5-90COM

5-90COM

Commission de la Justice

Annales

MERCREDI 6 JUILLET 2011 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Demande d'explications de Mme Güler Turan au ministre de la Justice sur «les maltraitances infligées dans des familles d'accueil» (nº 5-970)

Mevrouw Güler Turan (sp.a). - Het ligt niet in mijn bedoeling uitleg te vragen over een individueel strafdossier, want de informatie die de minister mag verstrekken is immers beperkt.

Desalniettemin doe ik opmerken dat we allen geschokt zijn door de aan het licht gekomen misbruiken en mishandelingen van minderjarigen. België begint trouwens in dit verband een slechte reputatie te krijgen. We moeten dan ook zeer kordaat optreden wanneer we dit soort signalen opvangen.

Ook in mei waren we geschokt toen we vernamen dat een pleeggezin in Duffel voor de strafrechter moest verschijnen voor jarenlange mishandeling en vernedering van een minderjarige die aan dat pleeggezin was toevertrouwd. Na meer dan tien jaar mishandeling en vernedering werd de minderjarige op veertienjarige leeftijd in een speciale instelling geplaatst.

Uit nieuwsberichten weten we dat de buren hebben verklaard dat de minderjarige uren in een schommel in de zon zat en dat ze de pleegmoeder hierover meermaals hebben ondervraagd, waarop de pleegmoeder antwoordde dat het kind dat zelf wilde. Dergelijke toestanden konden jaren duren zonder dat er iemand optrad. Nochtans dragen verscheidene organisaties verantwoordelijkheid. Ten minste zeven maal per jaar wordt het gezin bezocht door diensten van de jeugdrechtbank. Waarom hebben die niets opgevangen en heeft ook Kind en Gezin niets opgemerkt? Uiteindelijk ging het toch om ernstige feiten.

Voordat buren klagen, moet de toestand dramatisch zijn. Welnu, die buren hebben meermaals gereageerd. Eenmaal hebben ze contact opgenomen met de pleegdienst zelf en eenmaal met Kind in Nood, het vroegere vertrouwenscentrum voor kindermishandeling. Bij de betrokken politiezone werden daarenboven niet minder dan vier processen-verbaal opgesteld naar aanleiding van klachten van die buren.

Los van de vraag naar de verantwoordelijkheid van de diensten, zou ik graag vernemen wat er is gebeurd met de door de politie opgestelde processen-verbaal. Werden ze overgezonden aan het parket en, zo ja, welk gevolg heeft de procureur hieraan gegeven? Zo neen, waarom werd er geen gevolg aan gegeven?

Waarom hebben de betrokken instanties niet ingegrepen, ondanks de verschillende signalen? Uiteindelijk werd een kind meer dan tien jaar aan mishandeling en misbruik blootgesteld, onder het toezicht van de betrokken diensten die, in tegenstelling tot de buren, niet zijn opgetreden.

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Het is natuurlijk niet evident om over individuele dossiers een volledige uitleg te geven, al is een concreet dossier vaak wel nuttig om er algemene conclusies uit te trekken en te kijken wat er moet worden gedaan. Omdat dit zo'n schrijnend verhaal is, zal ik u inderdaad wat meer details geven, zonder afbreuk te doen aan het feit dat over individuele dossiers in principe geen parlementaire vragen kunnen worden gesteld.

Ten laste van het pleeggezin werden twee aanvankelijke processen-verbaal opgesteld die naar het parket van Mechelen werden gestuurd. Het eerste proces-verbaal dateert uit 1997 en werd opgemaakt naar aanleiding van een klacht van personen die verder anoniem wensten te blijven uit vrees voor represailles. Tijdens dit onderzoek werden verschillende getuigen verhoord en werd van het pleegkind een videoverhoor afgenomen, waaruit echter weinig alarmerende signalen naar voren kwamen. Ze minimaliseerde de door de getuigen aangehaalde feiten en plaatste ze in een aanvaardbare context. Het parket seponeerde het dossier wegens onvoldoende bewijzen.

