport? Werd dit door CEDAW aanvaard?

2) Zal de minister toch nog een wijziging van de strafwet ondersteunen? Zo ja, welke termijn voorziet de minister hiervoor?

Antwoord ontvangen op 28 januari 2013 :

Het is inderdaad zo dat het Committee on the Elimination of Discrimination against Women (CEDAW)-Comité vragen heeft bij het feit dat de strafbepalingen inzake seksueel geweld in het Belgische Strafwetboek terug te vinden zijn onder de Titel “Misdrijven tegen de orde der familie en tegen de openbare zedelijkheid”. Het Comité vraagt om deze misdrijven onder een nieuwe titel samen te brengen ‘gewelddadige misdrijven’. 

Ik wens vooreerst een mogelijk misverstand uit de wereld te helpen. Het moet duidelijk zijn dat het CEDAW-Comité in de opmerking waarnaar de geachte senatrice verwijst, België niet op de vingers tikt voor wat betreft de inhoud van de destreffende strafbepalingen. De opmerking van het CEDAW betreft uitsluitend de titel waaronder deze bepalingen in het Strafwetboek zijn ondergebracht en vraagt dus de facto om de strafbepalingen inzake seksuele delicten onder te brengen onder een nieuwe titel die niet meer refereert naar de orde der familie en openbare zedelijkheid, maar die duidelijk weergeeft dat deze misdrijven gewelddadige misdrijven betreffen.  

Zoals u weet is de onderbrenging van deze strafbepalingen onder de huidige titel een historisch gegeven. De plaatsing van deze artikelen onder de huidige titel doet niets af aan het inhoudelijke van deze strafbepalingen, die zeer verregaand zijn, ook op vergelijkend Europees niveau, en aan het vervolgingsbeleid terzake. De verplaatsing van deze artikelen naar een ander hoofdstuk van het Strafwetboek, is dus voornamelijk een vraag met een symbolische dimensie, aangezien er geen inhoudelijke opmerkingen zijn op de strafbepalingen zelf.  

Dergelijke verplaatsing van artikelen naar aan andere titel, leidt automatisch ook naar een hernummering van deze artikelen. Zoals mevrouw de senatrice ook weet zijn er echter verschillende andere wetten en mogelijkerwijze ook andere regelgevende instrumenten zoals koninklijke besluiten, omzendbrieven en samenwerkingsakkoorden die zullen moeten worden aangepast, die naar deze artikelen verwijzen en die een aanduiding zijn van de bijzondere aandacht waarmee het opsporings - , vervolgings - en strafuitvoeringsbeleid van deze misdrijven wordt uitgewerkt. Men zou dus als het ware in een complexe cascade van genoodzaakte aanpassingen kunnen terecht komen. 

Ik weet dat u het niet eens zult zijn met deze positie, gelet op het door u ingediende wetsvoorstel waarbij u een dergelijke codificatie voorstel. Naast de wijziging van het Strafwetboek, haalt u daarin al 9 andere wetboeken of wetten aan waarin de kruisverwijzingen naar de desbetreffende artikelen moet worden aangepast. 

De vraag van het Comité naar een Hoofdstuk “Gewelddadige misdrijven” past ook niet in de logica van ons Strafwetboek. U geeft in uw wetsvoorstel aan deze te verplaatsen naar de Titel ‘Misdrijven tegen personen’. Het is niet zeker dat dit tegemoet komt aan de verwachting van het Comité dat expliciet vraagt om deze te betitelen als ‘gewelddadige misdrijven’.  

Ik herinner ook aan een eerdere poging tot een gedeeltelijke hernummering van deze artikelen door ze onder de noemer ‘aantasting van de seksuele integriteit’ te voegen, in het kader van de werkzaamheden inzake de wet strafrechtelijke bescherming van minderjarigen. Op advies van de Raad van State omwille van de juridisch technische complexiteit inzake de kruisverwijzing is men daar toen uiteindelijk ook van afgestapt. 

Mocht het Strafwetboek ooit in zijn geheel, of betreffende dit onderdeel, worden herzien, dan kan worden overwogen dit er in te integreren. Maar als een losstaande codificatie, die uiteindelijk substantieel niets wijzigt aan de bepalingen, lijkt het een complexe en moeilijke oefening te worden, waarbij ontelbare kruisverwijzingen moeten worden gewijzigd. 

Welke de reactie van het CEDAW – Comité zal zijn, is nog niet geweten. België heeft immers zopas, in september, het zevende voortgangsrapport moeten overmaken. De bespreking van het rapport door het Comité vindt, in principe, plaats binnen een termijn van 2 jaar na de neerlegging van dit rapport. Maar op dit moment kan ik dus nog geen concrete planning meedelen voor de voorstelling van het rapport.