BELGISCHE SENAAT | ||||
________ | ||||
Zitting 2011-2012 | ||||
________ | ||||
13 april 2012 | ||||
________ | ||||
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-6065 | ||||
de Bart Tommelein (Open Vld) |
||||
aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister |
||||
________ | ||||
Voortvluchtige veroordeelden - Sociale uitkering | ||||
________ | ||||
strafsanctie gevangenisstraf sociale bijstand voltrekking van de straf |
||||
________ | ||||
|
||||
________ | ||||
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-6064 | ||||
________ | ||||
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-6065 d.d. 13 april 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands) | ||||
De gemeenten mogen aan voortvluchtige veroordeelden sinds begin 2011 in Nederland geen sociale uitkering meer verstrekken. De gemeenten moeten dus achterhalen welke mensen met een uitkering door de rechter veroordeeld zijn en de opgelegde gevangenisstraf ontvlucht zijn. Met ingang van september 2011 brengt het Inlichtingenbureau voor gemeenten in kaart welke inwoners met een sociale uitkering voortvluchtige veroordeelden zijn. Hoewel het evident lijkt dat voortvluchtige veroordeelden geen sociale uitkeringen meer krijgen, wil ik de staatssecretaris voor fraudebestrijding en de minister toch ondervragen om zeker te zijn dat dit ook in ons land automatisch wordt nagegaan. In dit kader had ik graag volgende vragen voorgelegd aan de minister/staatssecretaris: 1) Hoe wordt in ons land voorkomen dat voortvluchtige veroordeelden een sociale uitkering krijgen? Kan u dit concreet toelichten? 2) Beschikt u over concrete cijfers omtrent voortvluchtige veroordeelden die toch een sociale uitkering ontvingen of ontvangen? Kan u dit toelichten mocht dat niet het geval zijn? 3) Kan worden toegelicht hoe de informatie vanuit Justitie wordt bezorgd aan de respectieve diensten en instellingen die instaan voor de diverse sociale uitkeringen in de brede zin van het woord? Behoeft dit modernisering? |
||||
Antwoord ontvangen op 23 oktober 2012 : | ||||
Als antwoord op uw vragen, kan ik u de volgende antwoorden geven : 1. Wat betreft de sociale steun toegekend door de Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW’s,) met name het recht op maatschappelijke integratie (met inbegrip van het leefloon) bedoeld bij de wet van 26 mei 2002, gelden de volgende principes : Dit recht is een residuair recht dat wordt toegekend indien de voorwaarden vervuld zijn, namelijk dat de persoon niet beschikt over andere inkomsten waarop hij aanspraak kan maken en dat de betrokkene beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. In de wetgeving wordt bij artikel 39 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie wel gepreciseerd dat “De betaling van het leefloon wordt opgeschort tijdens de periode waarin een persoon wordt geplaatst, ten laste van de overheid, in een instelling van om het even welke aard, in uitvoering van een gerechtelijke beslissing en tijdens de periode waarin een persoon een vrijheidsstraf ondergaat en ingeschreven blijft op de rol van een strafinrichting”. Concreet betekent dit dat wanneer een persoon in de gevangenis zit en dus ten laste valt van de overheid, namelijk de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie, de betaling van het leefloon wordt opgeschort. De socialezekerheidsregels die van toepassing zijn op gevangenen, gelden ook voor voortvluchtige veroordeelden. Er bestaat immers geen afzonderlijke wetgeving voor deze categorie van personen. Wat betreft het behoud van de socialezekerheidsuitkeringen voor gevangenen gelden de gewone socialezekerheidsregels die hierop van toepassing zijn. Indien een voortvluchtige veroordeelde een leefloon aanvraagt bij het OCMW, dient een sociaal onderzoek te worden gevoerd. Bij deze gelegenheid moet de aanvrager alle elementen vermelden die van invloed zijn op zijn recht op steun. Het OCMW moet de verklaringen van de persoon en diens sociale situatie controleren. Het leefloon zal hem bijgevolg niet worden toegekend. 2. Voor de financiële sociale steun geldt de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW’s, die bepaalt dat elke behoeftige persoon recht heeft op sociale steun die hem in de mogelijkheid stelt een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. Zij wordt toegekend wanneer de betrokkene geen recht heeft op een leefloon omdat een van de voorwaarden, waaronder met name de nationaliteitsvoorwaarde, niet vervuld is. Voor de financiële sociale steun gelden in feite dezelfde principes als die voor het leefloon. De betrokkene had immers de mogelijkheid om gedekt te zijn want hij was ten laste van de overheid geplaatst. De betrokkene heeft hiervan vrijwillig afstand genomen door zich eraan te onttrekken. Volgens de algemene rechtsspreuk dat niemand baat mag hebben bij zijn verwerpelijke gedrag,” kan de gevangene zich niet beroepen op de situatie die hij zelf heeft gecreëerd om aanspraak te maken op een residuair recht op sociale steun. Over personen die desondanks OCWM-steun ontvangen, zijn geen cijfers beschikbaar omdat de OCMW’s, met hun eigen lokale autonomie, mensen helpen in de sociale situaties die worden beschreven in de sociale onderzoeken, gegevens die niet aan de administratie worden medegedeeld. Op dit moment is er geen informatie of statistisch cijfermateriaal waaruit een dergelijk probleem blijkt. Er is dan ook geen reden om in te grijpen naar het voorbeeld van Nederland. 3) Om redenen van privacy heeft een strafinstelling niet het recht om de opsluiting van een persoon te melden bij de sociale diensten zonder de toestemming van de betrokkene, tenzij deze uitdrukkelijk hiernaar vragen. |