Het tweede dossier werd opgestart na een klacht van de advocaat van het pleegkind. De procureur des Konings te Antwerpen stelde een nieuw aanvankelijk proces-verbaal op dat naar het parket van Mechelen werd gezonden. Tijdens dit onderzoek werd navraag gedaan bij de diensten van de pleegzorg naar klachten en problemen met betrekking tot het pleeggezin in Duffel. Ook de buren, schooldirecteur en leerkrachten van het slachtoffer werden meermaals uitgebreid gehoord. Volledigheidshalve moeten we vermelden dat, toen de zaak ten gronde werd behandeld en in de media kwam, nog een proces-verbaal werd opgesteld naar aanleiding van een verklaring van een kampeergenoot van het pleeggezin. Hij was geen rechtstreekse getuige van de feiten, maar vernam wel uit tweede hand wat er in het gezin gaande was. De zaak tegen het pleeggezin uit Duffel is nu in beraad.

Waarom hebben de betrokken instanties niet vroeger ingegrepen? Eigenlijk is dit Vlaamse materie en de instellingen vallen onder de verantwoordelijkheid van collega Jo Vandeurzen. Het pleegkind werd aan het pleeggezin in Duffel toevertrouwd bij beschikking van de jeugdrechter van Dendermonde in 1994. Het stond onder toezicht van de jeugdrechtbank van Antwerpen sinds 22 mei 1997. De procureur des Konings te Mechelen stuurde reeds een fax naar het parket en de griffie van Antwerpen met de vraag om verdere informatie over het verloop van het toezicht.

In 1999 liet de school Ter Elst weten dat ze het pleegkind het volgende schooljaar niet meer kon inschrijven wegens uiterst slechte samenwerking met de pleegouders. Het pleegkind liep dan tot 2001 geen school en werd in 2002 ingeschreven in het Instituut Mevrouw Govaerts te Heist-op-den-Berg. Na het overlijden van de eerste pleegvader werd het slachtoffer in 2000 voor vier tot vijf maanden in crisisopvang opgenomen.

Bij beschikking van april 2004 werd het kind toevertrouwd aan de instelling Ter Elst te Duffel. Deze beslissing werd gehandhaafd bij opeenvolgende vonnissen in 2004 en 2005. Bij vonnis werd het in 2006 toevertrouwd aan het MPI Clara Fey te Brecht.

Zoals reeds vermeld werd er in 1997 een klacht genoteerd. Deze klacht werd ingediend bij de toenmalige gemeentepolitie thuis door personen die zoals gezegd verder onbekend wilden blijven. De toenmalige gerechtelijke politie startte hierop een onderzoek waarbij verschillende buren werden verhoord. De buren hadden ook al contact gezocht met Kind in Nood. De toenmalige verantwoordelijken van Jeugdzorg in Gezin werden ook door de politiediensten verhoord. Jeugdzorg had de betrokkene geplaatst bij het pleeggezin te Duffel omdat er in dat gezien nog geen kinderen waren en het dus geen vergelijking kon maken met het groeiproces van andere kinderen. Bovendien was de pleegmoeder kinderverzorgster van opleiding en werkzaam in de verzorgingssector. In 1994 kwamen reeds de eerste klachten binnen. Er werd advies gevraagd aan Kind in Nood. Kind in Nood deed in het kader hiervan onaangekondigde huisbezoeken. Uit dit intern onderzoek bleek dat de pleegouders alles deden wat in hun mogelijkheden lag, gelet op de problematiek van het pleegkind in kwestie. Alles werd in feite herleid tot een verkeerde interpretatie van de situatie door de buren, die niet op de hoogte waren van de persoonlijkheidsstructuur van het pleegkind en daarom de verkeerde conclusies trokken. De situatie werd nadien verder opgevolgd met aangekondigde bezoeken en telefonische contacten.

In 1996 gingen de buren opnieuw met klachten naar Kind in Nood. Ook nu viel de eindconclusie in het voordeel van de pleegouders uit en werd kwaad opzet van hun kant uitgesloten. Zoals gezegd, werd er door de politiediensten een videoverhoor afgenomen van het pleegkind, waarin het de zaak minimaliseerde.

De consulente aangesteld door de jeugdrechtbank te Antwerpen ging ook op aangekondigd huisbezoek bij het pleeggezin en had contact met de huisarts van het gezin. Beiden waren lovend over de onderlinge tussen pleegouders en pleegkind.

