BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2008-2009
________
15 juni 2009
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-3566

de Sabine de Bethune (CD&V)

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid
________
Federaal administratief openbaar ambt - Personen met een handicap - Tewerkstelling
________
overheidsadministratie
overheidsapparaat
gehandicapte
integratie van gehandicapten
werknemer met een beperking
gereserveerde arbeidsplaats
________
15/6/2009Verzending vraag
15/7/2009Antwoord
________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3559
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3560
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3561
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3562
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3563
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3564
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3565
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3567
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3568
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3569
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3570
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3571
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3572
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3573
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3574
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3575
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3576
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3577
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3578
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3579
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3580
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-3566 d.d. 15 juni 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

België engageert zich sinds enkele jaren in acties om personen met een handicap toegang te bieden tot werkgelegenheid en hen ook aan het werk te houden. In 2006 bleek echter dat België nog steeds onder het Europese gemiddelde zat wat betreft de tewerkstellingsgraad van personen met een handicap. Ons land kwam toen immers slechts aan een percentage van 42 %, terwijl het Europese gemiddelde 49 % was.

Als gevolg daarvan besliste de regering in mei 2006 een verhoging in te voeren van het aantal plaatsen in de federale openbare besturen voor personen met een handicap. Deze beslissing kreeg mee vorm in het koninklijk besluit van 5 maart 2007 tot organisatie van de werving van personen met een handicap in het federaal administratief openbaar ambt. Dit koninklijk besluit bepaalt dat in elk federaal openbaar bestuur 3 % (in plaats van 2 % voordien) van de betrekkingen wordt voorbehouden voor personen met een handicap. Dit quotum moet tegen 2010 gerealiseerd zijn.

In de praktijk blijken verschillende federale openbare besturen nog lang niet aan de quota te voldoen, ondanks de weinige tijd die hen rest. De federale administratie die niet op tijd aan het quotum voldoet, zal aan een sanctie onderworpen worden. Zo zal er een wervingsstop worden ingevoerd waardoor de betreffende administratie haar personeelsbestand niet zal kunnen aanvullen voor de functies die dat specifieke quotum niet halen.

Graag had ik hieromtrent de volgende vragen gesteld:

1)Heeft u zicht op het aantal personen met een handicap die nu reeds werken in uw administratie? Hoeveel procent van het aantal werknemers betreft dit?

2)Denkt u tegen 2010 het vereiste quotum te halen? Zo niet, welke specifieke maatregelen worden genomen om alsnog het quotum te halen?

3)Welke negatieve gevolgen verwacht u voor uw administratie indien het quotum niet gehaald wordt? Welke maatregelen worden desgevallend genomen?

Antwoord ontvangen op 15 juli 2009 :

Wat het BIRB betreft

1. Momenteel werkt er geen enkel persoon met een handicap bij het BIRB. De personen met een handicap die er werkten zijn allen met pensioen gegaan. Het percentage tewerkstelling van personen met een handicap bij het Bureau is bijgevolg nul.

2. Het is voor het BIRB zeer moeilijk om het tij te keren tegen 2010, gelet op de uiterst stringente budgettaire verplichtingen die slechts een kleine speelruimte laten in de aanwervingmogelijkheden. Niettemin, mocht er tot aanwerving worden overgegaan, dan zouden de personen met een handicap zeker nooit om die reden alleen worden geweigerd, omdat het BIRB reeds beschikt over de nodige infrastructuur om ze te verwelkomen. Bovendien hebben de geruchten over een mogelijke regionalisering van de activiteiten van het BIRB een nadelige invloed op de toestand, vermits de meeste personeelsleden die in de federale filière werken er wensen te blijven. Dit impliceert eveneens dat bij een aanwerving de kandidaten niet voor het BIRB kiezen.

3. Daar de huidige toestand niet voortvloeit uit een fout of een gebrek aan inspanningen van het BIRB, kunnen de gevolgen hiervan moeilijk ten laste van het Bureau worden gelegd. Tot slot moet hier nog worden onderstreept dat het BIRB nog nooit een kandidaat heeft geweigerd of zal weigeren enkel omdat hij een handicap heeft.

Wat het FAVV betreft

1. Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) telde half juni 2009, 1 305 personeelsleden van wie elf personen met een handicap. Dat komt overeen met 0,84 % van het personeelsbestand. Vanwege de aard van het werk van het Agentschap hebben veel van de personeelsleden een reizende functie en doen zij zwaar en risicovol werk waarvoor een bijzondere lichamelijke geschiktheid vereist is (met dieren omgaan, controleren van opslaginfrastructuur waarbij ladders beklommen moeten worden, mogelijke conflictsituaties, …). Het (sedentaire) administratieve personeel van het Agentschap bestaat uit 762 mensen waarvan de elf hierboven vermelde personen met een handicap allen deel uitmaken. Ten aanzien van dat aantal is het percentage werknemers met een handicap bij het Agentschap gelijk aan 1,45 %.

