BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2011-2012
________
30 december 2011
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-5127

de Alexander De Croo (Open Vld)

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken
________
Regularisatie van buitenlandse roerende inkomsten - Regularisatieheffing - Aanvullende gemeentebelasting - Arrest Dijkman
________
repatriëring van kapitaal
buitenlands kapitaal
belasting op inkomsten uit kapitaal
lokale belasting
________
30/12/2011Verzending vraag
23/2/2012Antwoord
________
Herindiening van : schriftelijke vraag 5-2946
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-5127 d.d. 30 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Volgens het contactpunt regularisaties heeft de recente rechtspraak van het Europees Hof van justitie (Europees Hof van justitie, 1 juli 2010, nr. C-223/09 inzake Dijkman) inzake de aanvullende gemeentebelastingen op roerende inkomsten van buitenlandse oorsprong die zonder tussenkomst van een Belgische tussenpersoon worden geïnd, geen invloed op de belasting die bij de regularisatie van buitenlandse roerende inkomsten verschuldigd is. Bijgevolg blijft het contactpunt aanvullende gemeentebelasting heffen. Deze houding wordt betwist in de rechtsleer en negeert het desbetreffende arrest.

Ik had dan ook volgende vragen voor de geachte minister:

1) Kan hij toelichten hoe het verschil in behandeling dat in het arrest Dijkman veroordeeld werd zal worden weggewerkt en of hij hieromtrent reeds stappen heeft genomen?

2) Kan hij toelichten welke volgens hem de impact is van het arrest Dijkman op de belasting die bij de regularisatie van buitenlandse roerende inkomsten verschuldigd is en dan meer bepaald het al of niet heffen van de aanvullende gemeentebelasting bij de regularisatie van buitenlandse roerende inkomsten? Kan hij dit uitvoerig toelichten?

Antwoord ontvangen op 23 februari 2012 :

1. Wat betreft de geregulariseerde buitenlandse roerende inkomsten voor de inkomstenjaren 2009 en vorige werd het arrest Dijkman niet toegepast door het Contactpunt regularisaties en wel om de volgende redenen:

• De interesten of dividenden die niet werden aangegeven noch belast, en die waren opgenomen in een regularisatie-aangifte, zijn onderworpen aan een heffing die overeenstemt met het normale tarief (artikel 122, §1 van de programmawet van 27 december 2005); dit tarief dat werd gedefinieerd door het Grondwettelijk Hof in zijn arrest van 26 april 2007 nr. 06812007 als zijnde 'het tarief dat zou toegepast zijn indien die inkomsten het voorwerp zouden hebben uitgemaakt van een tijdige en geldige aangifte’. Overige inkomsten die tijdig en geldig aangegeven zijn, worden onderworpen aan de aanvullende crisisbelasting en gemeentebelasting. Het Grondwettelijk Hof verwijst dus duidelijk naar de aangifte in de personenbelasting en niet naar de bevrijdende roerende voorheffing.

• De regelgeving inzake regularisatieheffing is identiek al naargelang de inkomsten een Belgische of buitenlandse oorsprong hebben zodat er bij toepassing van de aanvullende gemeentebelasting bij de regularisatieheffing nooit sprake kan zijn van een belemmering van het vrije verkeer van kapitaal.

• Er dient bovendien opgemerkt dat het Hof, in het hiervoor geciteerde arrest, zich nergens uitspreekt omtrent een mogelijke discriminatie door de heffing bedoeld in de programmawet van 27 december 2005 en betaald via de tussenkomst van het contactpunt fiscale regularisaties.

Door artikel 39 van de wet van 14 april 2011 (Belgisch Staatsblad van 6 mei 2011) werd evenwel vanaf aanslagjaar 2011 artikel 466, WIB 92, aangepast aan het arrest Dijkman. Hierdoor stelt het probleem zich niet meer vanaf dat aanslagjaar.

2. Het Contactpunt fiscale regularisaties beschikt niet over statistieken die toelaten de impact van het arrest Dijkman op de belasting bij de regularisatie van buitenlandse roerende inkomsten te bepalen of toe te lichten.