BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2012-2013
________
25 oktober 2012
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-7204

de Richard Miller (MR)

aan de minister van Justitie
________
De visa die aan Turkse imams worden toegekend
________
islam
moslim
verblijfsrecht
toelating van vreemdelingen
taalgebruik
Turkije
________
25/10/2012Verzending vraag
19/12/2012Antwoord
________
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2509
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-7204 d.d. 25 oktober 2012 : (Vraag gesteld in het Frans)

Ik ben me ervan bewust dat de FOD Binnenlandse Zaken bevoegd is voor de uitreiking van verblijfsvergunningen aan de imams die door buitenlandse overheden worden voorgesteld, in dit geval Turkije. Deze vraag om uitleg is evenwel niet uitsluitend gewijd aan de verblijfsvergunningen, maar ook aan de erkenning van de erediensten en de wedden van de imams. Die dossiers behoren tot uw bevoegdheid.

Tijdens een dienstreis naar Turkije ontmoette ik onlangs vertegenwoordigers van de Turkse overheid. Er werden tal van onderwerpen met betrekking tot het bilateraal beleid besproken, met name de visa en de integratie in onze samenleving van mensen die afkomstig zijn uit Turkije. De rol en het statuut van Turkse leraars en imams worden door de Turkse overheid zeer ernstig genomen.

De Turkse overheid, in het bijzonder de vice-eerste minister verantwoordelijk voor de Turken in het buitenland, Bekir Bozdag, heeft mij haar ongerustheid meegedeeld met betrekking tot de visa die door de Belgische overheid wordt toegekend aan de Turkse imams die door de Diyanet worden gestuurd. Volgens hen worden de imams te veel beperkingen opgelegd, waardoor de Turkse burgers die in België wonen geen degelijk godsdienstonderricht kan worden verstrekt. De toekenningsvoorwaarden van de visa zouden zijn verstrengd en hun mandaatstermijn zou zijn ingekort.

De imams van het Turkse Presidium voor Godsdienstzaken (Diyanet) zouden een meerderheid hebben van 60% van de Turkse imams. Ze zouden allen een diploma in de theologie hebben en een beroepsopleiding van minimum vier jaar hebben gevolgd. Vroeger hadden ze een mandaat van zes jaar. Nu is dat n drie jaar. Ik zou graag weten waarom de verblijfsduur werd verminderd. Voorts zou ik willen vernemen wat de situatie is van de Turkse imams die niet door de Diyanet worden gestuurd, maar door andere groepen, zoals Milli Görüs (30% van de Turkse moskeeën) en minderheidsgroeperingen als alevieten, soefi-broederschappen, enzovoort).

Mevrouw de minister, waarom werd de duur van het mandaat ingekort? Wat zijn de toekenningsvoorwaarden voor een visa aan de imams van de Diyanet?

Wat is het wettelijk statuut van de Turkse imams die worden gestuurd door de Diyanet? Vindt u dat hun statuut duidelijk is? Staat het Turkse Presidium voor Godsdienstzaken integraal in voor de wedden van de imams? Wat met het statuut van de imams die afkomstig zijn van andere bewegingen, met name Milli Görüs?

Welke rol heeft het Executief van de Moslims van België gespeeld bij de controle van de Dinayet en van de andere Turkse religieuze instellingen? Is er samenwerking tussen de verschillende instanties?

Op welke manier kan de moslims een behoorlijk onderricht worden verstrekt over de manier om als moslim te leven in een niet-islamitische samenleving? Is de opleiding van de betrokken imams toereikend? Welke opleiding wordt aangeboden aan Belgen die imam willen worden?

Hoe vergewist onze regering zich ervan dat de imams de landstalen beheersen en kennis hebben van onze maatschappij zodat ze zich kunnen integreren en kunnen communiceren met de plaatselijke overheden?

Antwoord ontvangen op 19 december 2012 :

Zoals de heer senator zelf terecht opmerkt, valt deze problematiek in de eerste plaats onder de bevoegdheid van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie. Ik nodig hem dan ook uit zich tot haar te richten inzake de praktische modaliteiten voor de uitreiking van visa aan bedienaars van erediensten afkomstig uit het buitenland.

Ik kan uit de vraag niet afleiden in welke context de contacten waarnaar verwezen wordt, plaatsgevonden hebben. Ingeval vooraf contact zou zijn gelegd met mijn diensten, zou de uitwisseling misschien meer opgeleverd hebben, aangezien ondertussen oplossingen voorgesteld zijn.

In het kader van de perken van mijn bevoegdheid wens ik te onderstrepen dat de Belgische staat de wedden en pensioenen van de imams betaalt, voor zover het gaat om betrekkingen die de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie erkend heeft bij de plaatselijke gemeenschappen die op hun beurt door de gewesten erkend worden.

Als de staat een bedienaar van de islamitische of een andere eredienst bezoldigt, is het uitgesloten dat hij een wedde van een andere staat krijgt. Het bevoegde representatieve orgaan, in het geval van de islamitische eredienst, het Executief van de Moslims van België, moet dienaangaande een verklaring op eer ondertekenen waaruit blijkt dat dit daadwerkelijk het geval is.

Wat de bedienaars van de islamitische eredienst in niet-erkende plaatselijke gemeenschappen betreft, kan de Belgische staat zich op grond van het beginsel van de niet-inmenging niet inlaten met de werking van deze gemeenschappen en worden de bedienaars ervan ook niet door de Belgische staat betaald.

Een en ander leidt tot vragen over de opleiding van de imams, en in het bijzonder over hun kennis van de maatschappelijke realiteit in België. Ik ben voorstander van de invoering van een opleidingstraject voor imams in België, net als voor de bedienaars van de andere erediensten, zonder evenwel samenwerking op dit gebied met bepaalde andere staten uit te sluiten. Er mag evenmin uit het oog worden verloren dat deze kwestie moet worden behandeld in nauwe samenwerking met de gemeenschappen, die bevoegd zijn voor onderwijs.

De taalkwestie ressorteert onder de bevoegdheid van de gemeenschappen. Ik verwijs de heer senator naar die gemeenschappen, gelet op het gegeven dat de erediensten een geregionaliseerde materie zijn, met uitzondering van de erkenning van de erediensten en de betaling van de wedden van de bedienaars ervan.