5-139 | 5-139 |
Mme la présidente. - Aujourd'hui, c'est la Journée internationale contre les mutilations génitales féminines. Le Bureau a demandé, d'une part, que ces trois questions soient jointes et, d'autre part, que le Sénat soit informé que le Comité d'avis pour l'égalité des chances entre les femmes et les hommes étudie cette problématique en vue de l'adoption de dispositions légales en la matière. Le Sénat débattra ensuite du rapport du comité d'avis ainsi que des mesures proposées.
Je vous propose de joindre ces questions orales. (Assentiment)
M. Richard Miller (MR). - Aujourd'hui est organisée la Journée mondiale contre les mutilations génitales féminines. Le Groupe pour l'abolition des mutilations sexuelles (GAMS) estime que, chaque année, trois millions de fillettes courent le risque de subir des mutilations génitales.
Ces « traditions néfastes » pour l'intégrité physique des femmes concernées ne connaissent malheureusement pas de frontières. En Belgique, selon une étude publiée par le SPF Santé publique, on estime à 22 840 le nombre de femmes originaires d'un pays où des mutilations génitales féminines sont pratiquées, dont plus de 6 000 ont « probablement » déjà subi une mutilation des organes génitaux et près de 2 000 vivent dans le risque d'être un jour mutilées. Pour rappel, la loi belge condamne et sanctionne (article 409 du Code pénal) toutes les pratiques de mutilations féminines comme l'excision du clitoris, l'ablation partielle de l'appareil génital féminin, l'infibulation, et cetera.
Les pays occidentaux qui, comme le nôtre, accueillent des populations concernées par les pratiques de mutilations génitales féminines, sont confrontés tant au problème de la prévention des risques de mutilation qu'au traitement des conséquences de ces mutilations sur la santé des femmes qui en sont victimes. Ces conséquences étant multiples, une approche médicale pluridisciplinaire alliant prévention, accompagnement psychologique, sexologie et chirurgie réparatrice lorsque cela s'avère nécessaire et possible, semble être la plus adaptée.
Suite à l'une de mes demandes d'explications, en date du 4 juin 2013, vous nous informiez que, dans le cadre du budget 2013, vous aviez obtenu le financement (696 000 euros par an) de deux nouvelles initiatives : d'une part, l'accompagnement psychomédical des femmes victimes de mutilations des organes génitaux et, d'autre part, la chirurgie reconstructrice du clitoris.
La première mesure devait être mise en oeuvre dès septembre 2013 dans le cadre de conventions de revalidation et réadaptation psychosociale, passées entre l'INAMI et des centres de référence spécialisés. À cet effet, vous nous indiquiez que l'INAMI était en train de préparer un cahier des charges pour qu'un appel à projets puisse être lancé.
Par ailleurs, vous avez annoncé que l'INAMI reconnaissait à présent deux centres de référence, le CHU Saint-Pierre de Bruxelles et l'UZ de Gand. Ceux-ci devraient bientôt bénéficier d'un financement pour proposer une prise en charge globale des femmes excisées.
Je souhaiterais, madame la ministre, obtenir davantage de précisions sur ces centres de référence. D'autres centres seront-ils également reconnus ou estimez-vous ces deux centres suffisants ?
En ce qui concerne le remboursement de la chirurgie réparatrice du clitoris, les modalités de cette initiative n'avaient à l'époque pas encore été arrêtées.
L'accompagnement psychomédical des femmes, victimes de mutilations génitales, par des équipes pluridisciplinaires est-il aujourd'hui effectif ? Pouvez-vous nous présenter le calendrier de la mise en oeuvre de l'accompagnement psychomédical ?
Étant donné les cinq mois de retard par rapport à la date prévue pour le début de la mise en oeuvre du programme, peut-on espérer une concrétisation totale de cet accompagnement avant la fin de cette législature ?
Où en est le remboursement des actes de chirurgie réparatrice ? Les modalités du remboursement ont-elles été déterminées ? Je signale que la proposition de loi que j'avais déposée à ce sujet le 29 octobre 2010 et qui visait à ajouter un 30º à l'article 34, alinéa 1er, de la loi coordonnée du 14 juillet 1994 relative à l'assurance soins de santé et indemnités afin d'insérer dans la liste des opérations remboursables celle de la reconstruction chirurgicale du clitoris, est en cours d'examen au Comité d'avis pour l'égalité des chances entre les femmes et les hommes et que des auditions seront organisées à ce sujet.
Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). - Op deze internationale dag tegen vrouwenbesnijdenis moeten we helaas vaststellen dat wereldwijd 1 op 5 vrouwen het risico loopt besneden te worden. Ook in ons land kunnen heel wat jonge meisjes tijdens hun leven geconfronteerd worden met die verschrikkelijke verminking. Het is nodig dat we daar met z'n allen tegen vechten. Ik verheug me er dan ook over dat het dossier geagendeerd is binnen het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Het is de bedoeling om het fenomeen op die manier in ons land te kunnen terugdringen.
Ik ga de cijfers niet herhalen die collega Miller heeft geciteerd. Ik wil wel een aantal elementen aanhalen die ook zijn opgenomen in mijn wetsvoorstel ter zake dat vandaag door de Senaat in overweging is genomen.
Gelet op de maatregelen in onze buurlanden, stel ik voor om het spreekrecht van hulpverleners uit te breiden. Gynaecologen en artsen moeten genitale verminking anoniem kunnen registreren bij Volksgezondheid. Meten is immers weten, en vandaag weten we niet over welke aantallen het gaat in ons land. Dat is gebleken uit het antwoord op een vraag die ik eerder aan de minister heb gesteld. Daarnaast stellen we voor de bestraffing van daders en mededaders prioriteit te geven.
Ik sluit mij aan bij de vragen van mijnheer Miller, en zou daarnaast willen weten hoe de minister reageert op de recente studie? Kan de minister in dat verband de resultaten meedelen en evalueren van de registratie die in onze ziekenhuizen werd uitgevoerd in 2013?
Wat is de mening van de minister over de maatregelen die zijn opgenomen in mijn wetsvoorstel? Welke van die maatregelen is de minister genegen en zou zij uitgevoerd willen zien? Welke aanvullende maatregelen wil de minister nemen of gerealiseerd zien om de genitale verminking van vrouwen te bestrijden?
Mevrouw Els Van Hoof (CD&V). - Vandaag is het inderdaad de internationale zero tolerance-dag tegen vrouwelijke genitale verminking. Het gaat om een belangrijk thema, dat blijkt uit de vragen van vandaag en uit het belang dat aan de problematiek wordt gehecht binnen het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen.
Er is vandaag nog niet verwezen naar de cijfers uit een studie van het ITG van Antwerpen. Uit die studie blijkt dat het aantal vermoedelijke slachtoffers van vrouwelijke genitale verminking in België verdubbeld is van 6260 in 2007 naar 13122 in 2012. Er is ook een verdubbeling van het aantal meisjes en vrouwen dat in ons land risico loopt om besneden te worden: van 1975 naar 4084.
Talrijke initiatieven zijn ter zake genomen, ook door de regering, en talrijke organisaties strijden tegen vrouwelijke genitale verminking, maar een en ander gebeurt op gefragmenteerde wijze. Er ontbreekt een gedreven gecoördineerde aanpak die gericht is op gedragsverandering, preventie en vervolging. Gedragsverandering is het moeilijkst te bereiken, gelet op de grote sociale druk vanuit de omgeving. Het nationaal actieplan tegen geweld geeft wel een goede aanzet, maar is niet afdoende om een meer gecoördineerde aanpak op het terrein te verwezenlijken, in belang van het slachtoffer en de hulpverleners.
De minister kondigde gisteren aan dat referentiecentra voor verminkte vrouwen zullen opgericht worden in het UZ Gent en in het UMC Sint-Pieter. De overheid trekt jaarlijks 500 000 euro uit voor die centra, waar elk jaar 200 vrouwen verzorgd zullen kunnen worden door een team van seksuologen, gynaecologen en psychologen. Uit de reacties op het terrein leid ik af dat er nog een lange weg is af te leggen alvorens die centra operationeel zullen zijn.
Hoe ver staat het met de oprichting van die multidisciplinaire centra? Wanneer verwacht de minister dat ze operationeel zullen zijn? Hoe ver staat het in het bijzonder met de aanbeveling van de Hoge Gezondheidsraad om de chirurgische genitale reconstructie terug te betalen op basis van een specifiek RIZIV-nomenclatuurnummer?
In het raam van het Nationaal Actieplan (NAP) ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld is een taskforce aangekondigd. Dat initiatief is inderdaad heel dringend nodig om concrete resultaten te bereiken. Het aantal verminkingen neemt immers toe en niet af, wat uiteraard te maken heeft met de migratie.
