5-11COM | 5-11COM |
De voorzitter. - De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken, antwoordt.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ook ik betreur ten zeerste dat minister Michel hier niet aanwezig is. Van de drie vragen die ik voor hem had, dateren er twee van drie weken terug. Ik heb ze uitgesteld, omdat mij was gezegd dat minister Michel vandaag beschikbaar zou zijn, maar ik moet vandaag andermaal vaststellen dat niet hij, maar staatssecretaris Chastel mijn vragen zal beantwoorden. Ik vraag u, voorzitter, dat u het Bureau van de Senaat hiervan op de hoogte brengt namens de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. Er is namelijk op het Bureau twee keer meer dan een uur lang over deze kwestie onderhandeld, niet met één, maar met verschillende ministers. We zijn tot een compromis gekomen dat we de vragen om uitleg in de commissies zouden behandelen, zodat de ministers niet hun beurt moeten zitten afwachten zoals op de plenaire vergadering en wij de zekerheid en het genoegen krijgen dat we met de bevoegde minister van gedachten kunnen wisselen. Die afspraak is mij door de eerste minister herhaaldelijk bevestigd. En toch vervallen we in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging in de slechte gewoonte dat een staatssecretaris onze vragen komt beantwoorden, ook al houden we de hele tijd rekening met de agenda van de bevoegde minister. Het is niet mijn taak om de agenda van minister Michel te controleren, maar ik stel wel vast dat we hem dit najaar nog geen enkele keer in het parlement hebben gezien.
Deze werkwijze kan echt niet. Ze werpt veel vragen op bij de prerogatieven van de Senaat. In de Kamer zou de regering het alleszins niet moeten proberen om op die manier met de parlementsleden om te gaan. Ik vraag u dan ook dat u hiervan per brief melding bij het Bureau van de Senaat.
Geweld is voor vele kinderen overal ter wereld een dagelijkse realiteit. Volgens de organisatie Plan België worden elk jaar naar schatting 40 miljoen kinderen mishandeld.
Geweld tegen kinderen komt in België en Europa voor, maar zeker ook in het Zuiden. Tot op heden heeft het Belgische ontwikkelingsbeleid zich, wat het geweld tegen kinderen betreft, vooral gericht op de strijd tegen een aantal zeer extreme vormen, zoals het gebruik van kindsoldaten. Deze inspanningen zijn uiteraard zeer belangrijk. Miljoenen kinderen worden echter elke dag ook het slachtoffer van minder extreme, maar evenzeer schadelijke vormen van geweld die een inbreuk vormen op hun rechten.
Plan België voerde in 2009 campagne om de Belgische overheid ertoe aan te zetten ook werk te maken van dit dagelijkse geweld tegen kinderen in het Zuiden. Het thema is verschillende keren in de Senaat aan bod gekomen. Zo organiseerden we op 12 mei 2009 samen met de Kamer een hoorzitting met onder meer professor Pinheiro, auteur van het VN-rapport over geweld tegen kinderen. De Senaat keurde ook een resolutie goed die de regering oproept werk te maken van deze kinderrechtenschendingen. De resolutie roept de Belgische overheid onder meer op een ontwikkelingsbeleid te voeren dat haar partnerlanden aanmoedigt en actief ondersteunt om beschermende omgevingen te scheppen die alle kinderen beschermen tegen alle vormen van geweld en haar inspanningen niet te beperken tot specifieke groepen zoals kindsoldaten of kindarbeiders.
Ik weet dat de minister van Ontwikkelingssamenwerking van kinderrechten een prioriteit wil maken. Ik herinner me dat hij er in zijn beleidsnota 2010 zeer sterk de nadruk op legde. Ik weet ook dat hij de kwestie van de kinderrechten wil aangrijpen om een nieuwe invulling te geven aan zijn beleid. Daarom kreeg ik van de minister graag antwoord op volgende vragen.
Welke stappen heeft de Belgische overheid gedaan om te bestuderen hoe deze problematiek via haar verschillende kanalen van ontwikkelingssamenwerking kan worden aangepakt?
Welke zijn de conclusies van de overheid betreffende de mogelijkheden om de strijd tegen het dagelijks geweld aan te pakken via de verschillende kanalen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking?
Heeft de Belgische overheid sinds de publicatie van de beleidsnota al concrete initiatieven genomen om de strijd tegen dagelijks geweld in de praktijk aan te pakken?
Welke initiatieven zal de Belgische overheid via de verschillende kanalen van ontwikkelingssamenwerking nemen om de strijd tegen dagelijks geweld in de toekomst concreet aan te pakken?
De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken. - Ik lees het antwoord van de minister van Ontwikkelingssamenwerking.
In 2010 zijn de verschillende mogelijkheden in de strijd tegen dagelijks geweld tegen kinderen in het Zuiden verder benut en gefinancierd.
Allereerst zijn er de bijdragen in de algemene middelen van Unicef. Unicef is dé VN-organisatie bij uitstek die child protection als corebusiness heeft. Onder child protection valt ook bescherming tegen geweld op school of tegen geweld in de familiale omgeving. Unicef legt vooral de nadruk op het versterken van nationale mechanismen om kinderen te beschermen en op het ondersteunen van sociale veranderingen (zie Unicef Child Protection Strategy 2008). Meer concreet houdt dit bijvoorbeeld in dat Unicef kindvriendelijke scholen promoot; men wil scholen waar kinderen veilig zijn en niet hoeven te lijden onder geweld.
De bijdrage van de Belgische ontwikkelingssamenwerking aan de algemene middelen van Unicef is de afgelopen jaren toegenomen van 4 500 000 euro in 2008 tot 18 658 000 euro in 2009. In 2010 werd opnieuw een bijdrage van 18 670 000 euro betaald aan de algemene middelen van deze organisatie.
Ook via de budgetten voor humanitaire hulp werden projecten van Unicef gefinancierd die gericht zijn op het heropbouwen van structuren om kinderen te beschermen tijdens humanitaire noodsituaties of in landen in transitie. Een voorbeeld is een programma voor de bescherming van kwetsbare kinderen in Haïti, waarvoor in 2010 een bedrag van 2 695 720 euro werd vastgelegd. Ook hier ligt de nadruk vooral op het uitbouwen of heropbouwen van lokale systemen en structuren om kinderen te beschermen. Deze systemen gaan veel ruimer dan bescherming tegen dagelijks geweld, maar omvatten het wel.
Daarnaast is het ook mogelijk om via de basisallocatie Samenwerking met lokale organisaties van de civiele maatschappij rechtstreekse steun te geven aan organisaties van de civiele maatschappij in het Zuiden die werken rond de problematiek van dagelijks geweld tegen kinderen. In 2010 werd dit kanaal bijvoorbeeld gebruikt om in Marokko enkele projecten van ngo's te financieren die werken rond huiselijk geweld tegen vrouwen en kinderen.
Via de gouvernementele samenwerking werd in 2010 in Peru een lopend project voor het opzetten van lokale structuren voor preventie, assistentie en bescherming van slachtoffers van seksueel en familiaal geweld tegen vrouwen, kinderen en adolescenten verder gefinancierd en uitgevoerd.
In het kader van de discussies met de autoriteiten van onze partnerlanden, met name bij de voorbereiding van de Indicatieve Samenwerkingsprogramma's, wordt de kwestie van het respect van de rechten van het kind en van de strijd tegen het dagelijkse geweld tegen kinderen regelmatig behandeld en door de betrokken partijen van nabij gevolgd.
Daar de regering sinds april 2010 een regering lopende zaken is, is het moeilijk om te antwoorden op uw vraag over initiatieven die de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in de toekomst zal nemen.