5-21/1

5-21/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2010

16 AUGUSTUS 2010


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 3 van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, inzake euthanasie bij minderjarigen

(Ingediend door de heer Alexander De Croo c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 16 september 2008 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-920/1 - 2007/2008).

De wet van 28 mei 2002 betreffende euthanasie die op 20 september 2002 in werking is getreden, laat euthanasie toe bij ongeneeslijke zieke, bewuste patiënten met ondraaglijke pijn.

De wet biedt enerzijds de patiënt de bescherming en garantie op een milde, humane dood. Anderzijds schept zij ook rechtszekerheid voor de arts die de euthanasie uitvoert.

Samen met de wet die het recht op euthanasie waarborgt voor meerderjarigen, werd de wet van kracht die in degelijke palliatieve zorg voorziet.

Vandaag moeten we echter besluiten vanuit de praktijk dat de huidige wetgeving onvolkomenheden bevat die verduidelijking vragen en specifieke aanpassingen vergen.

We kunnen dan ook enkel concluderen dat onder meer volgend element aangepast moet worden.

De huidige wetgeving richt zich tot wilsbekwame individuen. Dit houdt in dat enkel personen die meerderjarig zijn, inclusief de ontvoogde minderjarigen, die wilsbekwaam zijn of een wilsbeschikking hebben geschreven, in aanmerking komen voor het indienen van een aanvraag tot euthanasie.

Aangezien er geen minimumleeftijd staat op ongeneeslijke ziektes noch op pijn, lijkt het dan ook aangewezen de huidige wet op onder andere dit vlak aan te passen. We kunnen dus constateren dat de huidige leeftijdsgrens en behandeling met andere woorden volledig arbitrair is.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Volgens schattingen zouden er ongeveer tussen de 100 en de 200 kinderen per jaar sterven aan een terminale aandoening. Van deze groep vraagt een kleine minderheid euthanasie. Maar sommige situaties zijn zo schrijnend dat zelfs voor één kind een aanpassing zou moeten plaatsgrijpen (1) .

Onder de leeftijd van 18 jaar zijn kinderen wettelijk wilsonbekwaam maar zijn ze vaak wel in staat om de gegeven informatie over hun medische aandoeningen, inclusief diagnose en behandeling en mogelijk prognose, te begrijpen. De praktijk leert ons immers dat kinderen die zich in een uitzichtloze situatie bevinden een grote mate van maturiteit hebben, zeker ten opzichte van andere gezonde kinderen.

Het trekken van een leeftijdsgrens is bijgevolg een absoluut arbitraire aangelegenheid. Iemand die juist onder de leeftijdsgrens zit, zou evengoed euthanasie moeten kunnen vragen als de voorwaarden daartoe vervuld zijn. Een kind kan immers even uitzichtloos lijden als een volwassene en zich ook ten volle bewust zijn van de problematiek van euthanasie.

We kiezen hier niet voor een expliciete vermelding van een leeftijdskeuze, maar wel voor de invoering van het begrip « oordeelsvermogen ». Meestal wordt 12 jaar beschouwd als de leeftijd waarop jongeren « oordeelsvermogen » bezitten. Zoals gezegd zien we evenwel ook dat bij kinderen die uitzichtloos lijden hun maturiteit veel vroeger aanvangt en dat kinderen onder 12 jaar eveneens oordeelsvermogen bezitten.

De wijziging die hier doorgevoerd wordt, heeft enkel betrekking op minderjarigen die zich bewust zijn en heeft dus geen betrekking op de situaties waarbij men zijn wil niet meer kan uiten.

