5-115/3

5-115/3

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

14 JUNI 2011


Wetsvoorstel tot wijziging van verschillende bepalingen over het recht van minderjarigen om door de rechter te worden gehoord


AMENDEMENTEN


Nr. 11 VAN DE HEER DELPÉRÉE C.S.

Art. 2/2 (nieuw)

Een artikel 2/2 (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 2/2. In afdeling 7/1, ingevoegd bij artikel 2/1, wordt een artikel 1004/1 ingevoegd, luidende :

« Art. 1004/1. § 1. Elke minderjarige heeft het recht gehoord te worden door een rechter inzake ouderlijk gezag, recht op huisvesting en recht op persoonlijke relaties. Hij heeft het recht om te weigeren gehoord te worden.

§ 2. De minderjarige die jonger is dan 12 jaar wordt gehoord op zijn verzoek, op verzoek van de partijen, van het openbaar ministerie of, ambtshalve, van de rechter. De rechter kan, middels een door de omstandigheden van de zaak gemotiveerde beslissing, weigeren de minderjarige die jonger is dan twaalf te horen, behalve wanneer dat verzoek van deze laatste of van het openbaar ministerie uitgaat. Tegen die beslissing van weigering kan geen rechtsmiddel worden aangewend. Als de rechter, na het horen van de minderjarige, vaststelt dat deze laatste niet over het nodige onderscheidingsvermogen beschikt, maakt hij daar melding van in het verslag van het onderhoud.

§ 3. De minderjarige die twaalf jaar oud is, wordt door de rechter ingelicht, in voorkomend geval, op het adres van elk van zijn ouders, over zijn recht om gehoord te worden in overeenstemming met artikel 1004/2. Bij die informatie wordt een antwoordformulier gevoegd.

§ 4. Indien de minderjarige in de loop van de rechtspleging of in een vorige aanleg reeds is gehoord, zelfs voor een andere rechtbank, is de rechter niet verplicht op het verzoek in te gaan, indien er geen nieuw element is dat een verhoor rechtvaardigt.

§ 5. Wanneer de minderjarige wenst te worden bijgestaan door een advocaat, wordt een afschrift van het verzoek aan die advocaat gezonden indien hij een advocaat heeft gekozen, of aan de stafhouder met het oog op de aanwijzing van een advocaat overeenkomstig artikel 508/26.

§ 6. De rechter hoort de minderjarige op een plaats die deze laatste geschikt acht. Tenzij de rechter hier middels een gemotiveerde beslissing van afwijkt, vindt het onderhoud plaats buiten de aanwezigheid van wie ook, uitgezonderd, in voorkomend geval, de advocaat van de minderjarige.

Het verslag van het onderhoud wordt bij het dossier van de rechtspleging gevoegd. Het verslag geeft weer wat de minderjarige heeft gezegd. De minderjarige wordt geïnformeerd over het feit dat de partijen er kennis van kunnen nemen. Het verslag wordt aan hem voorgelezen.

Het verslag wordt noch door de minderjarige, noch door zijn advocaat ondertekend. Indien de rechter tijdens het onderhoud vaststelt dat de minderjarige niet over het nodige onderscheidingsvermogen beschikt, maakt hij hiervan melding in het verslag.

De kosten verbonden aan het onderhoud worden, in voorkomend geval, over de partijen verdeeld.

§ 7. Het onderhoud met de minderjarige heeft niet tot gevolg dat hij partij in het geding wordt.

Aan de mening van de minderjarige wordt passend belang gehecht in overeenstemming met zijn leeftijd en maturiteit. ». »

Verantwoording

Het doel van het onderhoud met de minderjarige is deze laatste in staat te stellen zijn recht om gehoord te worden uit te oefenen in zaken betreffende het ouderlijk gezag, het recht op huisvesting en het recht op persoonlijke relaties (artikelen 22bis van de Grondwet en 12 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind). Bovendien stelt het de magistraat in staat het belang van het kind beter te onderscheiden, op basis van de antwoorden die het kind geeft op vragen met betrekking tot zijn levenswijze, zijn voorgeschiedenis en de kwaliteit van zijn relatie met beide ouders.

De minderjarige mag op geen enkel moment de indruk krijgen dat hij actief deelneemt aan het beslissingsproces, « omdat dan het risico bestaat dat hij zich schuldig gaat voelen tegenover de ouder die kwetsbaar wordt door een rechterlijke beslissing die zijn verzoek verwerpt en solidair met de andere ouder, die hem in zekere zin verschuldigd is dat de minderjarige voor hem partij heeft gekozen. » (1)

Momenteel bestaan de twee systemen naast elkaar, naargelang de burgerlijke procedure zich voor de jeugdrechtbank afspeelt of voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, rechtsprekend in kortgeding. In het eerste geval wordt de minderjarige ouder dan 12 jaar systematisch gehoord, in het tweede geval niet.

