BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2011-2012
________
28 december 2011
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-5078

de Bart Tommelein (Open Vld)

aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister
________
Uitkeringsfraude - Spookburgers - Aantal burgers zonder domicilie
________
sociale uitkering
bevolkingsregister
domicilie
fraude
zwartwerk
________
28/12/2011Verzending vraag
15/2/2012Antwoord
________
Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3248
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-5078 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Alleen Nederlanders van wie de identiteitsgegevens op orde zijn in de gemeentelijke basisadministratie (GBA), kunnen voortaan aanspraak maken op een uitkering. Het is bovendien de bedoeling dat Nederlanders er zelf voor zorgen dat hun gegevens goed zijn geregistreerd.

Recente cijfers uit Nederland toonden aan dat er ongeveer 400 000 mensen zijn waarvan de gegevens niet staan geregistreerd bij gemeenten. Deze zogenaamde "spookburgers" zijn Nederlanders die via uitkeringsinstanties wel een bijstandsuitkering ontvangen. Hoewel bij de uitkerende instanties wel een adres bekend is, staan de steuntrekkers niet geregistreerd bij de gemeente. Deze mensen zijn veelal niet geregistreerd bij de gemeente omdat ze de belastingsdiensten of justitie willen ontvluchten.

Ik had hieromtrent dan ook graag volgende schriftelijke vragen voorgelegd aan de bevoegde minister:

1) Kan u aangeven hoeveel Belgen en/of Belgische residenten niet geregistreerd (gedomicilieerd) zijn in een gemeente of bij een consulaat? Zijn er bij ons met andere woorden ook "spookburgers" zoals in Nederland? Kan u dit gedetailleerd toelichten en cijfermatig illustreren?

2) Kan u toelichten of iemand bij ons een uitkering van de overheid kan ontvangen onder welke vorm ook zonder geregistreerd te zijn in een gemeente of een consulaat? Kan u dit zeer uitvoerig toelichten een aangeven waarin het verschil ligt met Nederland?

3) Beschikt u over concrete cijfers betreffende het aantal mensen dat om fiscale of andere redenen (betalen alimentatiegeld bijvoorbeeld) een vals domicilieadres heeft en of geen officieel domicilieadres heeft?

Antwoord ontvangen op 15 februari 2012 :

In antwoord op de door het geachte lid gestelde vragen heb ik de eer hem de volgende informatie mee te delen. Daartoe werden de drie openbare instellingen van sociale zekerheid ondervraagd die rechtstreeks betrokken zijn door zijn vraag, die deel uitmaken van het Directiecomité van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, namelijk: de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA), de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW) en het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV).

1) Voor wat uw twee eerste vragen betreft, vindt u hieronder de beschikbare gegevens per openbare instelling van sociale zekerheid.

a) Op het vlak van de werkloosheid is de Belgische reglementering identiek aan de Nederlandse reglementering, in de mate waarin, om te kunnen genieten van een werkloosheidsuitkering, de aanvragers hun hoofdverblijfplaats in België moeten hebben en er daadwerkelijk moeten verblijven.

Om de werkelijkheid van die verblijfplaats na te gaan, stuurt de RVA iedere maand een brief naar een aantal willekeurig gekozen werklozen, waarbij ze worden uitgenodigd om zich persoonlijk aan te melden bij hun gemeentebestuur of bij het werkloosheidsbureau van de RVA.

Als ze zich niet of laattijdig aanbieden en de eventuele rechtvaardiging door de RVA niet wordt aanvaard, verliest de betrokkene tijdelijk het recht op uitkeringen.

De RVA toetst zijn databank ook aan de informatie afkomstig van het Rijksregister van de natuurlijke personen om uitkeringstrekkers op te sporen van wie het adres in België niet meer is gekend, ofwel omdat ze naar het buitenland zijn vertrokken, ofwel omdat hun adres door hun gemeentebestuur werd geschrapt.

Een dergelijke operatie wordt momenteel gevoerd door de controlediensten van de RVA. Het kruisen van de verschillende databanken heeft het mogelijk gemaakt om 124 gevallen op te sporen van werklozen die in het buitenland zouden verblijven, en van 4 670 gevallen van werklozen van wie het adres werd geschrapt. Die gevallen worden momenteel geverifieerd en het is nog te vroeg om nu al statistische resultaten te geven.

