5-1572/2

5-1572/2

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

15 MEI 2012


Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen betreffende de uitbreiding van de constitutieve autonomie van de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Vlaamse Gemeenschap


ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE Nr. 51.223/AV VAN 2 MEI 2012


De Raad van State, algemene vergadering van de afdeling Wetgeving, op 5 april 2012 door de Voorzitster van de Senaat verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen verlengd tot vijfenveertig dagen (1) , van advies te dienen over een voorstel van bijzondere wet « tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen betreffende de utibreiding van de constitutieve autonomie van de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Vlaamse Gemeenschap » (Parl. St., Senaat, 2011-2012, nr. 5-1572/1), heeft het volgende advies gegeven :

1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond (2) , alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan.

Daarnaast bevat dit advies ook opmerkingen over andere punten. Daaruit mag echter niet worden afgeleid dat de afdeling Wetgeving binnen de haar toegemeten termijn een exhaustief onderzoek van het wetsvoorstel heeft kunnen verrichten.

STREKKING VAN HET VOORSTEL

2. Het voorstel van bijzondere wet strekt ertoe met toepassing van artikel 118, § 2, van de Grondwet de constitutieve autonomie van de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest uit te breiden tot de regels betreffende de samenstelling van het parlement, de opvolgers, het invoeren van een gewestelijke kieskring en de devolutieve werking van de kopstem.

Te dien einde worden bij de voorgestelde bijzondere wet wijzigingen aangebracht in de artikelen 24, 26, 28, 29octies en 29nonies van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

BIJZONDERE OPMERKINGEN

Artikel 2

3. Met de wijziging die bij artikel 2 van het voorstel aangebracht wordt in artikel 24 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen wordt aan de parlementen de bevoegdheid opgedragen hun « samenstelling » te regelen, wat overeenkomt met de term die gebezigd wordt in artikel 118, § 2, van de Grondwet (3) . De grondwetgever heeft evenwel niet bepaald wat onder dat begrip valt (4) .

De vraag rijst dan ook wat de indieners van het voorstel onder « samenstelling » hebben verstaan. Is het bijvoorbeeld hun bedoeling om aan de parlementen de bevoegdheid op te dragen om wijzigingen aan te brengen in alle bepalingen van afdeling 1, « Samenstelling (van de Parlementen) », van titel III, hoofdstuk II, van de voormelde bijzondere wet van 8 augustus 1980, aangezien artikel 24 het eerste artikel is van die afdeling (5)  ?

Het staat aan de wetgevende kamers om ter zake de nodige duidelijkheid te bieden.

4. Bij artikel 2 van het voorstel wordt artikel 24 van de voormelde bijzondere wet van 8 augustus 1980 gewijzigd teneinde het Vlaams Parlement, het Waals Parlement en het Parlement van de Franse Gemeenschap in staat te stellen hun samenstelling te regelen « in voorkomend geval door af te wijken van de artikelen 29octies en 29nonies [van dezelfde wet] ».

De twee laatstgenoemde bepalingen hebben betrekking op de aanwijzing van de gekozenen en de opvolgers.

Aangezien het Parlement van de Franse Gemeenschap niet rechtstreeks verkozen wordt, ontgaat het de Raad van State in welk opzicht dat parlement de artikelen 29octies en 29nonies zou kunnen wijzigen. Met betrekking tot artikel 2, 3º, rijst bijgevolg de vraag of de woorden « in voorkomend geval door af te wijken van de artikelen 29octies en 29nonies » niet dienen te vervallen.

Artikelen 2, 5 en 6

5. In de artikelen 5 en 6 van het voorstel wordt bepaald dat de beide rechtstreeks verkozen parlementen de onderdelen van de artikelen 29octies en 29nonies die betrekking hebben op de devolutieve werking van de kopstem mogen wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen.

Afgezien van opmerking 3 die hierboven over artikel 2 is gemaakt, ziet de Raad van State niet in hoe artikel 2 van het voorstel, enerzijds, gecombineerd moet worden met de artikelen 5 en 6 ervan, anderzijds. Artikel 2 biedt immers de mogelijkheid om van de volledige artikelen 29octies en 29nonies af te wijken, terwijl in de artikelen 5 en 6 alleen toegestaan wordt dat bepaalde onderdelen van de artikelen 29octies en 29nonies gewijzigd, aangevuld, vervangen of opgeheven worden.

De bijzondere wetgever dient er zorg voor te dragen dat die bepalingen correct op elkaar zijn afgestemd.

