BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2008-2009
________
4 februari 2009
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-2959

de Anke Van dermeersch (Vlaams Belang)

aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden
________
Fondsen - Doelstelling - Controle - Bedragen
________
begrotingsfonds
begrotingscontrole
toewijzing van middelen
interventiebeleid
overheidssteun
Zilverfonds
alimentatieplicht
budgettaire middelen
Landbouwfonds
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
Fonds voor de Beroepsziekten
aanvullend pensioen
Europees Sociaal Fonds
Federaal Dienstencentrum
Belgisch fonds voor de voedselzekerheid
Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten
Rampenfonds
________
4/2/2009Verzending vraag
25/6/2009Antwoord
________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2938
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2939
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2940
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2941
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2942
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2943
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2944
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2945
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2946
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2947
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2948
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2949
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2950
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2951
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2952
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2953
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2954
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2955
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2956
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2957
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-2958
Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 4-973
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-2959 d.d. 4 februari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Bij het voeren van het beleid wordt er regelmatig gebruik gemaakt van allerlei fondsen, vaak met heel uiteenlopende doelstellingen, zoals het Slachtofferfonds, het Stookoliefonds, de fondsen voor bestaanszekerheid, het Zilverfonds, …

Kan u mij voor elk fonds dat onder uw verantwoordelijkheid of voogdij staat het volgende meedelen :

1. Welk is hun reglementaire of wetgevende basis ?

2. Wat is het opzet ervan ?

3. Wie of welke instantie beheert het fonds ?

4. Op welke wijze is het fonds verplicht te rapporteren over zijn activiteiten ? Is deze rapportage openbaar ?

5. Op welke wijze oefent de overheid controle uit op dit fonds ?

6. Met welke bijdragen wordt het gespijsd ?

7. Hoe groot was het bedrag in dit fonds op 1 januari 2009 ?

8. Welke begunstigden kunnen desgevallend van dit fonds gebruik maken ?

9. Hoeveel begunstigden/instellingen/projecten kregen desgevallend in 2009 een uitkering uit dit fonds en welk was het totaalbedrag aan uitkeringen ? Graag kreeg ik een opsplitsing per gewest.

Antwoord ontvangen op 25 juni 2009 :

De Programmatorische Federale Overheidsdienst(POD) Maatschappelijke Integratie beheert drie fondsen :

I.Het Europees Sociaal Fonds (ESF) ;

II.Het Sociaal Stookoliefonds ;

III.Het Gas- en Elektriciteitsfonds ;

IV.Het Europees Sociaal Fonds (ESF).

Onderstaande antwoorden hebben betrekking op het Europees Sociaal Fonds (ESF).

1.De wettelijke en reglementaire basisteksten zijn :

Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1784/1999 ;

Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 ;

Verordening (EG) nr. 1828/2006 van de Commissie van 8 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, en van Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ;

De programmawet van 2 augustus 2002, inzonderheid op artikelen 182 en 183 

De wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, de artikelen 215 en 216.

2. Het Europees Sociaal Fonds (ESF) is één van de Structurele Fondsen van de Europese Unie (EU). Het doel van het ESF is om de verschillen in rijkdom en levensstandaard tussen de verschillende EU-Lidstaten en gewesten af te vlakken, met het oog op het bevorderen van de economische en sociale samenhang.

Het ESF mikt allereerst op het bevorderen van de werkgelegenheid binnen de EU. Het helpt de Lidstaten om hun arbeidskrachten en ondernemingen in staat te stellen om beter in te spelen op de trends en uitdagingen die zich wereldwijd stellen.

Het ESF is meteen het voornaamste Europese financiële instrument ten dienste van de strategie voor groei en werkgelegenheid van de EU. Deze Europese Strategie voor de Werkgelegenheid (ESW) moedigt de zevenentwintig Lidstaten aan om mee te werken aan de voorziening van meer en betere banen, evenals het aanbieden van de nodige competenties aan hun werkkrachten voor invulling van deze banen. De ESW is een leidraad voor het ESF, dat Europese middelen investeert in de verwezenlijking van de twee doelstellingen vooropgesteld voor de periode 2007-2013: een doelstelling "convergentie" voor de Lidstaten en regio's met een minder gevorderde economische ontwikkeling, en een doelstelling "concurrentie-vermogen en werkgelegenheid".

3. De Programmatorische Overheidsdienst (POD) Maatschappelijke Integratie is de Beheersautoriteit van het ESF.

4. Er wordt een jaarverslag opgemaakt door de Beheersautoriteit. Dat verslag wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het federaal ESF Opvolgingscomité en wordt vervolgens verstuurd naar de Europese Commissie. Ter informatie, het opvolgingscomité wordt voorgezeten door de voorzitter van de POD Maatschappelijke Integratie. Het opvolgingscomité werkt volgens het beginsel van de collegiale verantwoordelijkheid en bestaat uit vertegen-woordigers van de volgende autoriteiten en organen :

De minister van Maatschappelijke Integratie ;

De minister van Werk ;

De minister van Gelijke Kansen ;

De POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie ;

De FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg ;

De Sociale partners (ACV/CSC – ABVV/FGTB – ACLVB/CGSLB – VBO/FEB –

UNIZO/UCM) ;

Het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen ;

Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding en Xenofobie ;

De gewestelijke ministers van Werk ;

De gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling ;

De Verenigingen van Steden en Gemeenten, Afdeling OCMW's ;

De Europese Commissie (voor advies).