In een advies van maart 2002 spreekt het Kinderrechtencommissariaat zich trouwens ook uit in gelijkaardige zin. Zo stelt het onder meer : « Hoe dramatisch en zeldzaam ook, minderjarigen kunnen eveneens in een situatie komen waarin een vraag tot euthanasie gerechtvaardigd kan zijn. Wanneer de wetgever dit voor volwassenen mogelijk maakt, onder bepaalde voorwaarden, moeten ook minderjarigen in een zelfde situatie de mogelijkheid tot een menswaardig sterven hebben. In dergelijke omstandigheden, en beperkt tot wilsbekwamen, speelt de objectieve leeftijd een secundaire rol (2) . Andere passages die interessant zijn : « Het Kinderrechtencommissariaat is hier wel van oordeel dat zeer terughoudend moet worden opgetreden wat betreft de positie van wilsonbekwamen of minderjarigen zonder oordeelsvermogen. » (3) Wat betreft minderjarigen die in staat zijn tot een redelijke afweging van hun belangen, mag de mogelijkheid van euthanasie niet worden uitgesloten. » (4)

Ook de Orde van geneesheren spreekt zich in een recent advies in gelijkaardige bewoordingen uit : « De medische deontologie staat voor dat de mentale leeftijd van een patiënt belangrijker is dan zijn kalenderleeftijd. » (5)

Derde steunpunt voor deze gedachtegang is het artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind dat het volgende stelt : « 1. De Staten die partij zijn, verzekeren het kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en rijpheid. »

Om de rol van de ouders niet te miskennen met betrekking tot het (beperkt) recht van de minderjarige om euthanasie te vragen, wordt aan hun mening ook een zeker belang gehecht. Ook die stelling is in overeenstemming met het eerder aangehaalde advies van het Kinderrechtencommissariaat : « Bij deze beslissing moeten de ouders (of de voogd) worden betrokken, doch evenwel zonder hen het uiteindelijke beslissingsrecht toe te kennen. » (6) Concreet zou er een onderscheid gemaakt worden vanaf de leeftijdsgrens van 16 jaar. Indien de minderjarige jonger is dan 16 jaar, dient de behandelende arts de toestemming van het kind en de ouder(s) of voogd te vragen. Indien de minderjarige ouder is dan 16 jaar, dient de behandelende arts het niet-bindend advies te vragen aan de ouder(s) of voogd, het beslissingsrecht zelf blijft in dat geval wel bij de minderjarige zelf liggen.

Alexander DE CROO
Bart TOMMELEIN
Nele LIJNEN
Martine TAELMAN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 3 van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º paragraaf 1, eerste streepje, wordt vervangen als volgt :

« — de patiënt een meerderjarige is die handelingsbekwaam is of een minderjarige is die tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat wordt geacht, en die bewust is op het ogenblik van zijn verzoek; »;

2º paragraaf 2 wordt aangevuld met een 7º, luidende :

« 7º indien het een minderjarige betreft die de leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt en die tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat wordt geacht, worden de ouders of de ouder die het gezag over de minderjarige uitoefent dan wel de voogd, om toestemming gevraagd, naast de vereiste toestemming van de minderjarige zelf. Indien het een minderjarige betreft die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt en die tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat wordt geacht, wordt van de ouders of de ouder die het gezag over de minderjarige uitoefent dan wel de voogd, om een niet-bindend advies gevraagd. Het uiteindelijke beslissingsrecht blijft echter bij de minderjarige liggen die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt. ».

20 juli 2010.

Alexander DE CROO
Bart TOMMELEIN
Nele LIJNEN
Martine TAELMAN.

(1) Van Sweevelt, Th., « De euthanasiewet : de ultieme bevestiging van het zelfbeschikkingsrecht of een gecontroleerde keuzevrijheid ? », T. Gez., 2003, blz. 234.

(2) Advies « Euthanasie en minderjarigen » van het Kinderrechtencommissariaat van maart 2002 naar aanleiding van het wetsvoorstel betreffende de euthanasie, stuk Kamer, nr. 50-1488, blz. 10.

(3) Ibid., blz. 10.

(4) Ibid., blz. 10.

(5) Orde van geneesheren, Advies betreffende palliatieve zorg, euthanasie en andere medische beslissingen omtrent het levenseinde, 22 maart 2003.

(6) Advies « Euthanasie en minderjarigen », l.c., blz. 10.