BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2010-2011
________
25 februari 2011
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-1507

de Richard Miller (MR)

aan de minister van Justitie
________
Maatregelen tegen de kleine criminaliteit
________
jeugdcriminaliteit
misdadigheid
strijd tegen de misdadigheid
openbare veiligheid
strafprocedure
________
25/2/2011Verzending vraag
12/5/2011Antwoord
________
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-542
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-1507 d.d. 25 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Frans)

Graag kreeg ik uw mening over een onderwerp waarvan u weet dat het onze burgers dagelijks bezighoudt, namelijk de kleine criminaliteit. Ik heb die bezorgdheid onlangs nog kunnen vaststellen op een bijeenkomst met inwoners van Bergen over het al dan niet plaatsen van een videobeschermingssysteem. Het zijn vooral de kleine misdaden, de kleine criminaliteit, die het onveiligheidsgevoel veroorzaken. Die verschillende vormen van stadscriminaliteit, hoewel ze niet allemaal even ernstig zijn, verstoren meer en meer de rust van de burgers. Het gaat om sackjacking, het beschadigen van voertuigen, vandalisme, beledigingen, enzovoort.

De daders van dergelijke inbreuken worden vaak binnen de vierentwintig uur na hun terbeschikkingstelling vrijgelaten, of ze worden zelfs niet meer in voorlopige hechtenis geplaatst, terwijl dat toch zou moeten. Dat kan zo niet langer!

Het uitblijven van een reactie en sancties ten opzichte van deze “buurtcriminaliteit”lijkt bij de slachtoffers en de burgers het gevoel van onveiligheid en onrechtvaardigheid nog te doen toenemen. Die laatsten hebben in een rechtsstaat het recht een snelle reactie te eisen van de autoriteiten en vooral van het gerecht wanneer een dader geďdentificeerd en gearresteerd is.

Ons Wetboek van Strafvordering bevat verschillende procedures die door het parket kunnen worden ingeleid om een snel antwoord te bieden : de strafrechtelijke transactie, de strafbemiddeling en de onmiddellijke verschijning (oproeping bij proces-verbaal).

De twee eerste procedures worden weinig gebruikt. De onmiddellijke verschijning wordt niet langer toegepast.

Het parket van Brussel zou echter beslist hebben een reeks maatregelen te nemen om die laatste procedure opnieuw toe te passen door in november 2009 een permanentie met drie magistraten te organiseren. Een persoon die is aangehouden en voor wie een onderzoek niet nodig lijkt, wordt aldus verhoord en krijgt bij het einde van dat verhoor een dagvaarding om ten laatste drie maanden later ter terechtzitting te verschijnen. In januari 2010 was het resultaat als volgt : vijfendertig dossiers werden op die manier behandeld en ter terechtzitting gebracht door de magistraten die de dossiers vanaf het begin hebben behandeld.

Ik zou bijgevolg graag het volgende weten :

- Is het experiment in het parket van Brussel efficiënt gebleken en wordt het nog altijd voortgezet?

- Mocht dat het geval zijn, kunt u mij dan de cijfers over die werkwijze geven sinds januari 2010? Overweegt u de parketten van de andere gerechtelijke arrondissementen aan te moedigen die procedure opnieuw te doen toepassen? Moet er ook niet gedacht worden aan de oprichting van een specifieke kamer voor de behandeling van de dossiers afkomstig van deze procedure?

- Wat denkt u tot slot van de oprichting van een Cel Reorganisatie van de behandeling van dossiers in de parketten? Die cel zou, op basis van objectieve criteria (“best practices”) de meest geschikte oriëntatie ( terechtwijzing, bemiddeling in strafzaken, strafrechtelijke transactie of dagvaarding in strafzaken) moeten bepalen voor het gevolg dat aan een dossier moet worden gegeven.

- Ik zal niet uitweiden over het plaatsgebrek in de Belgische gevangenissen, ook al is dat één van de belangrijkste oorzaken van het gebrek aan reactie van Justitie op deze “kleine” criminaliteit. Welke andere maatregelen zouden volgens u nog kunnen worden overwogen om het plaatsgebrek in de gevangenissen op te lossen? Alternatieve straffen, taken van algemeen belang, enzovoort?

Er moeten dringend oplossingen worden gezocht voor de problemen veroorzaakt door de “kleine” criminaliteit. Ze worden door de burgers immers als een zware beproeving ervaren in hun dagelijks leven.

Het lijkt me van het grootste belang dat Justitie de rechtzoekende een snel en efficiënt antwoord biedt en dat het gevoel van straffeloosheid dat bij de misdadigers leeft, wordt weggenomen.

Antwoord ontvangen op 12 mei 2011 :

Het verschijnsel van de kleine delinquentie kan op verschillende wijzen worden aangepakt.