Uit operaties van dezelfde aard, uitgevoerd in het verleden, blijkt echter dat meer dan 80 % van de onderzochte gevallen zonder gevolg werd geklasseerd. Na onderzoek bleek dat bepaalde werklozen, op grond van de Verordening 1408/71 van de Europese Unie, in een andere lidstaat mochten verblijven met behoud van uitkeringen of dat zij hun hoofdverblijfplaats in België hadden niettegenstaande de schrapping uit het bevolkingsregister. De ambtshalve schrapping uit het bevolkingsregister bewijst, tot bewijs van het tegendeel, dat de werkloze zijn hoofdverblijfplaats niet heeft op het adres van schrapping. Wanneer de werkloze bewijst dat hij effectief woonde, hetzij op het adres van schrapping, hetzij op een ander adres in België, kan hij niet uitgesloten worden van het recht op uitkeringen op grond van de schrapping uit het bevolkingsregister.

De hierboven vermelde cijfers tonen aan dat het verschijnsel veel minder verspreid is dan in Nederland.

Tenslotte heeft de RVA, naast het kruisen van databanken zoals hierboven aangehaald, in samenwerking met de Federale Overheidsdienst (FOD) Binnenlandse Zaken, een gestructureerde samenwerkingsprocedure uitgewerkt met de bevolkingsdiensten van de gemeentebesturen om de echtheid na te gaan van bepaalde verklaringen inzake de verblijfplaats.

b) Voor wat de kinderbijslag betreft vereist uw vraag voorafgaand de volgende verduidelijkingen.

Het recht op kinderbijslag voor werknemers is een afgeleid recht. De socioprofessionele situatie van de rechthebbende (die het recht opent) wordt vastgesteld door andere sectoren van de sociale zekerheid (tewerkstelling, werkloosheid, ziekte, enz.). De bijslagtrekkende (persoon aan wie de kinderbijslag wordt betaald, normaal de moeder van de kinderen) en de rechtgevende kinderen moeten in principe geïdentificeerd zijn en dus beschikken over een woonplaats. Het is echter de effectieve verblijfplaats van het kind dat bepalend is om het recht op kinderbijslag vast te stellen. Deze effectieve woonplaats kan met alle rechtsmiddelen bewezen worden.

In het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag zijn de regels verschillend: zowel de aanvrager als het rechtgevend kind moeten in België gedomicilieerd zijn.

In het kader van het kinderbijslagstelsel voor werknemers is het mogelijk dat bepaalde personen of gezinnen niet of niet meer zijn ingeschreven in het Rijksregister van de natuurlijke personen, ofwel omdat ze nooit waren ingeschreven op Belgisch grondgebied en hun regularisatie aan de gang is, ofwel omdat ze van ambtswege zijn geschrapt uit het Rijksregister van de natuurlijke personen en geen enkele actie ondernamen voor een nieuwe inschrijving op een verblijfs- of referentieadres in België. Deze situaties, die uitzonderlijk blijven, worden geval per geval onderzocht. De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers beschikt echter over geen statistische gegevens over hun aantal.

In ieder geval wordt van iedereen die kinderbijslag aanvraagt of ontvangt en die niet of niet meer is ingeschreven in het Rijksregister van de natuurlijke personen, de effectieve verblijfplaats en die van zijn gezin onderzocht, met eventueel een onderzoek ter plaatse, uitgevoerd door de sociaal controleurs van de RKW of van de kinderbijslagfondsen.

c) Voor wat het RIZIV betreft moet vooreerst worden gepreciseerd dat het de verzekeringsinstellingen zijn die door de overheid belast zijn met de concrete uitvoering van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, krachtens artikel 3 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, en artikel 3 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen met inbegrip van het toekennen van rechten op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.

Om dit te beheren verplicht artikel 8 van de wet gecoördineerd op 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, de verzekeringsinstellingen zich steeds te baseren op de gegevens vervat in het Rijksregister van de natuurlijke personen. Artikel 8 verplicht de verzekeringsinstellingen eveneens het Rijksregister van de natuurlijke personen op de hoogte te brengen van elk afwijkend gegeven.

In principe geeft de arbeidsongeschiktheid, in geval van schrapping uit het Rijksregister, geen enkel recht op uitkeringen. Het Rijksregister bevat op dat moment immers de vermelding “afvoering van ambtswege”. Er zijn echter twee uitzonderingen.

