5-37COM

5-37COM

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

Handelingen

DINSDAG 15 FEBRUARI 2011 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over «het vonnis omtrent de verantwoordelijkheid van de Belgische staat en enkele officieren voor de slachting in de Don Boscoschool tijdens de Rwandese genocide» (nr. 5-260)

De heer Luc Sevenhans (N-VA). - Tijdens de volkenmoord in Rwanda in 1994 zochten duizenden burgers een onderkomen op de campus van de Don Boscoschool. Een negentigtal Belgische blauwhelmen waren er gestationeerd om de bevolking te beschermen. Al snel kreeg de bevelvoerende luitenant Lemaire van zijn oversten, de kolonels Luc Marchal en Joseph Dewez, te horen dat hij de school moest verlaten en de terugtrekking moest aanvatten. Na de evacuatie van Don Bosco op 11 april 1994 vielen de milities aan en werden tweeduizend mensen vermoord.

Vorige week besloot een Brusselse rechter in een tussenvonnis dat België en de betrokken officieren verantwoordelijk zijn voor het onbeschermd achterlaten van de burgers en bijgevolg ook voor de massaslachting. De kans dat de officieren veroordeeld zullen worden is dus reëel. Het tussenvonnis is ook opmerkelijk, omdat het niet volgen van een bevel volgens mij gelijk staat met insubordinatie en strafrechterlijk vervolgd kan worden. De officieren bevinden zich met andere woorden tussen hamer en aambeeld.

Wat is de visie van Landsverdediging over deze gang van zaken? Welke lessen kunnen we eruit trekken? Zal Landsverdediging de militairen bijstaan? Welke stappen plant Landsverdediging wanneer de officieren veroordeeld zouden worden? Welke gevolgen kan dat hebben voor volgende buitenlandse operaties?

De heer Jurgen Ceder (VB). - Ik sluit me aan bij de vraag van collega Sevenhans. Aangezien het proces nog aan de gang is, vrees ik evenwel dat ik het antwoord van de minister al kan raden. Toch wil ik meedelen dat ik ongerust ben over de evolutie in dit proces.

Ik zet de omstandigheden van toen nog eens uiteen. De instructie van de Belgische regering was duidelijk: er dienden alleen westerlingen geëvacueerd te worden. Ten tweede lieten de rules of engagement de militairen nauwelijks toe zichzelf te verdedigen, met het bekende drama voor de tien blauwhelmen tot gevolg. Het gebruik van geweld om Rwandezen te beschermen was al helemaal uitgesloten. Ten derde had luitenant Lemaire geen andere keuze dan de instructie van de kolonels Marchal en Dewez om zich terug te trekken, uit te voeren. Mochten de Hutu's de Don Boscoschool plots bestormd hebben en de Belgische soldaten daarop niet gereageerd hebben, zou men dat kwalijk kunnen nemen. Zolang de soldaten aanwezig waren, gebeurde er echter niets. Hen treft dus geen schuld. Zelfs de kolonels hadden geen bewegingsruimte, want enkele dagen later beval de Belgische regering het volledige contingent terug te trekken.

Misschien hadden we de militaire rechtbanken beter niet afgeschaft. Dan zouden we nu niet in de situatie zitten waarin `fauteuilgeneraals' oordelen over militairen die zeer moeilijke beslissingen moesten nemen op zeer moeilijke momenten.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Net als collega Ceder was ik lid van de Rwandacommissie. We hebben daar zeer uitgebreid gepraat over het onderwerp waarover de vraag van de heer Sevenhans gaat. Het is waar dat de militairen in Rwanda bijzonder beperkte mogelijkheden hadden.

Toen zij nog in de Don Boscoschool aanwezig waren, is er echter geen aanval op burgers gepleegd. Eigenlijk heeft de uitspraak van de rechter niet zozeer betrekking op de militairen, dan wel op de Belgische Staat, die gefaald heeft ten aanzien van de militairen die onder VN-vlag naar Rwanda werden gestuurd. Uit het onderzoek is gebleken dat de politieke verantwoordelijkheid bijzonder groot is. Als de rechter ooit een veroordeling zou uitspreken tegen wie dan ook, zou de Belgische Staat zich solidair moeten verklaren, de verantwoordelijkheid op zich nemen en eventuele schadevergoedingen voor zijn rekening nemen. Men kan de schuld immers niet afschuiven op enkele militairen die onder VN-mandaat en de desbetreffende rules of engagement hebben gehandeld.

De heer Pieter De Crem, minister van Landsverdediging. - Op 8 december 2010 heeft de rechtbank van eerste aanleg te Brussel een tussenvonnis geveld in de burgerlijke procedures die werden ingesteld door slachtoffers van de Rwandese genocide die een schadevergoeding van de Belgische Staat vorderen voor de moordpartij die de genocidaires in de omgeving van de Don Boscoschool in Kigali hebben aangericht. De rechtbank heeft zich nog niet uitgesproken over de aansprakelijkheid van de Belgische Staat. De rechtbank heeft niettemin een, volgens de Belgische Staat en zijn advocaten, foutieve beslissing genomen over bepaalde vraagstukken en heeft besloten de film Shooting Dogs tijdens een zitting te vertonen. In overleg met de minister van Buitenlandse Zaken werd beslist hoger beroep aan te tekenen, zonder de eindbeslissing van de rechtbank van eerste aanleg af te wachten. Dat beroep werd op 7 februari 2011 aangetekend. De zaak werd aldus onmiddellijk in haar geheel aanhangig gemaakt bij het hof van beroep te Brussel. Door nu reeds hoger beroep aan te tekenen zal de procedure, in het belang van alle partijen, zo kort mogelijk zijn. De drie betrokken militairen, van wie er inmiddels twee buiten dienst zijn, krijgen in het kader van dit burgerlijk proces gratis rechtsbijstand van Landsverdediging. We moeten dus de verdere rechtsgang afwachten.

De heer Luc Sevenhans (N-VA). - Ik dank de minister, die volgens mij een goed initiatief heeft genomen. Zijn antwoord stelt mij gerust.