5-108 | 5-108 |
De heer Jurgen Ceder (Onafhankelijke). - Mevrouw de voorzitster, ik heb een vraag over de agenda. Ik had een mondelinge vraag aan de eerste minister ingediend, maar ik kreeg van uw diensten een mail met de mededeling dat mijn vraag werd geschrapt, ten eerste omdat ze "afhankelijk" zou zijn van een hangend rechtsgeding. Dat is niet juist. Mijn vraag is gesteld naar aanleiding van een rechtsgeding. Een tweede reden is dat mijn vraag over een persoonlijk geval zou gaan. De erkenning van koningskinderen is echter geen persoonlijk geval, maar een zaak van staatsbelang. Het is dus niet correct de vraag daarom te schrappen.
De voorzitster. - Ik heb uw vraag vanmiddag aan het Bureau voorgelegd. Het heeft bevestigd dat de vraag onontvankelijk is. Daar waren verschillende redenen voor. Ik zal ze niet allemaal overlopen, maar de hoofdreden was wel dat deze zaak het privéleven van de Koning betreft en de praktijk van het parlement niet toestaat dat dergelijke vragen worden gesteld.
De heer Jurgen Ceder (Onafhankelijke). - Daar hebt u gelijk in, maar de erkenning van koningskinderen is geen privéaangelegenheid. Bovendien gaat mijn vraag niet daarover. Mijn vraag gaat over de 21 juliboodschap van de Koning. Daarover zijn zowel in Kamer als Senaat al zeer veel vragen gesteld. Ik zie dus niet in waarom nu geen vraag mag worden gesteld over de mogelijke 21 juliboodschap van de Koning. Dat is geen privéaangelegenheid, maar bij uitstek een publieke en politieke zaak.
De voorzitster. - Uw vraag werd niet op de agenda geplaatst omdat u peilt naar de intenties van de regering en dat kunt u niet doen.
De heer Jurgen Ceder (Onafhankelijke). - Ik peil niet naar de intenties, maar naar het standpunt van de regering. U begrijpt de nuance.
De voorzitster. - We kunnen niet blijven argumenteren. U hebt uw standpunt uiteengezet, ik heb u de beslissing van het Bureau medegedeeld en de vraag is onontvankelijk verklaard.
De heer Bart Laeremans (VB). - Ik wil even opmerken dat we de heer Ceder volkomen gelijk geven en werkelijk betreuren dat u voor de zoveelste keer op rij niet toestaat dat over het koningshuis normale, gewone parlementaire vragen worden gesteld. U zit hier blijkbaar niet als verdediger van de vrije meningsuiting, maar als verdediger van de adel en dat vinden we zeer merkwaardig.
De voorzitster. - Ik voel me niet aangesproken door uw persoonlijke opmerking. Ik breng enkel verslag uit van een beslissing van het Bureau.