BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2009-2010
________
7 december 2009
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-5675

de Paul Wille (Open Vld)

aan de minister van Justitie
________
DNA-onderzoek - Aantal profielen - Toepassingsgebied - Misbruiken
________
gerechtelijk onderzoek
DNA
misdaadbestrijding
zelfmoord
________
7/12/2009Verzending vraag
17/2/2010Antwoord
________
Herindiening van : schriftelijke vraag 4-4391
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-5675 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het afnemen van DNA-materiaal is mogelijk op grond van de wet van 22 maart 1999 ter identificatie via DNA-onderzoek. DNA-onderzoek is zonder twijfel een cruciale factor bij de opheldering van menig misdrijf. Toch menen de critici dat een aanzienlijke uitbreiding van de bestaande wet voor nog meer verheldering zou zorgen.

Gezien het korte voorgaande kader, kreeg ik graag een antwoord op de volgende vragen:

Kan de geachte minister aangeven welke personen verplicht zijn om DNA-materiaal af te staan? Vindt hij deze lijst te exhaustief? Vindt hij een aanpassing door middel van een uitbreiding van de bovenvermelde wet opportuun?

Wordt het DNA-afgenomen van alle gevallen van niet-natuurlijke doodsoorzaken?

Wordt bij zelfdoding DNA-afgenomen? Is hij bekend met het feit dat in Nederland een aantal moorden zijn opgelost door het DNA van een persoon die zelfmoord had gepleegd op te slaan? Kan dit in België? Zo ja, moet er speciale toelating komen van de familie?

Hoeveel DNA-profielen zijn er momenteel opgeslagen? Worden deze gecentraliseerd opgeslagen? Wie heeft inzage tot deze databank? Zijn er in 2008 misbruiken vastgesteld door onrechtmatig gebruik? Zo ja, hoeveel?

Antwoord ontvangen op 17 februari 2010 :

Wat uw eerste vraag aanbelangt, meen ik dat u doelt op de categorieën van misdrijven omschreven in artikel 5, paragraaf 1 van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken. De misdrijven die een opname in de gegevensbank met zich meebrengen, zijn die welke bedoeld zijn in:

  • artikel 347bis Strafwetboek (Sw) ( gijzeling);

  • artikelen 368 en 369 Sw, vervangen door de artikelen  428 en 429 Sw (ontvoering en verbergen van minderjarigen);

  • artikelen 372 tot 378 Sw (aanranding van de eerbaarheid en verkrachting) ;

  • artikelen 393 tot 397 Sw (doodslag, moord, vergiftiging);

  • artikelen 400 tot 401 Sw (opzettelijke slagen en verwondingen met blijvend lichamelijk letsel of met de dood als gevolg);

  • artikel 438 Sw (opgeheven);

  • artikelen 471 tot 475 Sw (diefstal/afpersing met geweld of bedreiging als verzwarende omstandigheden);

  • artikel 477sexies Sw (diefstal van kernmateriaal met geweld of bedreiging);

  • artikel 518 (brandstichting met doden of zwaargewonden), artikel 531 (vernieling of beschadiging van eetwaren, koopwaren of andere roerende goederen met geweld of bedreiging) en artikel 532 Sw (vernieling of beschadiging van eetwaren, koopwaren of andere roerende goederen met doodslag).

Net als mijn voorganger Vandeurzen (zie zijn beleidsnota) menen wij dat het DNA-onderzoek een alsmaar grotere rol speelt bij het opsporen en identificeren van daders van misdrijven en de opbouw van de bewijslast. Wij zijn er ons van bewust dat er nog een groot groeipotentieel bestaat voor het gebruik van DNA in het detecteren van verbanden tussen misdrijven en daders.

Om dit beleidsobjectief geleidelijk te realiseren hebben we in de Beleidsnota 2008 een driestappenplan uitgetekend:

  • in eerste instantie vereenvoudigen we de procedure en andere noodzakelijke aanpassingen aan de wet en het uitvoeringsbesluit; we willen zo een betere doorstroming van de analyse, registratie en vergelijking van DNA-profielen bekomen;

  • vervolgens gaan we na op welke manier de kostprijs van de DNA-analyse in ons land verminderd kan worden, gezien deze hoger ligt dan de kostprijs die in het buitenland gehanteerd wordt;

  • nadien behandelen we de uitbreiding van de DNA-databanken, door uitbreiding van de DNA-databank “veroordeelden” met bepaalde misdrijven of door uitbreiding van het aantal databanken met een databank van de “Intervenanten”, “Vermiste personen” of eventueel “Verdachten”.

Een overleggroep met specialisten DNA heeft een voorontwerp van wet voorbereid dat momenteel in de meerderheid besproken wordt.

Uw tweede vraag is nogal vaag: spreekt men van sporen op het slachtoffer, op voorwerpen? Of heeft men het over de afname van bloed, speeksel, organen, haren op het slachtoffer zelf? We hebben geen zicht op de verzoeken van de onderzoeksrechters hieromtrent. In ieder geval ga ik van de veronderstelling uit dat de onderzoeksrechter in geval van moord, steeds op zoek gaat naar biologische sporen die het voorwerp van een DNA-analyse kunnen uitmaken.

Omtrent uw vraag naar de afname van DNA bij zelfdoding, hebben we geen zicht op de verzoeken van de onderzoeksrechters en de procureurs des Konings hieromtrent. De DNA-wet voorziet niet, in voorkomend geval, in het afnemen van een DNA-referentiestaal bij een overleden persoon. Toch kan men zich wenden tot artikel  90undecies Sw., eerste paragraaf, die stelt:

Onverminderd de toepassing van artikel 56, §1, derde lid, van dit wetboek, kan de onderzoeksrechter, in het belang van het gerechtelijk onderzoek, de afname van menselijk celmateriaal op een persoon bevelen met het oog op een vergelijkend DNA-onderzoek, indien het feit waarvoor hij geadieerd is, een strafbaar feit is waarop een maximumstraf staat van vijf jaar gevangenis of een zwaardere straf.

De afname kan slechts worden bevolen indien de onderzoeksrechter over aanwijzingen beschikt dat de betrokkene een directe band heeft met de totstandkoming van de feiten.

De onderzoeksrechter mag een dergelijke afname slechts bevelen indien, bij het onderzoek waarvoor hij geadieerd is, ten minste een spoor van menselijk celmateriaal aangetroffen en verzameld werd. (…)

De DNA-profielen worden opgeslagen in twee nationale DNA-gegevensdatabanken binnen het NICC:

  • de gegevensbank “criminalistiek” verzamelt DNA-profielen die opgesteld werden vanuit aangetroffen sporen;

  • de gegevensbank “veroordeelden” bevat referentieprofielen van personen die veroordeeld zijn (of geïnterneerd).

Op 29 september 2009 bedroeg het aantal profielen in de databank criminalistiek (sporen) 18 712. Voor de databank veroordeelden kwam dit neer op 17 292 profielen.

Deze DNA-profielen worden gecentraliseerd opgeslagen. Enkel het personeel van de eenheid DIS (DNA Index system) binnen het NICC heeft toegang tot deze databanken. Deze databanken zijn bovendien anoniem: de identiteit van personen wordt door de procureur des Konings of het openbaar ministerie beheerd. In 2008 werden geen misbruiken vastgesteld.