Het gezin werd toen ook begeleid door een psychotherapeut, maar de pleegouders haakten af van zodra er sprake was van een tweesporenbegeleiding, waarbij een residentiële opname van het pleegkind in Gasthuisberg te Leuven werd voorgesteld. Deze therapeut had twijfels over de correcte aanpak binnen het pleeggezin en vermoedde dat het pleeggezin deed aan `hulpverleningsshopping'.

Dit dossier werd door het parket van Mechelen geseponeerd wegens onvoldoende bewijzen.

Zodra opnieuw feiten aan het licht kwamen, in 2007, stelde het parket van Antwerpen een nieuw proces-verbaal op dat werd overgemaakt aan het parket van Mechelen. Het parket van Mechelen volgde de zaak verder op, wat uiteindelijk resulteerde in de dagvaarding van de pleegouders.

Uit dit onderzoek blijkt het volgende.

De buren hebben volgens hun verklaring Kind en Gezin ingelicht, maar ze kregen de indruk dat de zaken werden geminimaliseerd. Er was wel een controle, maar deze werd voorafgaand aangekondigd, zodat de pleegmoeder alles kon plannen en de schone schijn hoog kon houden. Enkele buren zijn ook naar de huisarts gegaan om de situatie aan te kaarten. Ook gingen ze naar een advocaat van het OCMW te Duffel, die de zaak dan zou aankaarten bij de onderwijzeres bij het Instituut Mevrouw Govaerts te Heist-op-de-Berg, die tevens schepen was te Duffel.

De directeur van Ter Elst stelt dat de visie van de school en de pleegouders omtrent hulpverlening haaks tegenover elkaar stond. Uiteindelijk werd de samenwerking stopgezet. Hij verklaart dat er verschillende signalen werden gegeven aan de pleeggezinnendienst, maar dat die zich resoluut achter de visie van de pleegouders schaarde. De onderwijzeres van Ter Elst trachtte met de pleegmoeder een band op te bouwen en kwam ook af en toe op huisbezoek. Toen de situatie na het overlijden van de eerste pleegvader in 1999 uit de hand liep, heeft de onderwijzeres bij de pleeggezinnendienst de probleemsituatie aangekaart. Het pleegkind is dan even naar een crisisopvang gegaan en nadien naar De Morgenster. Zij heeft getracht een school voor haar te vinden, maar ze liep steeds met het hoofd tegen de muur doordat er in aangepaste scholen en MPI's geen plaats was. Uiteindelijk heeft ze het kind in 2002 kunnen inschrijven in het Instituut Mevrouw Govaerts te Heist-op-den-Berg.

De onderwijzeres bij het Instituut Mevrouw Govaerts te Heist-op-den-Berg verklaart dat Ter Elst alle mogelijke signalen aan alle mogelijke instellingen heeft gegeven om het pleegkind te laten plaatsen in een gespecialiseerde MPI. Zij verklaart verder dat men zelfs zo ver is gegaan dat men vanuit Ter Elst brieven schreef aan de toenmalige verantwoordelijke Vlaamse Minister voor Welzijn en Gezondheid, Mieke Vogels. Ze bevestigt ook dat de pleegmoeder al het mogelijke deed om de bevoegde instanties op een afstand te houden, wat ook mogelijk gemaakt werd doordat alle controles voorafgaand dienden aangekondigd te worden. De pleegmoeder stuurde constant verkeerde signalen uit naar de school, waardoor het lang geduurd heeft voordat de school en de leerkrachten voor het slachtoffer in de verdediging zijn gegaan. Omdat ze voelden dat de opvoeding bij het pleeggezin volledig verkeerd liep, zijn ze met twee leerkrachten huisbezoeken beginnen doen waarvan verslag werd opgesteld. Vanuit de school hebben ze zeer dikwijls signalen gegeven aan Open Thuis en aan het CLB dat er iets schortte aan de opvang en opvoeding binnen het pleeggezin. Het is mede door toedoen van haar onderwijzeres, die tevens schepen was in Duffel, dat de betrokkene uit het pleeggezin werd weggehaald.

