5-136

5-136

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 16 JANVIER 2014 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de M. Rik Daems à la ministre de l'Emploi sur «le chèque-travail» (no 5-1259)

De heer Rik Daems (Open Vld). - Jongerenwerkloosheid, vooral bij laaggeschoolden, ligt ons allemaal na aan het hart. Mijn fractie juicht het dan ook toe dat initiatieven worden genomen om die in te perken. Ze is van oordeel dat de regering moet handelen en helemaal niet hoeft te wachten op een bevoegdheidsoverdracht, want dan moeten jonge mensen nog langer wachten op een baan, wat we bijzonder zouden betreuren. Als elke beslissing op federaal niveau moet worden uitgesteld tot na een bevoegdheidsoverdracht, staan we stil en boeken we helemaal geen vooruitgang meer. Zo'n redenering is dan ook klinkklare onzin.

Sociale lasten vormen een probleem. Ik herinner me nog dat een minister ooit een Rosettaplan heeft voorgesteld. Ook het plan Activa heeft inmiddels bewezen dat het werkt; 30 000 jongen mensen zijn dankzij het plan aan de slag gekomen.

Nu wordt een nieuw initiatief aangekondigd: de werkcheque. De minister heeft immers, zoals wijzelf en zovele anderen, vastgesteld dat het zeer ingewikkeld is om jonge mensen in kleinere ondernemingen aan het werk te krijgen. Hoe kleiner een bedrijf, hoe moeilijker de tewerkstelling.

De werkcheque van 10 euro per uur heeft wat weg van een dienstencheque. Hij past in de filosofie van de voorstellen over de flexi-jobs die collega Lijnen en ikzelf hebben ingediend: vereenvoudig en laat het merendeel van de sociale lasten vallen, waardoor ook kleine bedrijven meer werknemers zullen inschakelen.

Ik hoop dat het niet om papieren cheques gaat. In de Senaat zijn we het erover eens om de maaltijdcheques te vervangen door cash. Kan de minister bevestigen dat het om een `gedematerialiseerd' systeem zal gaan dat eenvoudig te gebruiken is door kleinere bedrijven en zelfstandigen? In dat geval staan we achter de maatregel.

Wie aan doelgroepenbeleid doet, moet alle doelgroepen erbij betrekken. Ik denk hierbij aan de andere kant van de curve, de oudere laaggeschoolde werklozen. Zal de minister ook voor deze groep een gelijkaardige maatregel voorstellen? Allicht zal ze hiervoor van de regering iets meer middelen moeten losweken, maar collega Lijnen en ik zullen haar daarbij steunen.

In jonge laaggeschoolden moeten we investeren door ze een opleiding te geven. Oudere laaggeschoolden zijn vaak te duur voor een bedrijf en kunnen onze steun eveneens gebruiken. De jonge laaggeschoolde werklozen wonen vooral in Brussel en over de taalgrens, in Wallonië, en in mindere mate in Vlaanderen. Voor de oudere laaggeschoolde werklozen is het omgekeerd. Waarom dus niet beide doelgroepen bij het project betrekken?

Hoewel het misschien wishful thinking is, wil ik de minister toch vragen in de horeca een proefproject in de geest van de flexi-jobs in overweging te nemen? Ik vrees dat de nieuwe kassa's in die sector anders duizenden jobs zullen kosten, terwijl de minister ernaar streeft 15 000 mensen aan de slag te helpen.

Kortom, we steunen het principe van het initiatief en hopen dat de uitvoeringsmodaliteiten eveneens onze goedkeuring kunnen wegdragen.

Mevrouw Monica De Coninck, minister van Werk. - Ik zag een paar dagen geleden op tv een reportage over de inspanningen van Actiris en de Brusselse regering om jonge mensen aan het werk te krijgen. Het verheugt dat er werk wordt gemaakt van de instapstages voor jongeren. Het is ook een goede zaak dat Brussel en bepaalde delen van Wallonië Europese middelen krijgen om werk voor jongeren te creëren. Jongeren die op eigen kracht geen werk vinden, moeten immers zo snel mogelijk worden gecoacht, vooral als ze laaggeschoold zijn. Uit onderzoek is trouwens gebleken dat de ervaring die jongeren zonder diploma kunnen opdoen door twee jaar te werken, die handicap grotendeels wegwerkt.

De leeftijdsgrens om in aanmerking te komen voor de maatregelen van het Activaplan, is verhoogd van zeventien naar dertig jaar, terwijl de voordelen voortaan drie jaar gelden in plaats van twee jaar. Bovendien moet de werkzoekende niet langer één jaar werkloos zijn; zes maanden volstaan. Die ingrepen moeten het systeem nog aantrekkelijker maken. De werkgever krijgt een korting op de loonlasten van ongeveer duizend euro per maand, zodat bruto- en nettoloon ongeveer hetzelfde zijn. Er wordt ongeveer vijfhonderd euro bijgedragen vanuit de werkloosheidsvergoeding.

Het systeem is wel redelijk ingewikkeld en leidt tot een enorme papierberg. Als ze het eenmaal kennen, kunnen professionele personeelsdiensten en sociale kantoren er gemakkelijk mee overweg. Voor kleine bedrijven, zoals winkels en horecazaken, liggen de zaken uiteraard moeilijker. Nochtans ligt daar een opportuniteit om ongeveer vijftienduizend jongeren alsnog een kans op werk te bieden. Juist omdat het om kleine bedrijven gaat, is er immers in een zeer gepersonaliseerde begeleiding voorzien.

