4-119

4-119

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 1 APRIL 2010 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Begroting, Migratie- en asielbeleid, Gezinsbeleid en Federale Culturele Instellingen over «de werking van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen» (nr. 4-1651)

De voorzitter. - De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken, antwoordt.

Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). - Enige tijd geleden vernam ik van een gemeentebestuur dat het problemen ondervindt met de werking van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV).

De RVV werd opgericht door de wet van 15 september 2006 en treedt op als enige beroepsinstantie in asieldossiers en in dossiers betreffende vreemdelingenrecht. Vooral deze laatste dossiers zijn van belang voor de gemeenten. De RVV beschikt in deze dossiers echter over een beperkte bevoegdheid: hij kan de genomen beslissingen alleen vernietigen op grond van een mogelijke schending van procedureregels.

Sinds de oprichting van de RVV worden sommige gemeenten geconfronteerd met een aantal procedurele problemen die hun werking met de Raad bemoeilijken. Zo moeten ze als verweerder bij een annuleringsberoep binnen acht dagen na kennisgeving het administratief dossier aan de griffier van de RVV bezorgen. De praktijk leert echter dat dit een zeer korte termijn is.

Daarnaast zijn de lokale overheden verplicht om zelf of vertegenwoordigd aanwezig te zijn op de zitting, zo niet wordt ervan uitgegaan dat ze met het beroep instemmen. Een dergelijke aanwezigheid heeft echter niet altijd veel nut. Zo is er meestal geen inhoudelijk debat en duurt een zitting vaak niet meer dan een paar minuten. De lokale overheden worden wel verplicht zelf te gaan of een advocaat te sturen.

De (bijna-)verplichting telkens een advocaat te sturen, kost de lokale overheden veel geld. Er is immers in geen rechtsplegingvergoeding voorzien, waardoor de gemeenten de gedane kosten niet kunnen recupereren. Bovendien is de drempel om een beroep in te stellen zeer laag.

Weet de staatssecretaris dat sommige lokale overheden met bovenvermelde problemen kampen? Acht de staatssecretaris het opportuun om de termijn van acht dagen waarbinnen de gemeente bij een annuleringsberoep het administratieve dossier aan de griffier moet bezorgen, te herzien? Is de staatssecretaris van mening dat de lokale overheden altijd vertegenwoordigd moeten zijn tijdens de zittingen? Is hij bereid om die verplichting eventueel te herzien gezien het verloop van de meeste zittingen? Is de staatssecretaris van mening dat in een rechtsplegingvergoeding moet worden voorzien, zodat de lokale overheden hun kosten eventueel kunnen recupereren? Zal de staatssecretaris met de VVSG over deze problematiek overleggen?

De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken. - Ik lees het antwoord van de staatssecretaris voor Migratie en Asielbeleid.

Ik was niet op de hoogte van de problemen waarnaar mevrouw Lanjri verwijst.

Artikel 39/81, tweede lid, van de Vreemdelingenwet, zoals ingevoegd bij artikel 4 van de wet van 23 december 2009, bepaalt dat de verwerende partij de griffier, binnen de acht dagen na de kennisgeving van het beroep, het administratief dossier bezorgt, waarbij ze een nota met opmerkingen kan voegen.

Artikel 39/59, §1, eerste lid, van dezelfde wet bepaalt wat gebeurt als de verwerende partij dat niet doet. Die bepalingen gelden voor alle verwerende partijen en dat ongeacht welke overheid haar beslissing moet verdedigen.

De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen wijst de administratieve overheid, die de voor het rechtscollege bestreden beslissing heeft genomen, als verwerende partij aan. Die overheid is het best geplaatst om haar eigen verdediging waar te nemen. Het is logisch dat de gemeente als verwerende partij optreedt inzake materies waarin ze krachtens de vreemdelingenwet over beslissingsbevoegdheid beschikt.

Het is niet aan te bevelen voor de gemeenten andere verweringstermijnen vast te leggen. Het is gebruikelijk dat voor een rechtscollege de partijen met dezelfde hoedanigheid over dezelfde termijnen beschikken. Bij de toekenning van aparte verweertermijnen moet rekening worden gehouden met hogere rechtsnormen zoals het gelijkheidsbeginsel.

Artikel 39/59, §2, van de Vreemdelingenwet bepaalt dat zowel de verwerende als de verzoekende partij ter terechtzitting moet verschijnen of vertegenwoordigd moet zijn. De ratio legis van de bepaling is dat geen verstekprocedure mogelijk is. Wanneer de verwerende partij niet verschijnt of niet vertegenwoordigd is, wordt ze dan ook geacht met het beroep in te stemmen. Ik herhaal nogmaals dat het niet aan te bevelen is om voor de gemeenten in een specifieke uitzondering te voorzien.

De regelgeving van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen met betrekking tot de rechtsplegingsvergoeding is dezelfde als die van andere administratieve rechtscolleges, zoals de Raad van State. De regels van het Gerechtelijk Wetboek zijn niet van toepassing op de Raad van Vreemdelingenbetwistingen.

Ik ben bereid de procedure toe te lichten aan de VVSG, maar ik wil de procedure niet ingewikkelder maken door specifieke termijnen vast te leggen voor bepaalde overheden en ik wil evenmin de proceduretermijnen verlengen.

Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). - Het is alleszins positief dat de staatsecretaris bereid is met de VVSG over de problematiek te overleggen. Ik weet namelijk dat ook andere gemeenten het probleem hebben aangekaart en dat ze bezig zijn een standpunt te bepalen. Een dialoog lijkt me dan ook wenselijk.

Ik begrijp uiteraard dat de rechtspraak zo eenvormig mogelijk moet zijn en dat in de verschillende procedures dezelfde termijnen moeten gelden. Het is ook niet mijn bedoeling procedures nodeloos te rekken. Wel heb ik begrip voor de gemeentebesturen, die om de haverklap aanwezig moeten zijn op zittingen die inhoudelijk vaak echt niets betekenen. Daarvoor moeten we een andere oplossing vinden.

De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

Ik dank het personeel en wens iedereen een aangename, rustige en zonnige vakantie.

De volgende vergaderingen vinden plaats op donderdag 22 april om 10 en om 15 uur.

Ik neem aan dat de Senaat vertrouwen zal schenken aan de voorzitter en aan het Bureau om de agenda van de volgende vergadering vast te leggen. (Instemming)

(De vergadering wordt gesloten om 20.55 uur.)