De pleegzorgbegeleider bij de pleeggezinnendienst Open Thuis verhaalt dat er in opdracht van de jeugdrechter te Antwerpen verschillende verslagen werden opgesteld. Ze voerde bijna maandelijks controle uit bij het pleeggezin. Deze frequentie lag hoger dan normaal omdat ze via verschillende bronnen vernam dat er problemen waren. Ze kon of mocht dit echter niet in haar verslagen vermelden. Ze was verplicht haar huisbezoeken op voorhand aan te kondigen, met als gevolg dat het pleeggezin de nodige schikkingen kon treffen en zij de waarheid aldus niet te zien kreeg. Ze was in samenspraak met de jeugdrechter reeds geruime tijd naar een oplossing aan het zoeken, aangezien het voor iedereen duidelijk was dat het kind thuishoorde in een MPI. Na het overlijden van de eerste pleegvader werd het kind tijdelijk geplaatst in de Morgenster, maar ook daar zat ze niet op haar plaats. Bij gebrek aan beschikbare plaatsen bij een MPI werd ze nadien teruggeplaatst bij het pleeggezin. De bevindingen werden, volgens haar verklaring, overgemaakt aan de jeugdrechter die finaal besliste.

Het pleegkind vermeldt tijdens haar verhoor dat ze jaarlijks bij de jeugdrechter diende te komen, maar doordat haar pleegmoeder hierbij steeds aanwezig was, durfde ze niets te zeggen over haar toestand.

Tijdens het onderzoek stuitte de procureur des Konings te Mechelen echter ook op een gebrekkige medewerking vanuit de instellingen, die zich vaak verschuilden achter de bescherming van de privacy en het beroepsgeheim. Zo verleende het oriëntatiecentrum de Morgenster weinig tot geen medewerking.

Dit is een dramatisch verhaal. Ik durf niet zeggen wie fout is. Er waren signalen van de buren en uit het onderwijs, de pleeggezinnendienst heeft initiatieven genomen, het parket wilde gevolg geven aan die zaak, maar door allerlei factoren is het dossier veel te lang verkeerd blijven lopen. Ondanks al onze zorg en alle instellingen bereiken we toch nog niet de perfectie. Ik zal mijn antwoord doorgeven aan minister Vandeurzen, zodat ook de Vlaamse administratie er lessen kan uit trekken en de diensten beter op elkaar kunnen worden afgestemd.

Mevrouw Güler Turan (sp.a). - Als ik uw uitvoerige antwoord hoor, krijg ik de neiging om naar mijn zakdoek te grijpen. Hoe kan zoiets in godsnaam gebeuren in België, einde van de jaren '90, begin van de jaren 2000? Ik heb als advocaat enige ervaring met jeugdzaken, maar ik kan niet vatten hoe in dit dossier al die instellingen zó hebben kunnen falen, tien jaar lang. Kon dat omdat de pleegmoeder een zeer intelligente vrouw was die er enorm goed in slaagde zaken te verdoezelen? Dat is moeilijk te geloven, temeer omdat het hier niet gaat om een natuurlijk kind maar om een pleegkind, waarbij normaal toch veel meer toezicht wordt gehouden.

Het betreft een individueel geval, maar ik heb geen seconde getwijfeld om u daarover deze vraag te stellen, precies omdat dit zo dramatisch is en omdat dit dossier misschien een licht werpt op bepaalde lacunes in ons systeem, waardoor sommige mensen aan de normale controles kunnen ontsnappen.

Dit verhaal is ook een jammerlijke zaak voor de duizenden pleeggezinnen die zich dagelijks inzetten om hun pleegkinderen op te vangen, vaak in zeer moeilijke omstandigheden. Hier gaat het over een kind met een medisch-psychisch dossier, dat zware begeleiding nodig heeft. Maar als het in plaats van te worden geholpen, wordt mishandeld, dan zal er voor dit kind nog meer psychische begeleiding nodig zijn! Ik kan alleen maar hopen dat het met dit kind nog goed komt.