In bepaalde gevallen bestaat een adequaat geachte aanpak van het verschijnsel kleine delinquentie inderdaad erin de dader bij proces-verbaal op te roepen om rechtstreeks voor de rechtbank verantwoording af te leggen voor zijn.

In Brussel werd de term 'nultolerantiebeleid' gebruikt.

Dat betekent op zich niet dat uitsluitend een beroep wordt gedaan op de versnelde procedure, maar wel dat er stelselmatig wordt gereageerd op het geheel van strafbare feiten, inzonderheid door het voorstellen van minnelijke schikkingen, een pretoriaanse sepositie van de zaak, een rechtstreekse dagvaarding, een oproeping bij proces-verbaal of een vraag tot gerechtelijk onderzoek.

Het gaat om een beleid van tijdelijke aard gericht op een welbepaald grondgebied. Bovendien onderstelt het nultolerantiebeleid dat er meer politie aanwezig is in het veld.

Voor Brussel geven de door de politie bekendgemaakte cijfers inzake kleine delinquentie een daling van het verschijnsel aan sinds de invoering van het nultolerantiebeleid. De in artikel 216quater van het Wetboek van Strafvordering bedoelde verschijningen ter terechtzitting bij proces-verbaal vinden thans maandelijks plaats onder voorzitterschap van de voorzitter van de rechtbank, Luc Hennart, die de vonnissen ter zitting uitspreekt op het eind van de terechtzitting.

De rol van de zitting omvat zes tot tien zaken.

In 2010 (toen er nog geen maandelijkse zitting werd gehouden), zouden een dertigtal dossiers zijn behandeld.

Het parket te Brussel streeft ernaar deze procedure voort te zetten aangezien het meent dat het een adequate gerechtelijke reactie is op dit soort delinquentie.

De uitgesproken straffen variëren tussen zes maanden en een jaar gevangenisstraf en gaan soms gepaard met een maatregel van uitstel.

Op mijn verzoek heeft het College van procureurs-generaal de circulaire 18/2010 van 17 september 2010 opgesteld. Daarin staan aanbevelingen die beogen voornoemde procedure vaker te gebruiken als reactie op de straatcriminaliteit, rekening houdend met de mogelijkheden en de organisatorische context van de parketten.

In deze omzendbrief brengt het College van procureurs-generaal de finaliteit van het snelrecht opnieuw onder de aandacht en worden de parketten verzocht om voor een aantal in de omzendbrief opgenomen misdrijven over te gaan tot een snelle behandeling, hetzij via het klassieke snelrecht voorzien door artikel 216quater van het wetboek van strafvordering, hetzij via het alternatief van de onmiddellijke dagvaarding conform artikel 645 van het wetboek van strafvordering.

Recente initiatieven van de procureurs des Konings tonen aan dat een snelle aanpak van bepaalde vormen van stadscriminaliteit inderdaad mogelijk is waarbij een vorm van nultolerantie wordt ingevoerd en een onmiddellijk en duidelijk signaal gegeven wordt aan de samenleving.

Sommige parketten maken voor dit “snelrecht” toepassing van artikel 645 van het wetboek van strafvordering, waarbij onmiddellijk een dagvaarding wordt doorgefaxt die door de politie aan de betrokkene betekend wordt om te verschijnen op een zitting binnen de veertien dagen. Hiervoor worden maandelijks twee zittingen voorzien op een kamer met één rechter.

Deze aanpak wordt omwille van de beheersbaarheid ervan, in tijd en ruimte beperkt.

De stijging in 2010 van de toepassing van het snelrecht toont aan dat het een uitermate waardevol instrument is en blijft in de strijd tegen de stadscriminaliteit en dat de aanbevelingen van het College geen dode letter blijven.

Er kunnen recente cijfergegevens worden verstrekt over de toepassing van de snelrechtprocedure. Ik kreeg die gegevens naar aanleiding van de parlementaire vraag nr. 296 van 25 januari 2011 van mevrouw Sophie De Wit met betrekking tot procedures van snelrecht.

Idee rangeerstation

Er kan ook worden verwezen naar de functie van rangeerstation binnen de parketten en auditoraten. Met het rangeerstation wordt het management van complexe opsporings-en gerechtelijke strafonderzoeken in het algemeen bedoeld. Hiervoor wordt op arrondissementeel vlak een overlegcel opgericht tussen de procureur des Konings of arbeidsauditeur en de vertegenwoordigers van de federale en lokale politie op basis van partnership, met wederzijds respect voor ieders opdracht en bevoegdheden. Concreet betekent dit dat bij het al dan niet opstarten van onderzoek rekening wordt gehouden met de informatiepositie van de politie afgetoetst aan de opportuniteit, de prioriteit, de veiligheidsplannen, de beschikbare expertise, de capaciteit en het behoud ervan.