Geen van beide systemen voldoet, aangezien een automatisch onderhoud niet altijd verantwoord is, maar het ontbreken van dit automatisch karakter in de burgerlijke rechtspraak heeft soms als gevolg dat een onderhoud dat wel nuttig zou zijn in de praktijk onmogelijk wordt gemaakt (te weinig informatie, de minderjarige is niet op de hoogte van deze mogelijkheid, ...).

De indiener van dit amendement zou een tussenvorm willen invoeren, waarbij van de voordelen van beide systemen wordt geprofiteerd zonder dat men er de nadelen van ondergaat.

Het amendement bepaalt dus dat bij familierechtelijke geschillen met een burgerlijk karakter betreffende het ouderlijk gezag, het recht op huisvesting of het recht op persoonlijke relaties, elke minderjarige ouder dan 12 jaar automatisch zal worden geïnformeerd over de mogelijkheid te worden gehoord door de rechter en de mogelijkheid om dit te weigeren.

De rechter zal de minderjarige een oproepingsbericht sturen waarvan het model bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, op het adres van elk van beide ouders om er zeker van te zijn dat hij die informatie ontvangt. Er zal een formulier worden bijgevoegd zodat de minderjarige de rechter gemakkelijk kan laten weten of hij al dan niet wil worden gehoord.

De minderjarige jonger dan twaalf jaar wordt gehoord als hij daarom verzoekt, of op verzoek van de partijen, van het openbaar ministerie of, ambtshalve, van de rechter. De rechter kan het verzoek weigeren als het uitgaat van de partijen of het openbaar ministerie. Hij kan daarentegen niet weigeren als het verzoek uitgaat van de minderjarige zelf, behalve als de minderjarige al werd gehoord in de loop van de rechtspleging of in een vorige aanleg en als er geen nieuw element is dat een verhoor rechtvaardigt. Tegen de weigering kan geen rechtsmiddel worden aangewend : de minderjarige kan niet in rechte optreden en de partijen hebben hier geen zeggenschap in. Als de rechter heeft vastgesteld dat de minderjarige niet over het nodige onderscheidingsvermogen beschikt, kan hij daar melding van maken in het verslag van het onderhoud.

Het nieuwe artikel beschrijft de manier waarop het onderhoud dient te verlopen : mits motivering van de rechter, vindt het onderhoud alleen met de minderjarige plaats en, in voorkomend geval, de advocaat van de minderjarige.

Een verslag van het onderhoud wordt door de magistraat opgesteld. Deze laatste deelt de minderjarige mee dat zijn ouders in kennis zullen worden gesteld van dit verslag. Om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen, zal de rechter beslissen wat er in het verslag wordt opgenomen.

Het verslag van het onderhoud wordt ter griffie neergelegd waar het door de partijen kan worden geraadpleegd. Zij hebben ook het recht er een afschrift van te maken. Het huidige verbod om een afschrift te maken, blijft immers dode letter aangezien de partijen het verslag van het onderhoud integraal overschrijven op de griffie. Bovendien stelt de mogelijkheid om een afschrift te maken de partijen in staat hun opmerkingen te laten gelden via conclusies waardoor het beginsel van de tegenspraak dus wordt gewaarborgd.

De rechter neemt uiteraard de elementen van het onderhoud met de minderjarige enkel in overweging op basis van zijn leeftijd en zijn onderscheidingsvermogen, naast andere elementen van het dossier (expertiseverslagen, maatschappelijk onderzoek enz.). Hij deelt de minderjarige mee dat zijn mening niet noodzakelijk een doorslaggevende invloed zal hebben op de beslissing van de magistraat.

De minderjarige kan in geen geval worden beschouwd als partij in het geding.

Nr. 12 VAN DE HEER DELPÉRÉE C.S.

Art. 2/3 (nieuw)

Een artikel 2/3 (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 2/3. In dezelfde afdeling 7/1, ingevoegd bij artikel 2/1, wordt een artikel 1004/2 ingevoegd, luidende :

« Art. 1004/2. De Koning stelt het model van informatieformulier voor de minderjarige vast. Het formulier vermeldt het recht om gehoord te worden door de rechter, de manier waarop het onderhoud plaatsvindt, het recht om een advocaat te raadplegen overeenkomstig artikel 508/26 en de manier waarop het onderhoud aanvaard of geweigerd wordt. ». »

Verantwoording

Het informatieformulier voor de minderjarige wordt door de Koning opgesteld zodat het in alle arrondissementen eenvormig is. Een bij koninklijk besluit opgesteld antwoordformulier wordt bij de informatie gevoegd zodat de minderjarige gemakkelijk kan reageren.