Het parket heeft wel zijn werk gedaan. Het heeft na anonieme klachten de nodige onderzoeken gedaan. Ook uw collega Jo Vandeurzen, die eveneens erg geschokt was door de feiten, mede omdat zijn welzijnsinstellingen bevoegd zijn voor controle en begeleiding, heeft een onderzoek opgestart. De strafrechtelijke kant zal dus goed bekeken moeten worden, zodat zo'n feiten in de toekomst onmogelijk zijn. Dat moet ook, want voor wat hier is gebeurd, heb ik geen woorden. Hoe kan iemand zó sollen met alle instellingen? Een individuele procureur die een onderzoek beveelt, wordt om de tuin geleid; er worden verschillende verklaringen afgelegd; er is het feit dat een kind niet in een school wordt ingeschreven. Hoe kon dit allemaal gebeuren zonder dat daar iets van terechtkomt in het verslag van de maatschappelijk consulent? Misschien moeten we hier een les uit trekken en ervoor zorgen dat, zodra er een strafklacht komt, een kopie van het proces-verbaal ook in het dossier van de jeugdrechter komt. Ik ben bijna zeker dat de klachten van '94 en '97 door de diensten wel zijn vastgesteld, maar door de instellingen zelf als onterecht zijn afgewezen, terwijl de jeugdrechter de processen-verbaal nooit te zien heeft gekregen. Hoe is het anders te verklaren dat hij dit kind tien jaar lang in dat gezin heeft laten leven? De jeugdrechter is tenslotte degene die het kind daar plaatst, de instellingen doen alleen de controles. Ik vraag me af of hij als eindverantwoordelijke wel afschriften van de processen-verbaal te zien heeft gekregen. Kunt u mij daar een antwoord op geven?

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - De familierechtbank heeft de fundamentele ambitie om tot één dossier te komen. Het is de bedoeling het geheel van de gebeurtenissen van diverse aard betreffende één familiale context of één persoon beter bij elkaar te brengen. De teksten over de familierechtbank worden op dit moment behandeld in de kamercommissie voor de Justitie. Er wordt nagegaan in welke mate strafrechtelijke klachten in het dossier kunnen worden gebracht.

Ik ontwaar geen kwade trouw in dit dossier. Veel mensen hebben een initiatief genomen, maar geen enkel initiatief heeft tot een resultaat geleid. Buren, scholen, diensten, .... iedereen heeft gedaan wat hij moest doen. Iedereen heeft de procedure gevolgd. De vraag is of door het grote aantal diensten en procedures de integrale behandeling van het dossier en de totaalaanpak niet verloren gaat. Ik ben bang dat door overorganisatie kinderen tussen de stoelen van vele opeenvolgende diensten zitten. Die diensten werken elk afzonderlijk volgens het boekje, maar de vraag is niet of het formeel in orde is, wel of het goed is voor het kind. Dat is een algemeen debat, er is geen kant en klare oplossing. Het zou ook geen oplossing zijn die diensten af te schaffen, want ze vervullen allemaal een rol. Er is echter een zekere overorganisatie op het vlak van welzijn en jeugdzorg en de totaliteit vertoont gebreken. Dat is trouwens het fundamentele argument om een familierechtbank op te richten en te zoeken hoe stukken beter kunnen worden samengebracht, zodat er zicht ontstaat op het geheel van een dossier, veeleer dan alles gefragmenteerd te behandelen.

Mevrouw Güler Turan (sp.a). - We kunnen niet één persoon of instelling aanwijzen die een fout heeft begaan of kwaad opzet op het oog had. Wegens het gebrek aan een integrale behandeling van een dergelijk dossier werd in Vlaanderen de ad-hoccommissie bijzondere jeugdzorg in het leven geroepen. Gisteren werd die commissie afgesloten met een beleidsnota. De bedoeling is om per minderjarige een trajectbegeleider toe te wijzen. Ik ben er trouwens voorstander van om voor een minderjarige, zodra hij in de hulpverlening terechtkomt, bij welke dienst dan ook, een pro-Deoadvocaat ter beschikking te stellen. Dat kost inderdaad geld, maar een maatschappij moet haar verantwoordelijkheid opnemen. Jan en alleman krijgt een pro-Deoadvocaat. Ook minderjarigen die in een problematische opvoedingssituatie zitten, hebben daar recht op.

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Dat is een ander debat. De pro-Deoadvocaat zal niet het geheel van de diensten vervangen. We mogen niet alles gaan juridiseren.

Mevrouw Güler Turan (sp.a). - Het is wel zeer frappant dat de advocaat van de minderjarige, die één keer per jaar het dossier in handen krijgt, een klacht heeft ingediend. Dat is ook niet te minimaliseren.

In ieder geval bestudeer ik het antwoord van de minister en bekijk welke initiatieven kunnen worden genomen, in samenwerking met de gewesten.

(M. Karl Vanlouwe, prend place au fauteuil présidentiel.)