5-69COM

5-69COM

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

Handelingen

WOENSDAG 11 MEI 2011 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken over «het indicatief samenwerkingsprogramma met Rwanda» (nr. 5-702)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Het laatste Indicatief Samenwerkingsprogramma met Rwanda liep tot 2010. In het voorbije jaar werden voorbereidingen getroffen voor een nieuw ISP.

In september 2010 werd, samen met andere donoren, een Division of Labour afgesproken in de geest van de Verklaring van Parijs, de Actieagenda van Accra en de Code of Conduct van de Europese Unie. Er waren vijf prioriteiten. Voor België resulteerde deze Division of Labour in gezondheidszorg, energie en decentralisatie als prioritaire sectoren. Voor onderwijs en justitie zou België optreden als stille partner via Sector Budget Support.

In het ISP 2007-2010 met Rwanda waren justitie, gezondheidszorg, onderwijs en rurale ontwikkeling de vier prioritaire sectoren. Dat betekent dus dat België zich voor het volgende ISP zal terugtrekken uit de sector landbouw. De sector justitie zou enkel nog worden ondersteund via de gedelegeerde samenwerking.

De verwijdering van België uit de sectoren justitie en landbouw zou volgens stemmen uit het middenveld niet toevallig zijn. Respectievelijk zouden onze kritische houding en onze keuze voor familiale landbouw in plaats van agro-industriële landbouw mee aan de basis liggen.

De wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische internationale samenwerking beperkt de rechtstreekse bilaterale samenwerking tot vijf sectoren, namelijk basisgezondheidszorg, onderwijs, landbouw, basisinfrastructuur en conflictpreventie en maatschappijopbouw.

Op 30 september 2010 heeft minister Michel als vertegenwoordiger van het Belgische EU-voorzitterschap in Kigali de nood aan vooruitgang op het vlak van democratisch bestuur benadrukt. De toenmalige minister van Ontwikkelingssamenwerking beklemtoonde ook het belangrijke werk dat nog moet worden verricht om de ongelijkheid tussen de stad en het platteland weg te werken en de armoede en de moedersterfte terug te dringen.

Wanneer is de voltooiing van het ISP en de Gemengde Commissie met Rwanda gepland? Dat zou zeer binnenkort zijn. Hoe motiveert men de keuze voor gezondheidszorg, decentralisatie en energie in de Division of Labour voor België, rekening houdend met criteria zoals de historische track record van België in Rwanda en onze deskundigheid ter zake?

Hoe wordt de keuze voor de sector energie gemotiveerd, aangezien deze sector niet behoort tot de wettelijke prioritaire sectoren van de bilaterale samenwerking? Ze valt dus buiten de kaderwet.

Stelt België naar analogie van het ISP met de DRC en Burundi ook met Rwanda een incentive tranche voor? Welke zijn de criteria?

Hoe zal het nieuwe ISP concreet tegemoetkomen aan de terechte bezorgdheden die uw voorganger heeft geuit inzake het gebrek aan democratische ruimte in Rwanda, de groeiende kloof tussen stad en platteland en de moedersterfte?

De heer Olivier Chastel, minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken. - De gemengde commissie ontwikkelingssamenwerking België-Rwanda komt normaliter op 18 mei 2011 in Kigali bijeen.

Om de effectiviteit van de ontwikkelingssamenwerking te verbeteren, streeft de Gedragscode van de Europese Unie (EU) naar een betere complementariteit tussen de donoren van de EU. Om het ownership hiervoor bij de begunstigde landen te leggen, nemen de partnerlanden best zelf de leiding in deze oefening.

België kreeg in dit akkoord uiteindelijk drie sectoren toegewezen: gezondheidszorg, decentralisatie en energie. België werd ook verzocht via een stilzwijgend partnerschap steun te verlenen aan de sectoren onderwijs en justitie.

Het is duidelijk dat de Belgische bijdrage een zekere knowhow en meerwaarde betekende in de sectoren waarin ons land actief was. Het is dan ook duidelijk dat de Belgische Ontwikkelingssamenwerking de nodige ervaring en kennis kan voorleggen in de drie geselecteerde sectoren.