Dit verslag wordt niet gepubliceerd maar kan op aanvraag worden bezorgd.

5. Bij het begin van de programmering moet de Beheersautoriteit een beheers- en controlesysteem uitwerken en invoeren. Dat systeem wordt vervolgens voor advies voorgelegd aan Auditcel van de Inspectie van Financiën en voor akkoord voorgelegd aan de Europese Commissie. Bovendien voert de auditcel van de Europese Commissie in de loop van programmering systeemaudits uit, waarvan omstandige verslagen worden gemaakt

Onderstaande tabel geeft de verschillende betrokken autoriteiten weer :

Autoriteiten en organen voor het beheer en de controle van het OP ;

Beheersautoriteit ;

Federale ESF-cel van de POD Maatschappelijke Integratie ;

Betalingsautoriteit ;

Dienst Begroting en Logistiek van de POD Maatschappelijke Integratie als Betalingsautoriteit van de POD Maatschappelijke Integratie ;

Auditautoriteit ;

Auditcel van de Inspectie Financiën (FOD Financiën) ;

Orgaan belast met adviesverlening m.b.t.de beheers- en controlesystemen ;

Auditcel van de Inspectie Financiën (FOD Financiën) ;

Orgaan bevoegd voor het ontvangen van de betalingen van de Commissie ;

POD Maatschappelijke integratie.

6. De gemeenschapstussenkomsten en de uitgaven voor goedgekeurde acties worden uitgevoerd door middel van een begrotingsfonds ingeschreven in de begroting van de POD Maatschappelijke Integratie. De gemeenschapstussenkomst wordt ingeschreven in de middelenbegroting (inkomsten) en wordt bestemd voor een organiek ESF-fonds ingeschreven in de begroting van de POD Maatschappelijke Integratie (uitgaven).

De federale organieke wet en begrotingswet betreffende het begrotingsjaar 2007 beschrijven de regelingen nodig voor de opzet van een gemeenschappelijk organiek ESF-fonds voor de pijler Werkgelegenheid en de pijler Maatschappelijke Integratie voor de programmeringsperiode 2007-2013.

7. Uitsplitsing op jaarbasis van het totaalbedrag van de ESF-toelage (in euro, gangbare prijzen)

Totaal ESF

45.064.810

2007

6.061.756

2008

6.182.991

2009

6.306.650

2010

6.432.784

2011

6.561.439

2012

6.692.668

2013

6.826.522

8. Er zijn twee soorten prioritaire doelgroepen 

A. Allereerst en algemeen is er de groep van bijstandscliënten (in het bijzonder leefloners, begunstigden van een tewerkstellings- of maatschappelijke bijstandsmaatregel). Deze doelgroep wordt gekenmerkt door een armoedecijfer dat hoger ligt dan de norm en door een problematische toegang tot de arbeidsmarkt. Daarom vereist de situatie van deze personen, niettegenstaande de positieve resultaten van de sociaalprofessionele inschakelingsmaatregelen, gerichte interventies die beter rekening houden met hun noden.

B. Naast deze algemene doelgroep verdienen in het bijzonder de volgende vier subgroepen extra aandacht in het kader van het OP :

laaggeschoolde jongeren van 18 tot 25 jaar, een bevolkingsgroep die wordt gekenmerkt door een lage werkzaamheidsgraad en een hoge werkloosheidsgraad 

alleenstaande ouders, voornamelijk vrouwen, die blootstaan aan een hoog kansarmoederisico. Bovendien werkt de versterking van de sociaalprofessionele inschakeling van deze doelgroep ook in op de bestrijding van armoede bij kinderen ;

personen met een vreemde nationaliteit of van vreemde afkomst (voornamelijk niet-EU onderdanen) die een bijzonder lage werkzaamheidsgraad vertonen ;

personen ouder dan vijfenveertig jaar, gekenmerkt door een beperkte werkzaamheidsgraad en een hoge werkloosheidsgraad.

9. De as Tewerkstelling van de ESF-programmering 2009 wordt uitgevoerd door twee promotoren: de FOD Werkgelegenheid en de POD Maatschappelijke Integratie (Project Ervaringsdeskundigen). De as Tewerkstelling is volledig gesitueerd op het federale niveau; er kan dan ook geen opsplitsing per Gewest worden vermeld.

