BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2011-2012
________
24 mei 2012
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-6308

de Bert Anciaux (sp.a)

aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden
________
Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen - "Licht spoor"
________
Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen
Hoofdstedelijk Gewest Brussels
openbaar vervoer
________
24/5/2012Verzending vraag
28/8/2012Antwoord
________
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-6308 d.d. 24 mei 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In het licht van de investeringsplannen 2013-2025 van de NMBS-Groep stelde de Brusselse regering, net zoals de andere twee gewesten, een eisenpakket op. Daarin het pleidooi voor onder andere een "licht spoor", een lokaal Brussels spoorwegnet.

De filosofie achter deze Brusselse plannen steunt op de conclusie dat de sterke bevolkingsgroei het stadscentrum qua mobiliteit helemaal verzadigde. De limiet is bereikt, het huidige aanbod kan niet meer bezoekers of pendelaars aan. Tegelijkertijd stelt men vast dat vandaag amper vijfduizend Brusselaars gebruik maken van het spoor voor verplaatsingen binnen het Brusselse Gewest. Dit biedt dus mogelijkheden (complementair aan het net van de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer of MIVB).

Hierover de volgende vragen

1) Hoe staat de geachte minister en bij uitbreiding de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) tegenover de vraag van de Brusselse regering om een "licht spoor" netwerk te ontplooien in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Gaat hij akkoord met de redenering dat men vandaag te weinig gebruik maakt van het spoor voor lokale verplaatsingen in het Brussels Gewest? Acht hij de vraag van de Brusselse regering realistisch op logistiek, praktisch en financieel gebied?

2) Wat werd er door de NMBS reeds ondernomen om het (lokaal) gebruik van het spoorwegnet in het Brussels Gewest aan te moedigen? Bestaan er nog andere plannen om dit in de toekomst meer aan te moedigen (afgezien van een "licht spoor")?

Antwoord ontvangen op 28 augustus 2012 :

1.     Het document dat op 11 mei 2012 werd voorgesteld door Charles Picqué, minister-president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) en door Staatssecretaris voor Mobiliteit, Bruno De Lille, inzake de positie van het BHG over de ontwikkeling van het spoorwegaanbod en de spoorweginfrastructuur in Brussel, maakt melding van een beperkt aantal (5 000 reizen) inwoners en andere gebruikers die met de trein reizen. 

In het document wordt de nadruk gelegd op de ontwikkeling van het aanbod in het kader van de GEN-diensten, in het bijzonder door bijkomende haltes te creëren en ook door een verbetering van de bestaande spoorweginfrastructuren. 

In het document wordt niet uitdrukkelijk verwezen naar de optie "licht spoor".  

In de conclusies dringt het document aan op optimaal overleg tussen de Federale Staat, de NMBS-Groep en het BHG. De NMBS-Groep sluit zich hier volkomen bij aan.  

2.     Naast het reeds bestaande GEN-aanbod van CR- & L-treinen, geïntegreerd in het treinaanbod over de langere afstanden, werkt Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) samen met de 4 openbaar vervoermaatschappijen in de volgens de GEN-conventie voorziene Operationele GEN-groep op de aspecten product, prijs, plaats en promotie.  

In de werkgroep “product” wordt de integratie van de exploitatienetwerken van de operatoren onderzocht, op basis van complementariteit van bediening en via een systeem van intermodale overstapknooppunten.  

In de werkgroep “prijs” wordt de invoering van de interoperabele smartcard (MOBIB) gekoppeld aan tariefintegratie onderzocht en afgestemd. 

In de werkgroep “promotie” wordt gezamenlijk gewerkt aan de communicatie betreffende de gemeenschappelijke GEN-dienstverlening (bediening van nieuwe haltes en overstapknooppunten, dienstregelingen, enz.). 

In de werkgroep “plaats” wordt gezamenlijk gewerkt aan de certificering van de intermodale overstapknooppunten in het BHG, teneinde aan de reizigers een kwaliteitsvolle en gestandaardiseerde openbaar vervoerdienst aan te bieden. De certificering van de stations Brussel-West, Brussel-Luxemburg werd reeds gerealiseerd. De certificering van Brussel-Zuid is lopende.