2. Het FAVV doet er uiteraard alles aan om dit quotum in 2010 te halen In het businessplan 2009-2010 van het FAVV is echter wel aandacht geschonken aan het diversiteitsbeleid. Aandacht voor tewerkstelling van personen met een handicap zal hierin een bijzondere plaat krijgen. Het Agentschap overweegt in dat verband een lijst op te maken van de functies waarvoor een beroep kan worden gedaan op de bijzondere reserves die zijn aangelegd voor mensen met een handicap.

3. Indien het FAVV in 2010 het percentage van 3 % niet behaald, zou dit inderdaad betekenen dat de organisatie niemand meer kan aanwerven zolang het ontbrekend percentage mindervalide personeel niet opgevuld wordt. Er zal onderzocht worden of het FAVV het ontbrekend percentage kan opvullen met personen die door Selor als mindervalide personeel geselecteerd werden.

Wat het CODA betreft

Tot nu toe heeft het CODA geen medewerker die aan een handicap van meer dan 60 % lijdt in dienst.

1. Nee, dit quotum zal zeer waarschijnlijk niet bereikt zijn en dit wegens de volgende redenen:

Ons huidig personeelsplan voorziet statutaire en contractuele aanwervingen, voornamelijk in operationele diensten zoals laboratoria (onderzoekers, laboranten,…) en enkele personen in de ondersteunende technische of administratieve diensten.

  • Deze soorten profielen (personen die in laboratorium werken) trekken noodzakelijkerwijs niet veel gehandicapte personen aan, aangezien de technische opleiding niet altijd toegankelijk voor hen is.

  • Het is momenteel onmogelijk om statutaire personen te rekruteren op basis van het personeelsplan 2009 van de Staat, gezien dit plan tot nu toe nog niet is goedgekeurd en nog niet door alle betrokken ministers werd ondertekend.

  • Tijdens de laatste jaren hebben wij voor de vacante posten geen enkel curriculum vitae van personen met een handicap ontvangen. Alsook werd geen enkele gehandicapte persoon in de laatste selectieprocedures georganiseerd door SELOR voor het CODA weerhouden.

  • De geografische toegankelijkheid van het CODA met het openbaar vervoer of andere biedt weinig voordelen voor een groot aantal kandidaten, en waarschijnlijk nog minder voor gehandicapte personen.

De voorziene vertrekken, samen met de andere voornoemde elementen, zullen het onmogelijk maken om vóór 2010 een voldoende aantal vacatures te openen om het gewenste quotum te behalen.

Het CODA zal rekening houden met de kandidaturen van personen met een handicap tijdens haar volgende rekruteringen, maar het is daarvoor noodzakelijk dat deze personen interesse in de aangeboden vacature hebben, hetgeen, tot nu toe niet het geval is geweest.

2. De gevolgen worden in de hierboven gestelde parlementaire vraag uitgelegd (§3).

Het CODA dreigt grote werkingsproblemen te krijgen indien een dergelijke maatregel wordt toegepast en de Overheidsinstantie zou hier kunnen onder lijden.

Wij zullen, voor de begeleidingscommissie, uitleggen waarom wij het quotum niet kunnen bereiken gezien de verplichtingen die onze zijn, de specificiteit van onze werkposten en de welwillendheid wat de inachtneming van de kandidaturen voor het CODA van personen met een handicap betreft.

Wat het RSVZ betreft:

1.Het percentage van personen met een handicap die op het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen (RSVZ) tewerkgesteld zijn, bedraagt op 1 januari 2009 0,47 % van de personeelsbezetting uitgedrukt in voltijdse equivalenten.

2.Om in 2010 de doelstelling van 3 % te verwezenlijken die voorgeschreven wordt door artikel 3 van het koninklijk besluit van 5 maart 2007 tot organisatie van de werving van personen met een handicap in het federaal administratief openbaar ambt, heeft het RSVZ twee maatregelen genomen: de eerste maatregel bestaat erin om binnen de diensten de personen in actieve dienst te tellen die voldoen aan de criteria van artikel 1 van voornoemd koninklijk besluit en die overeenkomstig de bepalingen van artikel 5 van voornoemd koninklijk besluit op vrijwillige basis aanvaarden om opgenomen te worden in het percentage van personen met een handicap. Deze fase wordt momenteel in het Rijksinstituut gerealiseerd. De andere maatregel bestaat er overigens in om in 2009 bij de aanwerving van statutair personeel of bij de indienstneming van contractueel personeel voorrang te geven aan personen met een handicap die laureaat zijn van een wervingsexamen of van een selectietest.