De as Maatschappelijke Integratie omvat negenendertig erkende projecten voor 2009: twee in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (erkende ESF-budget: 258.012,77), veertien in Wallonië (erkend ESF-budget: 1.491.904,01) en drieëntwintig in Vlaanderen (erkend budget (1.076.861,79).

I.Het Sociaal Stookoliefonds

1.De artikelen 249 t.e.m. 264 van de programmawet van 22 december 2008 (vroegere rechtsgrond waren de artikelen 203 t.e.m. 219 van de programmawet van 27 december 2004).

2.Het doel is, via de tussenkomst van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de armsten onder ons te helpen hun verwarmingsfactuur te betalen door de toekenning van een toelage.

3.Het stookoliefonds wordt beheerd door de VZW Sociaal Verwarmingsfonds. Deze VZW is op haar beurt samengesteld uit vertegenwoordigers van volgende organisaties :

VZW Belgische Petroleumfederatie ;

VZW Belgische Federatie der Brandstoffenhandelaars ;

VZW Belgische Petroleum Unie ;

VZW Febupro ;

VZW Informazout ;

De POD Maatschappelijke Integratie ;

De FOD Economie ;

Belgische OCMW’s

4.De raad van bestuur van het Sociaal Verwarmingsfonds dient volgens het koninklijk besluit van 20 januari 2005 jaarlijks bij de minister van Economie zijn balansen en resultaatsrekeningen voor te leggen.

5.De overheid oefent controle uit via haar aanwezigheid in de raad van bestuur van de VZW en via de toekenning/intrekking van de erkenning van de VZW die, samen met de OCMW’s, belast is voor de financiering en uitvoering van de regeringsmaatregel.

Daarnaast is er een regeringscommissaris die controle uitoefent voor de Minister van Economie en die zetelt in de raad van bestuur. Tenslotte is er nog een controle uitgaande van een aangestelde bedrijfsrevisor.

6.Het stookoliefonds wordt gespijsd via heffingen op gasolie, lamppetroleum en bulkpropaangas. In 2008 heeft de federale overheid een tussenkomst verstrekt van 30 miljoen euro wegens de forse uitbreiding van de doelgroep.

7.Begin januari beschikt het stookoliefonds over 2 971 071 euro. Echter, dit is geen vast bedrag. In de loop van het jaar wordt het fonds verschillende malen aangevuld op basis van bijdragen uit de stookoliesector.

8.De begunstigden van het stookoliefonds zijn de cliënten van de Belgische OCMW’s. Deze cliënten worden opgedeeld in drie categorieën:

Personen met recht op een verhoogde verzekeringstegemoetkoming en een bruto belastbaar jaarinkomen lager dan 14 624,70 euro.

Personen met een begrensd inkomen en een bruto belastbaar jaarinkomen lager dan 14 624,70 euro.

Personen die een schuldbemiddeling of een collectieve schuldenregeling genieten en de verwarmingsfactuur niet kunnen betalen.

9.Aangaande het stookoliefonds is pas in maart 2010 geweten hoeveel mensen via het OCMW in 2009 een beroep hebben gedaan op het fonds.

II.Het Gas- en Elektriciteitsfonds

1.Het gas- en elektriciteitsfonds heeft volgende wettelijke basis :

wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering ;

koninklijk besluit van 14 februari 2005 tot uitvoering van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappe-lijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering;

koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot vaststelling van een federale bijdrage bestemd voor de financiering van bepaalde openbare dienstverplichtingen van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de aardgasmarkt;

koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt.

2. Het doel van het gas- en elektriciteitsfonds is tweeledig. Enerzijds worden de middelen aangewend voor het financieel ondersteunen van het OCMW bij het aanzuiveren van schulden en het organiseren van preventieve acties inzake energiegebruik naar OCMW-cliënten toe. Anderzijds biedt het fonds een forfaitaire ondersteuning voor het personeel werkzaam in het kader van schuldbemiddeling en budgetbegeleiding.

3. De financiële middelen worden beheerd door de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG), die ze dient te verdelen onder de OCMW’s op basis van voormelde wet van 4 september 2002.

4. Via het jaarverslag van de organisatie rapporteert de CREG aan de minister van Klimaat en Energie en het Parlement. Dit rapport is vrij raadpleegbaar.

5. De CREG wordt voor het energiefonds gecontroleerd door de auditeurs van het Rekenhof en door een bedrijfsrevisor.

6. Het energiefonds wordt gespijsd door een bijdrage van de elektriciteit- en aardgasleveranciers.

7. De grootte van het energiefonds voor het jaar 2009 bedraagt 49 524 420 euro.

8. Het gaat om personen die betalingsmoeilijkheden ondervinden met hun gas- en elektriciteitsfacturen. Het gaat om personen die deel uitmaken van het doelpubliek van het OCMW.

9. Elk OCMW heeft recht op zijn deel van het energiefonds maar pas in februari 2010 moeten de OCMW’s rapporteren of en hoe ze van het fonds gebruik hebben gemaakt.