4-119 | 4-119 |
De voorzitter. - De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken, antwoordt.
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). - Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen genieten een beschermingsstatuut voor de periode dat ze minderjarig zijn. Op hun achttiende verjaardag verandert er evenwel veel. Dit schept vaak problemen.
Zo signaleerde mij onlangs een school dat niet-begeleide minderjarige vreemdelingen midden in het schooljaar dat ze achttien jaar worden, plots geen recht meer hebben op een voogd, dakloos worden en verplicht worden het land te verlaten. Dit is volgens mij geen goede zaak. Het spreekt voor zich dat er bepaalde regels gelden en dat de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen niet van hun beschermingsstatuut kunnen blijven genieten wanneer ze meerderjarig worden. Ik stel evenmin de noodzaak van een uitwijzingsbeleid in vraag. Mensen zonder papieren die geen regularisatie- of andere procedure lopen hebben om hun verblijf legaal te maken, moeten inderdaad het land verlaten. De terugkeer dient bij voorkeur vrijwillig en onder begeleiding te gebeuren en verdient eigenlijk bijkomende middelen.
Een jongere midden in het schooljaar de studies laten afbreken en sommeren het land te verlaten, vind ik een stap te ver. Het gaat tenslotte om kwetsbare jongeren die hier verblijven zonder hun ouders. Het volgen van onderwijs is voor die jongeren immers even noodzakelijk als voor alle andere kinderen.
Daarom moeten we ervoor zorgen dat de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen hun schooljaar altijd kunnen afmaken, ook al worden ze achttien jaar tussen september en juni van dat jaar. In de huidige situatie mogen ze hun schooljaar alleen afronden als ze achttien worden in het derde semester.
Is de staatssecretaris op de hoogte van het feit dat sommige niet-begeleide minderjarige vreemdelingen in het midden van het schooljaar het bevel krijgen het grondgebied te verlaten en bijgevolg geen voogd, opvang of dak boven hun hoofd meer hebben en zonder meer hun studiejaar moeten afbreken?
Wat is de mening van de staatssecretaris hierover? Is hij bereid een regeling te treffen opdat deze jongeren steeds hun schooljaar kunnen afmaken en tijdens die periode ook hun opvang en voogd niet verliezen? Welke maatregelen zal de staatssecretaris hiertoe nemen?
De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken. - Ik lees het antwoord van de staatssecretaris voor Migratie- en asielbeleid.
In de wet van 15 december 1980 werd niet bepaald dat een beslissing tot weigering van verblijf wordt opgeschort, enkel en alleen wegens schoolbezoek.
Wat de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV's) betreft, is het onderzoek van de aanvraag door de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) gericht op het zoeken naar een duurzame oplossing voor de minderjarige. Daarbij is de eerste doelstelling niet de mogelijkheid om een studie voort te zetten. Te dien einde wijdt de wet van 15 december 1980 een volledig hoofdstuk aan het studentenstatuut. Dat hoofdstuk bepaalt duidelijk de criteria voor de toekenning, de opvolging en de intrekking van dit statuut. De NBMV's zijn natuurlijk ook leerlingen, een gevolg van de schoolplicht die geldt voor alle kinderen die zich op het Belgisch grondgebied bevinden. In dat opzicht verschillen de NBMV's niet van de andere buitenlandse minderjarigen voor wie op elk moment van het jaar ook een beslissing tot weigering van verblijf kan worden genomen.
De DVZ houdt rekening met het element `schoolgaan' voor alle kinderen, meer in het bijzonder voor de NBMV's. Daarbij wordt rekening gehouden met drie wezenlijke elementen: 1) de periode van het schooljaar: gaat het om het begin of het einde van het schooljaar?
2) gaat de leerling al sinds het begin van het schooljaar naar school?
3) zijn de resultaten van het schoolbezoek van de leerling al dan niet positief?
Wanneer een minderjarige een aanvraag indient om de beslissing tot weigering van verblijf tot het einde van het schooljaar uit te stellen, stemt de DVZ daarmee in. De DVZ doet dit echter niet uit eigen beweging. Toch is enige nuance hier op zijn plaats, want de meeste NBMV's worden niet geconfronteerd met deze problematiek.
Indien wordt geoordeeld dat het verblijf in België een duurzame oplossing is, worden de NBMV's in het bezit gesteld van een verblijfsdocument dat niet vervalt op hun verjaardag. Het NBMV-statuut vervalt wanneer de leeftijd van 18 jaar wordt bereikt, maar het verblijfsdocument blijft ook nadien geldig en kan worden verlengd, ook wanneer de betrokkenen volwassen zijn.
De DVZ is niet bevoegd voor de opvang en de voogdij.
Wat het verblijf betreft, is de DVZ van mening dat de huidige praktijken niet moeten worden veranderd. Ze beantwoorden immers aan de wettelijke en reglementaire voorschriften en houden rekening met individuele gevallen volgens de hierboven beschreven criteria. Deze criteria zijn transversaal voor alle diensten van de DVZ. Daardoor worden de gelijkwaardigheid van de verschillende statuten en een gelijke behandeling gegarandeerd, ongeacht de leeftijd van het kind. Deze criteria zijn immers niet alleen van toepassing op de minderjarigen die in de loop van het jaar meerderjarig worden, maar op iedereen.
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). - Ik begrijp dat de staatsecretaris zich door zijn diensten laat adviseren, in dit geval door de DVZ. Hoewel ik de mening had willen kennen van de staatsecretaris, geeft het antwoord alleen het standpunt weer van de DVZ. Ik heb dus geen politiek antwoord gekregen. De DVZ handelt uiteraard binnen de bestaande wetgeving. Moet de wet echter niet worden aangepast als we zien dat een jongen midden in het jaar niet langer een beroep kan doen op zijn voogd? Ik zie mij genoodzaakt mijn vraag opnieuw te stellen om dan een politiek antwoord te krijgen.