In toepassing van artikel 136, § 1 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 kan een verzekerde die ambtshalve geschrapt is uit het Rijksregister, verder aanspraak maken op ziekteuitkeringen als hij daadwerkelijk op het Belgisch grondgebied verblijft en in zoverre hij aan alle andere wettelijke voorwaarden voldoet.

In dit geval dient de verzekeringsinstelling over de nodige gegevens te beschikken waaruit blijkt dat de gerechtigde, ondanks zijn schrapping uit het Rijksregister, daadwerkelijk op het Belgisch grondgebied verblijft.

De betrokkene heeft ook recht op uitkeringen ondanks de ambtshalve schrapping wanneer het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) hem een referentieadres toekent. Het OCMW bepaalt de voorwaarden voor het bekomen van een referentieadres en gaat na of de voorwaarden vervuld zijn. De verzekeringsinstelling verleent dan uitkeringen als samenwonende of als alleenstaande in functie van het attest. In het stelsel van de Belgische ziekte- en invaliditeitsverzekering hebben de steden en gemeenten geen specifieke bevoegdheid voor het beheer van de genoemde verzekering, dit in tegenstelling met de werkwijze in Nederland.

2) Voor wat uw derde vraag betreft vindt u hierna de beschikbare gegevens per openbare instelling van sociale zekerheid. Er moet gepreciseerd worden dat deze niet over informatie beschikken aangaande het aantal personen die gedomicilieerd zijn op een zogenoemd “referentieadres”, hetzij op een adres dat niet het daadwerkelijk verblijfsadres is van deze personen. Dit soort van inbreuken wordt gewoonlijk onderzocht in het kader van onderzoeken naar de gezinssamenstelling van de sociaal verzekerden.

a) Voor wat het nazicht van de gezinssituatie betreft van de werklozen, heeft de RVA 11.097 administratieve onderzoeken verricht in 2011.

Daarvan werden er 7 992 als “conform” geklasseerd en 3 105, hetzij 27,98 %, moesten verder gezet worden met onderzoeken, uitgevoerd door sociaal controleurs. Sommige van die onderzoeken zijn momenteel nog in behandeling. Het aantal dossiers dat wordt beschouwd als “niet conform” na die onderzoeken ligt momenteel op 983 dossiers.

b) De RKW beschikt niet over gegevens over het aantal personen dat niet is ingeschreven op een officieel adres en kinderbijslag ontvangt. We merken echter op dat 170 gevallen van domiciliefraude werden vastgesteld in 2010 en 127 in 2011 door de sociaal inspecteurs en controleurs van deze instelling bij steekproefsgewijze controles, uitgevoerd bij gezinnen van wie het dossier beheerd wordt door de diensten van de Rijksdienst. Voor wat betreft de controles ter plaatse, uitgevoerd door de controleurs van de privé-kinderbijslagfondsen, zijn er geen specifieke statistieken die de fraudesituaties in verband met de woonplaats weergeven.

c) Om domiciliefraude op te sporen baseert het RIZIV zich op gegevens van welbepaalde gevallen; deze opsporing kadert in de dagelijkse werking van het RIZIV.

Wanneer de Dienst voor Administratieve Controle een melding ontvangt van mogelijke domiciliefraude, vraagt hij steeds een onderzoek aan de bevoegde wijkcommissaris van de lokale politie. Het beheer van het Rijksregister en de vaststelling van het domicilie behoren immers in de eerste plaats tot de bevoegdheid van de gemeentebesturen en de lokale politie. Indien de vaststellingen van de lokale politie aantonen dat de feitelijke situatie afwijkt van deze die het Rijksregister van de natuurlijke personen vermeldt, onderzoekt de verzekeringsinstelling het uitkeringsdossier.

De Directie Controle en Responsabilisering van de verzekeringsinstellingen, die deel uitmaakt van de Dienst voor Administratieve Controle, is belast met het uitvoeren van dergelijke controles in de verzekeringsinstellingen. Zij beschikt daarvoor over 45 sociaal inspecteurs attachés en technisch deskundigen. De controle van mogelijke gevallen van domiciliefraude maakt deel uit van de dagdagelijkse werkzaamheden van de hoger vermelde personen, namelijk de controle van dossiers van allerlei aard in de verzekeringsinstellingen.

Op die manier werden er voor het jaar 2011 in totaal 96 gevallen van mogelijke domiciliefraude onderzocht. In 2010 bedroeg het totaal 71.