Nr. 13 VAN DE HEER DELPÉRÉE C.S.

Art. 7 (nieuw)

Een artikel 7 (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 7. In hoofdstuk IX van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 6, wordt een artikel 508/26 ingevoegd, luidende :

Art. 508/26. Op eenvoudig verzoek kan de minderjarige in het kader van de juridische eerste- en tweedelijnsbijstand als bedoeld in de artikelen 508/5 tot 508/18, vragen om bijgestaan te worden door een advocaat in elke gerechtelijke rechtspleging als bedoeld in artikel 1004/1, § 1, of in elke administratieve rechtspleging die hem aangaat. De advocaat wordt aangewezen door de stafhouder van de Orde van Advocaten of door het bureau voor juridische bijstand, waarbij zijn opleidingen of praktijkervaring in aanmerking worden genomen.

Het verzoek kan ook uitgaan van de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen, van het openbaar ministerie of van de rechter voor wie het geschil aanhangig is, behalve wanneer de minderjarige uitdrukkelijk afziet van de bijstand van een advocaat of wanneer hij een andere advocaat kiest. ». »

Verantwoording

De minderjarige kan zich laten bijstaan door een advocaat van zijn keuze of een advocaat die hem wordt toegewezen door de stafhouder.

Dankzij de bijstand van een raadsman kan de minderjarige begrijpen waar het om gaat bij het onderhoud, kan hij hierover gerustgesteld worden en kan hij alle vragen stellen die hem bezighouden.

Die advocaat mag niet de advocaat zijn van één van de ouders om belangentegenstelling te voorkomen. Het is wenselijk dat de advocaat een speciale opleiding in het jeugdrecht heeft genoten en een algemene vorming in kinderpsychologie. De Ordes zien toe op de kwaliteit van die opleiding.

Francis DELPÉRÉE.
Inge FAES.
Sabine de BETHUNE.
Zakia KHATTABI.
Christine DEFRAIGNE.
Philippe MAHOUX.
Martine TAELMAN.

Nr. 14 VAN DE HEER BOUSETTA C.S.

(Subamendement op amendement nr. 4)

Art. 2/3 (nieuw)

In het voorgestelde artikel 1004/2, een tweede lid invoegen, luidende :

« Het formulier vermeldt dat het verslag over het onderhoud bij het dossier van de rechtspleging wordt gevoegd, dat de partijen er kennis kunnen van nemen en dat de inhoud van dit verslag tijdens deze rechtspleging gebruikt kan worden. Er wordt eveneens gepreciseerd dat de rechter bij het horen van de minderjarige niet verplicht is zich te schikken naar de door de minderjarige geformuleerde verzoeken. »

Verantwoording

Men kan een minderjarige niet vragen zich te komen uitspreken over een zaak die hem aanbelangt, zonder hem vooraf mee te delen dat de partijen bij het proces — in dit geval meestal de ouders — kennis kunnen nemen van wat hij heeft gezegd en dus, later, zijn woorden kunnen gebruiken in het kader van het rechtsgeding om hun eigen stellingen te verdedigen.

Het is aangewezen dat de minderjarige hiervan volledig in kennis wordt gesteld vóór hij beslist al dan niet door de rechter te worden gehoord.

Die informatie moet dus samen met de uitnodiging worden verstrekt. Dit subamendement strekt er daarom toe die informatie in het voorziene uitnodigingsformulier op te nemen.

Ook dient de minderjarige, in het kader van eerlijke informatie, eraan te worden herinnerd dat de rechter hem zal horen, maar dat de rechter zich niet dient te schikken naar de desiderata van de minderjarige. Hij neemt een beslissing in het hoger belang van het kind, wat niet noodzakelijk overeenstemt met de wensen van het kind.

De minderjarige moet begrijpen dat de beslissing niet bij hem ligt, ook al maakt hij zijn wensen kenbaar, maar dat het de rechter is die beslist wat het beste is voor de minderjarige.

Hassan BOUSETTA.
Sabine de BETHUNE.
Christine DEFRAIGNE.
François DELPÉRÉE.
Inge FAES.
Zakia KHATTABI.
Bart TOMMELEIN.

Nr. 15 VAN MEVROUW de BETHUNE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 11)

Art. 2/2

In het voorgestelde artikel 1004/1, § 2, de laatste zin schrappen.

Verantwoording

Verbetering van de tekst.

Sabine de BETHUNE
Hassan BOUSETTA
Christine DEFRAIGNE
Francis DELPÉRÉE
Inge FAES
Zakia KHATTABI
Ahmed LAAOUEJ
Fatiha SAÏDI
Bart TOMMELEIN.

(1) Massager, N., « Chronique de jurisprudence : droit des personnes et des familles (1999-2004) », Les dossiers du JT, Larcier, Bruxelles, 2005, blz. 583.