Maar in België is nog geen enkel geval van genitale verminking vervolgd. Frankrijk daarentegen is op dat vlak heel wat actiever, want het heeft reeds veertig gevallen vervolgd.
Er moet dus een meer gedreven en gecoördineerde aanpak komen en de taskforce moet dringend van de grond komen. Wat is de juiste stand van zaken in verband met die taskforce?
Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales. - S'il s'agit d'un sujet important, ce n'est pas seulement parce que nous commémorons aujourd'hui la Journée internationale de lutte contre l'excision, c'est surtout parce que ce phénomène est en augmentation, principalement dans certains pays africains. La Belgique, terre d'accueil d'un nombre relativement important de femmes excisées, est elle aussi confrontée aux conséquences de cette augmentation.
De onderzoekers hebben gisteren de nieuwe resultaten voorgesteld van hun studie naar de prevalentie van genitale verminkingen bij vrouwen. Zij hadden vooral de bedoeling de cijfers uit 2008 te updaten om op die manier de problematiek in België beter te begrijpen en in kaart te brengen.
Wat valt er nu uit dat onderzoek te onthouden? Op de eerste plaats dat de prevalentie op vijf jaar tijd is verdubbeld!
Er leven vandaag in België immers meer dan dertienduizend vrouwen die bijna zeker besneden zijn, tegen iets meer dan zesduizend in 2008. Bovendien lopen vandaag meer dan vierduizend meisjes het risico te worden besneden, terwijl dat risico zich in 2008 nog beperkte tot iets minder dan tweeduizend meisjes.
Het onderzoek houdt geen rekening met de cijfers ingevolge de registratie die sinds 2013 in tien ziekenhuizen aan de gang is. Die cijfers zijn immers nog niet definitief.
Les chiffres faisant état de 13 000 femmes excisées vivant en Belgique et de 4 000 jeunes filles et fillettes qui risquent de l'être interpellent. Ce chiffre est le résultat d'une extrapolation entre le pourcentage de femmes excisées dans un pays déterminé, qui est par exemple de 98% en Somalie, et la population de ces femmes vivant en Belgique. On voit ainsi que la prévalence des femmes excisées vivant en Belgique est en augmentation.
Une coordination des travaux s'impose. Au niveau de la Santé publique, j'ai obtenu différents budgets dont l'un était destiné à informer les professionnels, les médecins mais également les associations qui accueillent ces femmes sans toujours savoir exactement comment les prendre en charge.
Volgens mij is de gids die is opgesteld om aan preventie te doen en om de professionals bewust te maken, zeer volledig en van goede kwaliteit.
De plus, nous continuons à organiser des formations professionnelles et à réaliser des études destinées à observer la prévalence de l'excision afin de pouvoir réagir plus adéquatement.
Nous devions également réfléchir à la manière de travailler avec les centres spécialisés qui réalisent notamment des actes de chirurgie réparatrice. Je précise qu'il ne s'agit pas de la solution voulue par l'ensemble des femmes excisées, certaines ayant davantage besoin d'une aide sexologique ou psychologique, et d'informations lorsqu'elles se retrouvent enceintes. On sait en effet que le taux de mortalité en couches est plus élevé chez les femmes excisées. Il s'agit donc bel et bien d'une prise en charge multidisciplinaire.
Je me réjouis de pouvoir vous annoncer que le collège des médecins directeurs de l'INAMI a reconnu, hier, deux centres, l'UZ Gent et le CHU Saint-Pierre de Bruxelles, comme premiers centres de référence. Ils pourront probablement entamer leur travail à partir du 1er mars.
D'autres départements sont également concernés par cette problématique.
Om het NAP ter bestrijding van het partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld uit te voeren, zijn er gezondheidsdeskundigen aangewezen om deel te nemen aan de werkzaamheden rond genitale verminkingen. Die werkzaamheden zijn van start gegaan onder de hoede van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen. Voor een juiste stand van zaken kunt u zich dus wenden tot de minister van Binnenlandse Zaken.
Pour la justice, il s'agit bien entendu d'infractions pénales. Selon une rumeur, des excisions se pratiquent sur le sol belge. Je n'en sais rien. Peut-être la ministre de la Justice en sait-elle plus que moi. En Belgique, cette pratique est interdite par la loi, ce qui n'est pas nécessairement le cas dans tous les pays européens. Elle ne fait pas partout l'objet de la même priorité de politique pénale. Hier, certaines associations nous indiquaient que le tunnel sous la Manche était parfois un aller simple vers l'excision. La ministre de la Justice en dira également davantage à ce sujet.