Wat betreft de aanwerving van statutair personeel, stelt SELOR, naast elke gewone wervingsreserve, een specifieke wervingsreserve op van personen met een handicap die laureaat zijn van een vergelijkende aanwervingsselectie.

Uit informele contacten met SELOR blijkt echter dat op dit ogenblik slechts zestig personen met een handicap in deze specifieke reserves zijn opgenomen, en dit zowel voor beide taalrollen als voor het geheel van de functies in de verschillende niveaus van het federaal openbaar ambt.

Ook wat betreft de aanwerving van contractueel personeel, zijn zeer weinig personen in de database van SELOR opgenomen.

Rekening houdend met wat voorafgaat, lijkt het helaas niet mogelijk om vanaf 2010 de doelstelling van 3 % te verwezenlijken.

3. In toepassing van artikel 4 van het voornoemd koninklijk besluit van 5 maart 2007 zal een bij de minister van ambtenarenzaken opgerichte begeleidingscommissie jaarlijks de inspanningen van het RSVZ evalueren en de mate waarin de verplichting wordt nageleefd om personen met een handicap tewerk te stellen ten belope van 3 % van zijn effectief.

Indien de doelstelling van 3 % niet wordt bereikt, formuleert deze commissie een advies. Hierbij houdt ze rekening met onder meer de begintoestand van het RSVZ en met de mogelijkheden van het RSVZ om, in functie van de toestand op de arbeidsmarkt en van de wervingsreserves en rekening houdend met de gewenste profielen, de vacatures in te vullen.

In functie van de evaluatie kan de commissie in haar advies een groeipad voorstellen en aanbevelingen formuleren, opdat het RSVZ op lange termijn de verplichting om personen met een handicap tewerk te stellen ten belope van 3 % van zijn effectief, zou naleven.

Indien de door het RSVZ geleverde inspanningen door de commissie duidelijk onvoldoende worden geacht, kan de in artikel 3, §3, alinea 2 van het voornoemd koninklijk besluit voorziene straf uitgevoerd worden, namelijk dat de Regeringscommissaris van Begroting, na eensluitend advies van de begeleidings-commissie, aanwervingen weigert voor een aantal dat niet hoger mag liggen dan het verschil tussen het aantal personen met een handicap in dienst dat is berekend in voltijdse equivalenten en het aantal dat overeenstemt met 3 % van het effectief dat in voltijdse equivalenten wordt berekend.

Wat de DG Zelfstandigen betreft :

Deze materie behoort strikt genomen tot de bevoegdheden van mijn collega, mevrouw Onkelinx, maar ik kan u meedelen dat voor de DG Zelfstandigen, waarvoor ik inhoudelijk bevoegd ben, momenteel geen personen met een handicap tewerkgesteld zijn.

Wat de FOD Economie betreft

Ik het geachte raadslid mede dat ik verwijs naar het antwoord dat door mijn collega minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen.

Wat de Wetenschapsbeleid betreft

1. Momenteel is 0,64 % van ons personeel opgenomen in de lijst van erkende gehandicapten. Het gaat om twee personen.

2. In 2008 werd een attaché aangeworven met als taken onder andere diversiteit (incl. bevorderen van de aanwerving van gehandicapten). Deze persoon zal een diversiteitsplan met actieplan uitwerken. Dit diversiteitsplan zal niet enkel rekening houden met het verhogen van het aantal aanwervingen van gehandicapten maar ook van andere minderheidsgroepen. Een diversiteitsplan met actieplan en een proactieve actiestrategie uitwerken waarmee de sociale doelstellingen kunnen bereikt worden maar ook een interne en externe meerwaarde rond diversiteit creëren.

Rekening houdend met het feit dat onze POD gehuisvest is in een oud gebouw en met een verhuis in 2010 is het niet meer aan de orde om grote investeringen te doen qua infrastructuur. Bovendien houden we in onze zoektocht naar een geschikte nieuwe locatie rekening met de toegankelijkheid van het gebouw voor wat betreft verschillende handicaps.

3. Gebruik maken van de opportuniteit die onze verhuis met zich meebrengt betreffende toegankelijkheid van het gebouw voor diverse handicaps en het uitvoeren van het actieplan diversiteit zullen we proberen om het quotum zo vlug mogelijk te halen.