Energie is niet echt een sector, maar wel een subsector van de sector basisinfrastructuur. Voor Rwanda is energie een van de 13 ontwikkelingssectoren. In de Division of Labour-oefeningen in de partnerlanden wordt doorgaans de sectorindeling gevolgd die is opgenomen in de Poverty Reduction Strategy Papers.

Net als in de DRC en Burundi overweegt België om ook in Rwanda een aanmoedigingsbedrag van 40 miljoen euro voor te stellen, waardoor de Belgische steun aan het land evenveel zou bedragen. De daadwerkelijke storting van dit bedrag wordt afhankelijk gemaakt van de realisatie van een reeks indicatoren. Daarvoor zouden criteria worden gehanteerd die verband houden met technocratisch bestuur en met democratisch bestuur.

Ik deel uiteraard de bezorgdheid van mijn voorganger over het gebrek aan democratische ruimte in Rwanda, de toenemende ongelijkheid tussen de steden en het platteland en de moedersterfte. Met betrekking tot de sector gezondheidszorg in Rwanda worden de drie genoemde punten in rekening genomen. Ook in ons volgend ISP 2011-2014 zal de nadruk liggen op de prioritaire steun voor de districten. Daarnaast zal België een bijdrage leveren aan het Capacity Development Pooled Fund, waarvan twee van de drie prioriteiten net te maken hebben met de gezondheid van moeders en kinderen, alsook met de decentralisatie van de basisgezondheidszorg.

De steun aan de sector decentralisatie heeft tot doel de beslissingen die op lokaal niveau worden genomen, aan te moedigen. Hiermee stappen we af van de toepassing van de top-downbesluitvorming door het centrale bestuur.

Tot slot was de steun voor de energiesector in het ISP 2004-2006 en het ISP 2007-2010 hoofdzakelijk bestemd voor het platteland, wat ook het geval is voor het toekomstige ISP 2011-2014. Een betere toegang of alleen al toegang tot elektrische stroom moet een stimulans zijn voor het diversifiëren van de economische activiteiten, zodat de kloof tussen de steden en het platteland kleiner wordt.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Mijnheer de minister, mag ik deze vraag aangrijpen om twee bekommernissen te uiten in verband met de opmaak van ISP's in onze bilaterale ontwikkelingssamenwerking?

De eerste betreft de Code of Conduct van de Europese Unie. Ik heb al vaak mijn bezorgdheid geuit over de slechte werking van die Code of Conduct. U zegt dat we het partnerland de bilaterale prioriteiten moeten laten bepalen. Het donorland heeft echter ook de verantwoordelijkheid ervoor te waken dat er op het Europese niveau een begeleiding is. Dat gebeurt vandaag niet of onvoldoende.

Vorige week hadden we in het parlement een interessante hoorzitting met vertegenwoordigers van Unesco, op initiatief van Plan International. De experts van Unesco wezen ons erop dat ook de donoren de verantwoordelijkheid hebben om de global picture te bewaken, zelfs in de sectoren waar ze niet zelf aan zet zijn. De Europese landen moeten de afspraken volgen. Vandaag gebeurt dat niet. Ik heb die bezorgdheid al geuit in het kader van de gezondheidszorg in Congo. Ik doe een oproep aan de staatssecretaris om de taakverdeling op Europees niveau beter af te spreken.

Mijn tweede bezorgdheid heeft ook betrekking op Rwanda. Bij de opmaak van de ISP's wordt de civiele maatschappij betrokken, zowel in het partnerland als in het eigen land. Er wordt echter nagelaten de parlementsleden daarbij te betrekken. Dat is voor ons nog geen groot probleem, maar het is des te belangrijk in het partnerland, met het oog op goed bestuur en de parlementaire controle op het beleid.

Het zou interessant zijn om voor de volgende ISP een experimentele procedure uit te werken, in samenwerking met het parlement. Deze commissie bracht in de vorige regeerperiode een bezoek aan Burundi, toen het ISP met Burundi net was afgesloten. We stelden vast dat het thema nooit op de agenda van het parlement in Burundi had gestaan en de parlementsleden waren ook niet op de hoogte van de bijdrage van België als bilaterale partner. Het is in de toekomst belangrijk de samenwerking met het parlement als parameter op te nemen. Ik herinner de voorzitter aan de vraag om een experiment in verband daarmee op te zetten.