Les services de police sont formés et sensibilisés à cette problématique spécifique qui fait partie de notre Plan national de sécurité. La circulaire relative à la politique criminelle en matière de violence dans le couple a été adaptée et élargie aux mutilations génitales. La police, la justice et les soins de santé sont donc en ordre de marche. Nous devons désormais poursuivre notre action.
Gráce aux enquêtes que nous avons réalisées, aux nouveautés dans les centres et à l'enregistrement systématique dans les hôpitaux, nous pourrons encore améliorer notre lutte contre ce phénomène de l'excision. Le travail de prévention dans les familles et les écoles est essentiel. Les associations nous disent que le fait que cette pratique soit pénalement interdite les aide déjà lors des contacts avec les familles.
Je terminerai en précisant que les trois grands points d'entrée dans notre pays sont Anvers, Bruxelles et Liège. Outre le travail effectué dans tout le pays, il faudra donc probablement se consacrer plus encore dans ces villes à la prévention et à la sensibilisation.
M. Richard Miller (MR). - Madame la ministre, je vous remercie, pour vos réponses et pour votre engagement dans cette lutte contre cette pratique, engagement dont je ne doutais pas.
Je voudrais vraiment attirer votre attention sur l'importance de la reconstruction chirurgicale. Comme vous l'avez souligné, toutes les femmes qui ont malheureusement été mutilées ne voient pas dans cette reconstruction la solution à leur problème. J'en suis tout à fait conscient. Il n'empêche que celles qui ont le courage de s'engager dans une telle procédure de reconstruction, avec le choc traumatique et le nécessaire accompagnement psychologique que cela suppose, doivent être soutenues. Je compte sur vous pour y veiller.
Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). - Het verheugt me dat de minister de strijd is aangegaan. Wel wil ik nogmaals het belang van de juiste cijfergegevens onderstrepen. Het is essentieel dat alle zorgverleners op een anonieme wijze aangifte kunnen doen, niet enkel vanuit de ziekenhuizen, maar van waar dan ook.
Ik zal het probleem verder onderzoeken binnen het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Dat comité zal overigens ook hoorzittingen op touw zetten. Ik hoop dat het binnen enkele weken mogelijk zal zijn om de resultaten af te ronden en met een belangrijk signaal naar buiten te komen.
Mevrouw Els Van Hoof (CD&V). - Ook ik dank de minister voor haar antwoord. Ik weet dat ze zeer gedreven bezig is rond de problematiek van genitale verminking.
Het klopt dat er een gebrek is aan een Europese strategie en dat elk land zijn eigen beleid bepaalt. Maar we kunnen wel leren van voorbeelden uit het buitenland. Onder andere Frankrijk is zeer sterk en al veel langer met de thematiek bezig dan België. Daar merken we dat kleine, duurzame projecten, die gericht zijn op gedragsverandering bij de vrouwen zelf, wel degelijk resultaat hebben en voorkomen dat vrouwen met hun kinderen naar hun land van herkomst teruggaan om daar de besnijdenis te laten uitvoeren. Op die manier wordt het fenomeen teruggedrongen. Ook de vervolging is daar veel beter georganiseerd, omdat de bewijslast veel lager ligt dan bij ons. Daar volstaat veelal een getuigenis om voor een veroordeling te zorgen. In België wordt altijd naar geschreven materiaal gezocht en slaagt men er daarom eigenlijk nooit in de mensen die de besnijdenis uitvoeren of erbij betrokken zijn, te straffen. Dat is jammer, want dat belet dat er een signaal naar de gemeenschap gaat. Het is dus belangrijk ook met de magistraten te gaan praten, om ervoor te zorgen dat de lat van de bewijslast niet te hoog wordt gelegd en dat er, zoals in Frankrijk, ook mensen worden veroordeeld.
Ik ben blij dat het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen ermee bezig is, maar we moeten een tandje bijsteken, want het aantal gevallen stijgt. De verschillende bevoegde ministers moeten erop toezien dat de taskforce en de concrete richtlijnen op het terrein worden gevoeld. De handleiding is zeer goed - ik heb ze zelf ook helemaal doorgenomen - maar ik vrees dat het ontbreekt aan concrete richtlijnen. Huisartsen en anderen die door de vrouwen in vertrouwen worden genomen, moeten weten hoe ze concreet met het probleem moeten omgaan. Er moet een soort alarmprocedure ontstaan waarmee hulpverleners aan de slag kunnen.