BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2008-2009
________
2 juli 2009
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-3698

de Dirk Claes (CD&V)

aan de minister van Justitie
________
Kredietkaarten - Grootschalige fraude - Maatregelen
________
elektronisch betaalmiddel
fraude
computercriminaliteit
diefstal
gerechtelijke vervolging
misdaadbestrijding
________
2/7/2009Verzending vraag
11/9/2009Antwoord
________
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-981
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-3698 d.d. 2 juli 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In juni 2009 kwam een grootschalige fraudezaak aan het licht waarbij zeker 1,2 miljoen euro zou verdwenen zijn van de kredietkaarten van Belgen. Daarop zouden maar liefst 45 000 Belgische kredietkaarten uit veiligheidsoverweging worden geblokkeerd. Febelfin, de koepelorganisatie van de Belgische banken, werd ingelicht van dit dossier. Het Federale Parket zou de zaak onderzoeken.

Recent heeft de geachte minister aangegeven dat het aantal gevallen van fraude met kredietkaarten sinds 2007 sterk toeneemt. In 2008 zou het reeds om twee honderd concrete dossiers gaan.

1. Is de geachte minister op de hoogte van het onderzoek dat het Federale Parket momenteel voert naar deze grootschalige fraude?

2. Is hij in het kader van zijn bevoegdheid betrokken bij de afhandeling van dit dossier? Heeft hij weet dat andere collega-ministers in de federale regering zijn geconsulteerd opdat een snelle reactie van de Belgische overheid kon worden gegarandeerd?

3. Is de regering van plan in de toekomst concrete maatregelen te nemen om soortgelijke vormen van (massa)fraude met bankkaarten te vermijden?

4. Hoeveel personen werden vorig jaar gesanctioneerd voor fraude met bankkaarten?

Antwoord ontvangen op 11 september 2009 :

Ik kan u bevestigen dat ik absoluut op de hoogte ben dat het federaal parket inderdaad een strafonderzoek naar deze fraude met kredietkaarten voert.

Wat de afhandeling van dit dossier betreft, kan ik u antwoorden dat het federaal parket dit onderzoek volledig onafhankelijk voert, overeenkomstig artikel 151 van de Grondwet dat bepaalt dat het openbaar ministerie onafhankelijk is in de individuele opsporing en vervolging onverminderd het recht van de bevoegde minister om de vervolging te bevelen en om de bindende richtlijnen van het strafrechtelijk beleid, inclusief die van het opsporings- en vervolgingsbeleid, vast te leggen.

Het goede verloop van het aan de gang zijnde strafonderzoek en het principe van het geheim van het strafonderzoek laten niet toe over het onderzoek meer details te verschaffen.

Het is niet mogelijk om in de statistische databank van het College van procureurs-generaal de zaken met betrekking tot fraude met kredietkaarten te detecteren vermits hiervoor geen specifieke tenlasteleggingscode beschikbaar is. De bewuste dossiers worden in principe door de correctionele afdelingen van de parketten bij de rechtbanken van eerste aanleg geregistreerd op basis van de codes “20J : Informaticabedrog, waaronder bijvoorbeeld gebruik gestolen kredietkaarten (artikel 504 quater Sw.)” en “21C : valsheid in informatica, waaronder bijvoorbeeld namaking, vervalsing kredietkaarten (artikel 210bis Sw.)”.

Beide codes zijn echter ruimer dan de beoogde materie waardoor het ons niet opportuun lijkt om ze te hanteren bij specifieke vragen naar fraude met kredietkaarten.

De statistisch analisten verkeren dus niet in de mogelijkheid om een antwoord te verstrekken op de bewuste vraag.