Dankzij de Activamaatregelen worden ongeveer vijfhonderd jongeren per maand aangeworven, zij het vooral dus in grote bedrijven. Vandaar mijn bekommernis om de administratie te vereenvoudigen. De ervaring die ik met de dienstencheques heb opgedaan, niet enkel in theorie, maar ook in de praktijk, kan dan van pas komen. Het succes van die cheques zit immers niet alleen in de betaalbaarheid ervan, maar in grote mate ook in de eenvoud van het systeem. Ik wil dus de lijn doortrekken en, naast de regeling van het Activaplan, een systeem van cheques invoeren.

Mijn uitgangspunt blijft dat jonge mensen kansen moeten krijgen. Voor het overige verandert er niets. De werkzoekenden kunnen minimaal halftijds en maximaal voltijds aan de slag, dus zonder overuren. Ook de gebruikelijke arbeidsvoorwaarden, -regels en contracten blijven van toepassing.

In concreto moet wie als jongere halftijds wordt aangeworven, volgens de huidige wetgeving en de toepasselijke uurregeling voor minstens drie uur worden opgeroepen. Het kan immers niet dat mensen zomaar voor een uur worden opgeroepen. Werknemers hangen niet aan een kapstok en moeten ook de rest van hun leven kunnen organiseren.

Ook het vakantiegeld en de eindejaarspremie zijn geregeld zoals bij normale contracten. De werkgever kan via elektronische weg - de modaliteiten moeten nog worden gesproken - een cheque bestellen van 10 euro, goed voor één uur werken, en daar zit voor de werkgever alles in. De jongere gaat ermee naar een administratief punt, een uitbetalingsinstelling, die op basis van het aantal gewerkte uren in een bepaalde sector zijn loon berekent. Volgens onze berekeningen op basis van de gemiddelde minimumlonen zal dat ongeveer 8,70 euro per uur zijn. Van de cheque blijft 1,30 euro over voor eindejaarspremie en dubbel vakantiegeld. Jongeren bouwen dus sociale zekerheid op en de cheque is gemakkelijk in gebruik voor kleine zelfstandigen. Jongeren krijgen kansen, want ik merk dat er heel veel vooroordelen bestaan tegenover laaggeschoolde jongeren.

Over dit idee wilde ik dus in het kernkabinet overleggen. Ik ben niet naïef en weet dus ook wel dat we met de deelstaten en de sociale partners zullen moeten praten voor het organiseren van de backoffice. Eigenlijk mogen ze die backoffice van mij zo ingewikkeld maken als ze willen, als het maar werkt. De frontoffice, voor de werkgevers en de jongeren, daarentegen moet zo simpel mogelijk zijn.

Ik krijg van nogal wat mensen het verwijt dat ik hiermee kiescampagne voer, maar zo ben ik niet. Mijn hele leven is een campagne om mensen aan het werk te zetten, om mensen kansen te geven. Ik heb dat gedaan in het OCMW van Antwerpen, als adviseur stedelijk beleid en nu als minister van Werk. Ik werk gewoon door en verder heb ik geen bijbedoelingen. Het gaat trouwens om een bestaande maatregel. Ik heb geen nieuw budget gevraagd. Het is gewoon een administratieve vereenvoudiging om efficiënter te werken. Meer wil ik niet.

Uiteraard bestaat er een grote fiscale discussie over loonlasten. Ik ben minister van Werk en probeer bescheiden te zijn, maar volgens mij moet de volgende regering die discussie breed voeren. Alle politieke partijen zeggen dat, dus ook dat signaal hoefde ik niet te geven. Tot mijn grote consternatie en mijn grote spijt stel ik echter vast dat zelfs liefdesverdriet en gebroken harten bij werkgevers tegenwoordig een element zijn in de loonkostendiscussie.

De heer Rik Daems (Open Vld). - Te bescheiden moet de minister ook niet zijn. Haar doelstellingen zijn toe te juichen. We moeten handelen in de plaats van te wachten op Godot, zoals sommigen hier en in andere assemblees wel eens durven te beweren. De insteek van de minister is interessant. Voor haar mag de backoffice ingewikkeld zijn, als de frontoffice maar eenvoudig is. Dat was exact de filosofie bij de invoering van de eenheidsloketten destijds, die nota bene goed werken.

Als we de werkcheque zo'n vorm kunnen geven dat ook kleine bedrijven en zelfstandigen hem kunnen gebruiken om mensen aan te nemen, dan zitten we juist. Ik heb er dan ook absoluut geen probleem mee, al moeten we eventueel de modaliteiten nog bekijken.

Als ik goed luister, dan beschrijft de minister eigenlijk een soort van flexi-jobs. Ik zou het op prijs stellen dat ze dat ook een beetje toegeeft. Wie weet dat we daarnaast dan toch nog een proefvoorstel kunnen doen over overuren dat ook tienduizenden jobs kan creëren. Wat de principes van de werkcheques betreft, kan de minister in elk geval op ons rekenen.