BELGISCHE SENAAT | ||||
________ | ||||
Zitting 2011-2012 | ||||
________ | ||||
31 mei 2012 | ||||
________ | ||||
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-6378 | ||||
de Bert Anciaux (sp.a) |
||||
aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden |
||||
________ | ||||
Publiekrechtelijke archieven - Rijksarchief - Bevoegdheden - Verantwoordelijkheid gemeenschappen en gewesten - Archiefwet - Beleid | ||||
________ | ||||
archief |
||||
________ | ||||
|
||||
________ | ||||
________ | ||||
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-6378 d.d. 31 mei 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands) | ||||
Sinds vele jaren vragen actoren uit de sector archieven, eerder ook de federale verantwoordelijken, naar een duidelijke, heldere verantwoordelijkheid van de gemeenschappen en gewesten met betrekking tot de publiekrechtelijke archieven. Deze vraag volgt uiteraard uit de reeks staatshervormingen, waarbij culturele materies (gemeenschappen) en bevoegdheden voor de lokale en regionale besturen (gewesten) werden gedefederaliseerd. Met als gevolg het Vlaams Archiefdecreet voor Publiekrechtelijke Archieven van 9 juli 2010 (BS 5/8/2010, p. 50321-50324). Dit decreet creëerde een totaalconcept, vanuit de vooronderstelling dat cultuur archieven behoren tot het cultureel patrimonium, dus gemeenschapsmaterie zijn en de regelgeving voor lokale/regionale besturen tot de gewestmaterie behoren. Op 6 mei 2009 was er een aanpassing van de federale Archiefwet en op 18 augustus 2010 werd in twee koninklijke besluiten op gedetailleerde wijze vastgelegd welke documenten er verplicht moeten worden overgedragen naar het Rijksarchief, en dat enkel de Algemeen Rijksarchivaris toezicht houdt en bepaalt hoe de lokale en regionale archieven hun zorg en beheer moeten organiseren - dus ook inzake selectie en vernietiging. Daarbij mogen de provincies niet (in de Archiefwet van 1955 was dit ook al zo, met het Archiefdecreet werd dit juist gewijzigd gezien de organieke bevoegdheid van Vlaanderen over de provincies) zelf instaan voor hun archiefbeheer en moeten ze hun statisch of cultureel archief van meer dan 30 jaar oud overdragen aan het Rijksarchief. Deze benadering werd recent, op 3 mei 2012, bevestigd door een Arrest van het Grondwettelijk Hof, dat zich - uiteraard - op louter juridische gronden baseert. Het resultaat van dit alles lijkt anachronistisch: het is het Rijksarchief dat zal bepalen wat Vlaams cultureel erfgoed is en daarbij ontwikkelen zich twee regelgevingen die niet meer op elkaar zijn geënt. De Vlaamse beroepsfederatie van archivarissen en bibliothecarissen (VVBAD) betreurt deze gang van zaken en pleit voor de volledige toewijzing van de Vlaamse lokale (ook OCMW's, polders, enzovoort) en provinciale archieven aan het Vlaams bestuursniveau, zoals ook het decreet ter zake beoogde en dit in een logische consequentie van de staatshervormingen in de voorbije decennia. Hierover de volgende vragen: 1) Hoe evalueert de minister de huidige regelingen in verband met het beheer en de regie op de archieven van lokale overheden en provincies, dit in relatie tot onder andere het Vlaams Archiefdecreet voor Publiekrechtelijke Archieven van 2010? 2) Hoe riposteert hij de kritiek van onder andere de VVBAD - Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie - waarin de federale aanpak wordt geïnterpreteerd als een oud, federaal en centralistisch concept dat top-down regels oplegt aan onder andere de lokale en regionale besturen die qua bevoegdheid niet meer onder de centrale regelgeving sorteren? 3) Hoe verklaart de minister dat er een toestand van onduidelijkheid en verwarring ontstond, waarbij een centralistische strategie en een Vlaams decreet elkaar het gras voor de voeten maaien, met als gevolg dat de samenhang tussen de verschillende stadia van archief, van administratieve documenten tot cultureel erfgoed of dynamisch naar semi-statisch en statisch archief, wordt verbroken? Waarom wordt hieromtrent niet open en duidelijk gecommuniceerd en gestreefd naar een oplossing die tegemoet komt aan de logica van de achtereenvolgende en geplande staatshervormingen? 4) Voor welke concrete aanpak kiest de minister in deze zaak? Kiest hij voor een dialoog, waarbij dit onderwerp op korte termijn ter bespreking wordt voorgelegd aan onder andere de gemeenschappen en de gewesten? Hoe en wanneer zal hij hiertoe concrete stappen zetten? Of kiest hij voor een status quo ? Zo ja, op basis van welke motieven en met welk perspectief? |
||||
Antwoord ontvangen op 2 juli 2012 : | ||||
Het geachte lid vindt hierna het antwoord op zijn vraag.
|