BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2008-2009
________
12 januari 2009
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-2764

de Helga Stevens (Onafhankelijke)

aan de staatssecretaris voor Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________
Kinderen met een cochleair implantaat - Graad van invaliditeit - Beoordeling - Herziening
________
kind
lichamelijk gehandicapte
medisch en chirurgisch materiaal
medische expertise
administratieve formaliteit
officiële statistiek
geografische spreiding
________
12/1/2009Verzending vraag
5/10/2009Rappel
25/11/2009Dossier gesloten
________
Herindiening van : schriftelijke vraag 4-1822
Heringediend als : schriftelijke vraag 4-6187
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-2764 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Regelmatig ontvang ik van ouders die een doof kind hebben dat een cochleair implantaat (CI) draagt, klachten in verband met de procedure inzake de beoordeling en/of herziening van de invaliditeitsgraad van hun kind.

Ten eerste is het vreemd dat er voor kinderen met een cochleair implantaat regelmatig (soms elk jaar of om de twee jaar) een herziening van de invaliditeitsgraad door een controle-arts nodig is. De dove persoon die in aanmerking komt voor een cochleair implantaat zal immers na een aantal jaren niet plots opnieuw gaan horen : de gehoorresten die bij het inplanten van de CI eventueel nog aanwezig zijn, worden door de operatie immers vernietigd. Mensen met een CI blijven hun hele leven lang doof, maar het implantaat kan dit gebrek aan gehoorsvermogen in zekere mate - maar absoluut niet altijd en overal (zoals bijvoorbeeld in water, bij zand, ...) - opvangen.

Ten tweede is de herzieningsprocedure zoals ze vandaag bestaat loodzwaar voor de ouders. Bij elke herziening moeten tal van medische attesten, vragenlijsten en andere documenten opnieuw ingevuld, ondertekend en opgestuurd worden. De bevoegde administratie heeft deze documenten veelal echter reeds in haar bezit. Hier is duidelijk ruimte voor doortastende maatregelen inzake administratieve vereenvoudiging.

Ten derde blijken niet alle controle-artsen vergelijkbare gevallen op dezelfde manier te beoordelen. Er zijn mij meerdere gevallen bekend waarbij een herziening van de invaliditeitsgraad ertoe leidde dat dove kinderen met CI plots niet langer de aanvankelijke invaliditeitsgraad van 80 % kregen toebedeeld, maar een aanzienlijk lagere invaliditeitsgraad van 60 %. Andere kinderen in een vergelijkbare situatie kregen dan weer een levenslang geldende invaliditeitsgraad van 66 % of meer voorgeschreven.

De laatstgenoemde, levenslange beoordeling is zeker de meest logische, aangezien dove personen met een CI hoe dan ook hun leven lang fundamenteel doof blijven. Ook professoren gespecialiseerd in het implanteren van CI's zijn deze mening toegedaan. Zij wijzen er verder op dat de controle-artsen vaak niet over de nodige expertise beschikken en soms bedenkelijke redeneringen volgen bij het bepalen van de invaliditeitsgraad van mensen met een CI (doof is gelijk aan 80 % invaliditeit; niet-doof is gelijk aan 40 % invaliditeit; doof met een CI aan één oor, dus "halfdoof" is gelijk aan 60 % invaliditeit).

In deze context had ik u graag volgende vragen gesteld in verband met het bepalen en/of herzien van de invaliditeitsgraad van personen met een CI :

Hoeveel mensen met een CI werden de voorbije vijf jaar opgeroepen voor een herziening van hun invaliditeitsgraad (2003-2007, graag opgesplitst per gewest en per leeftijdscategorie) ? Hoe vaak werd die graad verlaagd, verhoogd of bleef die gelijk ? Welke motiveringen werden gehanteerd bij de verlagingen en verhogingen ?

Hoe is het op basis van het voorgaande te verantwoorden dat dove mensen met CI opgeroepen worden voor een herziening van hun invaliditeitsgraad ?

Waarom moeten bij elke herziening alle documenten opnieuw door de ouders ingediend worden, ook al zijn deze bij de administratie aanwezig in het dossier van de betrokkene ? Welke concrete mogelijkheden ziet u om de bestaande procedures te vereenvoudigen ?

Wat is uw antwoord op de vaststelling, die bevestigd wordt door professoren gespecialiseerd in het implanteren van CI's, dat mensen met een CI die zich in een vergelijkbare situatie bevinden afhankelijk van de behandelende controle-arts anders beoordeeld worden ?

Welke controle-artsen zijn verantwoordelijk voor het beoordelen/herzien van de invaliditeitsgraad van mensen met een CI en waaruit bestaat telkens hun specifieke expertise met betrekking tot CI's ?