BELGISCHE SENAAT | ||||
________ | ||||
Zitting 2010-2011 | ||||
________ | ||||
26 oktober 2010 | ||||
________ | ||||
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-290 | ||||
de Bart Tommelein (Open Vld) |
||||
aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen |
||||
________ | ||||
Aankoop van een motorfiets door een vennootschap - Aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde - Verwerping door de administratie - Rechtsgronden | ||||
________ | ||||
BTW belastingaftrek tweewielig voertuig |
||||
________ | ||||
|
||||
________ | ||||
________ | ||||
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-290 d.d. 26 oktober 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands) | ||||
In de vennootschapswetgeving wordt de integrale aftrek als bedrijfslast van een motorfiets toegelaten. Tot voor kort paste elk bedrijf deze aftrek van 100 % van de belasting op de toegevoegde waarde (BTW) mijns inziens terecht toe. Vreemd genoeg volgt de BTW-administratie deze regelgeving sinds kort niet meer en maakt ze haar eigen regels. In casu beperkt de BTW-administratie de aftrekbaarheid tot 50 %. Dat zou vreemd genoeg geheel discretionair geschieden, zonder enige bewijsvoering. In sommige gevallen werd zelfs een boete aan het bedrijf opgelegd omdat "de twijfel bestaat dat er zonder controle geen rechtzetting van de overtreding zou zijn gebeurd". De BTW-administratie kan die beperking van aftrek onmogelijk baseren op artikel 45, § 2, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (aftrekbeperking personenwagens) aangezien artikel 45, § 2, expliciet aangeeft dat bromfietsen en motorfietsen niet onder die bepaling vallen. Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen: 1) Is de BTW op de aankoop door een vennootschap van een motorfiets 100 % aftrekbaar als de motorfiets niet voor privé-doeleinden is bestemd? Kan de minister dit expliciet toelichten en aangeven op welke gronden de aftrekbaarheid van BTW van de aankoop door een vennootschap van een motorfiets kan worden beperkt tot 50 %? Kan hij de wettelijke basis hiervoor aangeven? 2) Vindt de minister het normaal dat de BTW-administratie bij een teruggavecontrole een boete oplegt van 10 % op grond van de volgende geciteerde redenering: “de twijfel bestaat dat er zonder controle geen rechtzetting van overtreding zou zijn gebeurd”? Vindt hij het normaal dat een boete wordt opgelegd op grond van “twijfel”? |
||||
Antwoord ontvangen op 22 november 2010 : | ||||
Artikel 1, paragraaf 1, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling op het stuk van de btw stipuleert dat onder voorbehoud van de toepassing van artikel 45, paragrafen 1bis, 2 en 3, van het BTW-Wetboek de belastingplichtige de belasting in aftrek brengt van de goederen en diensten die hij bestemt voor het verrichten van artikel 45, paragraaf 1, 1° en 5°, van het Wetboek bedoelde handelingen. Zoals het geachte lid stelt is de aftrekbeperking van artikel 45, paragraaf 2, van het BTW-Wetboek, niet van toepassing op bromfietsen en motorfietsen (WBTW, art. 45, paragraaf 2, tweede lid, g). Het recht op aftrek van BTW geheven van de aankoop van bromfietsen en motorfietsen kan evenwel beperkt worden op andere gronden. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de belastingplichtige in de uitoefening van zijn economische activiteit andere handelingen verricht waarvoor geen aanspraak op aftrek bestaat (koninklijk besluit nr. 3, artikel 1, paragraaf 1, tweede lid). Voor aftrek komt bovendien in geen geval in aanmerking de belasting geheven van de goederen en diensten die de belastingplichtige bestemt voor privé-doeleinden of andere doeleinden dan die van zijn economische activiteit. Wanneer een goed of een dienst bestemd is om gedeeltelijk te worden gebruikt voor zulke doeleinden, is het recht op aftrek naar verhouding van dat gebruik uitgesloten. Die verhouding dient door de belastingplichtige te worden bepaald onder controle van de administratie (koninklijk besluit nr. 3, artikel 1, paragraaf 2). De btw geheven van de aankoop van bromfietsen of motorfietsen is tenslotte evenmin aftrekbaar in de mate dat de uitgaven kunnen aangemerkt worden als kosten van onthaal als bedoeld in artikel 45, paragraaf 3, 4°, van het BTW-Wetboek. De bewijslast inzake het recht op aftrek rust op de belastingplichtige. Hij kan dat bewijs verstrekken door alle rechtsmiddelen, met uitzondering van de eed. In geval van inbreuken op de wettelijke en reglementaire bepalingen op het vlak van BTW voorziet het Wetboek de toepassing van fiscale boeten die hetzij proportioneel (WBTW, artikel 70, paragrafen 1 tot 3), hetzij niet-proportioneel (WBTW, artikel 70, paragraaf 4), kunnen zijn. Het bedrag van de proportionele fiscale geldboeten is in principe gelijk aan het dubbel van de belasting. Dit bedrag kan verminderd worden volgens de verminderingsschaal bepaald door het koninklijk besluit nr. 41 van 30 januari 1987 tot vaststelling van het bedrag van de proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de btw. Volledige kwijtschelding van de geldboeten wordt slechts verleend wanneer een schuldenaar zijn toestand rechtzet vóór enige tussenkomst van een fiscale administratie (koninklijk besluit nr. 41, artikel 3). Aangezien het geachte lid klaarblijkelijk een concreet geval beoogt, nodig ik hem uit mij alle elementen in feite en in rechte mede te delen zodat door de bevoegde diensten van mijn administratie een onderzoek kan worden ingesteld. |