Vervolgens worden, eens de beslissing genomen om een strafonderzoek op te starten, met de politie duidelijke afspraken gemaakt in verband met het voorwerp van het onderzoek, de feiten, de duur en de capaciteit. Tijdens het onderzoek wordt voorzien in een periodieke opvolging en evaluatie (al dan niet voortzetten onderzoek, bepaalde pistes…). Ingeval een gerechtelijk onderzoek wordt gevorderd wordt de onderzoeksrechter betrokken in verband met de saisine en de capaciteit.

Cijfergegevens 2010 over voor welke zaken en hoe frequent snelrecht werd toegepast in 2009-2010

Tabel 1. Aantal verdachten dat tussen 1 januari 2009 en 31 december 2010 werd gedagvaard via art. 216quater Sv. of artikel 645 Sv., per jaar en naargelang het type dagvaarding (n & kolom%).


Oproeping bij proces-verbaal (art. 216quater Sv.)

Dagvaarding via politie (art. 645 Sv.)

Totaal


a

%

a

%

a

%

2009

1 660

48,02

.

.

1 660

45,63

2010

1 797

51,98

181

100,00

1 978

54,37

Totaal

3 457

100,00

181

100,00

3 638

100,00

Bron: gegevensbank van het College van procureurs-generaal - statistisch analisten

Tabel 2. Aantal verdachten dat tussen 1 januari 2009 en 31 december 2010 werd gedagvaard via art. 216quater Sv. of art. 645 Sv., per type tenlastelegging en per type dagvaarding (n & kolom%).


Oproeping bij proces-verbaal (art. 216quater Sv.)

Dagvaarding via politie (art. 645 Sv.)

Totaal


a

%

a

%

a

%

EIGENDOM

1 648

47,67

125

69,06

1 773

48,74

  diefstal & afpersing

1 539

44,52

115

63,54

1 654

45,46

  gewone diefstal

744

21,52

81

44,75

825

22,68

  diefstal met geweld

269

7,78

17

9,39

286

7,86

  zware diefstal

526

15,22

17

9,39

543

14,93

  vernielingen, beschadigingen & brandstichting

78

2,26

5

2,76

83

2,28

  bedrog

31

0,90

5

2,76

36

0,99

  heling & witwas

3

0,09

.

.

3

0,08

  informatica

7

0,20

.

.

7

0,19

  Andere:

21

0,61

5

2,76

26

0,71

PERSOON

973

28,15

26

14,36

999

27,46

  moord, doodslag & onopzettelijke doding

11

0,32

.

.

11

0,30

  moord & doodslag

11

0,32

.

.

11

0,30

  slagen & verwondingen

908

26,27

25

13,81

933

25,65

  met opzet

908

26,27

24

13,26

932

25,62

  zonder opzet

.

.

1

0,55

1

0,03

  persoonlijke vrijheid

54

1,56

1

0,55

55

1,51

FAMILIE & PUBLIEKE MORAAL

30

0,87

3

1,66

33

0,91

  aanranding & verkrachting

10

0,29

1

0,55

11

0,30

  ontucht & seksuele uitbuiting

7

0,20

.

.

7

0,19

  familiale sfeer

13

0,38

2

1,10

15

0,41

OPENBARE VEILIGHEID & OPENBARE ORDE

506

14,64

17

9,39

523

14,38

OPENBARE TROUW

10

0,29

.

.

10

0,27

DRUGS & DOPING

265

7,67

9

4,97

274

7,53

ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN

3

0,09

.

.

3

0,08

ARBEID & SOCIALE ZEKERHEID

2

0,06

.

.

2

0,05

VERKEER

.

.

1

0,55

1

0,03

ANDERE

16

0,46

.

.

16

0,44

onbekend/error

4

0,12

.

.

4

0,11

Totaal

3 457

100,00

181

100,00

3 638

100,00

Bron: gegevensbank van het College van procureurs-generaal - statistisch analisten

Tabel 3a. De tien meest voorkomende tenlasteleggingscodes bij verdachten die werden gedagvaard via oproeping bij proces-verbaal (artikel. 216quater Sv.) tussen 1 januari 2009 en 31 december 2010 (n & kolom%).


a

%

43A - Opzettelijke slagen en verwondingen

882

25,51

12 - Winkeldiefstal

487

14,09

11A - Diefstal d.m.v. geweld of bedreiging

232

6,71

41C - Weerspannigheid tegen overheid

186

5,38

18A - Gewone diefstal

169

4,89

17A - Diefstal d.m.v. braak, inklimming of valse sleutels

165

4,77

45C - Bedreigingen - Telefoonterrorisme

148

4,28

17C - Poging tot diefstal d.m.v. braak, inklimming of valse sleutels

125

3,62

60D - Verdovende middelen - Dealer

95

2,75

17B - Diefstal met inbraak in woningen

91

2,63

Overige tenlasteleggingen

877

25,37

Totaal

3 457

100,00

Bron: gegevensbank van het College van procureurs-generaal - statistisch analisten