6. Artikel 6 strekt ertoe een nieuw lid in te voegen tussen het derde en het vierde lid van artikel 29nonies van de voormelde bijzondere wet van 8 augustus 1980.

Het vierde lid heeft betrekking op de kandidaten die tegelijk als kandidaat-titularis en als kandidaat-opvolger opgekomen zijn. Het voorstel van wet « tot wijziging van de kieswetgeving ter versterking van de democratie en de politieke geloofwaardigheid » (6) , waarover vandaag advies 51.221/AV is gegeven, heft de mogelijkheid op om tegelijk als kandidaat-titularis en als kandidaat-opvolger op te komen.

Zoals de gemachtigde bevestigd heeft, dient het voorgestelde nieuwe lid bijgevolg in de plaats te komen van het vierde lid van het voornoemde artikel 29nonies.

De algemene vergadering van de afdeling Wetgeving was samengesteld uit :

De heer R. ANDERSEN, eerste voorzitter van de Raad van State.

De heren M. VAN DAMME, Y. KREINS, P. LEMMENS en P. LIÉNARDY, kamervoorzitters,

De heren J. BAERT, J. SMETS, P. VANDERNOOT, J. JAUMOTTE, mevrouw M. BAGUET, de heren B. SEUTIN en W. VAN VAERENBERGH, staatsraden.

De heren J. VELAERS, M. RIGAUX, L. DENYS, Y. DE CORDT, S. VAN DROOGHENBROECK, Chr. BEHRENDT, assessoren van de afdeling Wetgeving,

Mevrouw D. LANGBEEN, hoofdgriffier.

De verslagen werden uitgebracht door de heren X. DELGRANGE, eerste auditeur-afdelingshoofd en W. PAS, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer Y. KREINS.

De hoofdgriffier, De eerste voorzitter,
D. LANGBEEN. R. ANDERSEN.

(1) Deze verlenging vloeit voort uit artikel 84, § 1, 1o, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State waarin wordt bepaald dat de termijn van dertig dagen verlengd wordt tot vijfenveertig dagen in het geval waarin het advies gegeven wordt door de algemene vergadering met toepassing van artikel 85.

(2) Aangezien het om een voorstel van (bijzondere) wet gaat, wordt onder « rechtsgrond » de overeenstemming met hogere rechtsnormen verstaan.

(3) Krachtens artikel 118, § 2, van de Grondwet worden in « een wet, aangenomen met [een bijzondere] meerderheid [...] de aangelegenheden [...] betreffende de verkiezing, de samenstelling en de werking van het Parlement » aangewezen die het Vlaams Parlement, het Parlement van de Franse Gemeenschap en het Waals Parlement bij bijzonder decreet kunnen regelen in het kader van hun constitutieve autonomie.

(4) M. Uyttendaele, Précis de droit constitutionnel belge, Brussel, Bruylant, 3e uitgave, 2005, 846.

(5) Moet de voorgestelde bepaling in verband worden gebracht met het bijzonder decreet van 9 december 2010 « tot beperking van de cumulatie van mandaten in hoofde van de volksvertegenwoordigers van het Waalse Parlement », waarover op 26 mei 2010 advies 47.695/4 is uitgebracht (Parl. St., W.Parl., 2010-11, nr. 247/1) en waartegen bij het Grondwettelijk Hof een annulatieberoep is ingesteld (Belgisch Staatsblad, 1 augustus 2011, 43 942) ? Bij dat bijzonder decreet is artikel 24bis van de voormelde bijzondere wet van 8 augustus 1980 aangevuld met een paragraaf 6 waarin het volgende wordt bepaald : « Voor drie vierde van de leden van elke politieke fractie is het mandaat van lid van het Parlement onverenigbaar met een mandaat binnen een gemeentecollege. [...] Bij de vernieuwing van het Waals Parlement wordt de lijst van de Parlementsleden bepaald waarop de onverenigbaarheid bedoeld in het eerste lid niet van toepassing is. Het betreft binnen elke fractie het kwart van de leden die in een gemeentecollege een mandaat uitoefenen en die bij de regionale verkiezingen het hoogste penetratiepercentage hebben behaald. Het penetratiepercentage wordt berekend door het aantal naamstemmen behaald door de verkozene te delen door het aantal geldige stemmen uitgebracht in zijn kieskring.

(6) Parl. St., Senaat, 2011-2012, nr. 5-1570/1.